week 6 Flashcards

1
Q

expliciet vs. impliciet geheugen

A

Expliciet geheugen bestaat uit herinneringen waarvan we ons bewust zijn zijn en waarover we kunnen praten (retrospectief en prospectief geheugen). Impliciete herinneringen zijn herinneringen die we ons niet bewust herinneren, zoals het leren van ervaringen en vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vormen van expliciet geheugen

A
  • episodisch geheugen: geheugen dat persoonlijke ervaringen opslaat. Vooral actief in de rechter hemisfeer
  • semantisch geheugen: geheugen voor feitelijke informatie. Vooral actief in de linker hemisfeer
    Zo’n beetje alle episodische herinneringen bevatten semantische componenten, voornamelijk in autobiografisch geheugen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vormen van impliciet geheugen

A
  • procedureel geheugen: geheugen van hoe je geleerde vaardigheden kunt uitvoeren
  • herhaling-priming: ervaringen uit het verleden hebben onbewust invloed op het heden (propagandaeffect, klassieke conditionering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

codering

A

Proces van het verwerven van informatie en het overbrengen ervan naar het langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

retrieval

A

Proces van het overbrengen van informatie van het langetermijngeheugen naar het werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitgebreide repetitie vs. onderhoudsrepetitie

A

Uitgebreide repetitie is het onthouden van iets door na te denken over de betekenis ervan of het maken van associaties met andere informatie. Bij onderhoudsrepetitie worden geen verbanden gelegd tussen informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verwerkingstheorie

A

De kwaliteit van het geheugen hangt afval de diepte van verwerking. Diepe verwerking gaat gepaard met veel aandacht voor betekenis, ondiepe verwerking gaat gepaard met weinig aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

matching omstandigheden van ophalen en omstandigheden van codering

A
  • specificiteit van de codering: informatie wordt samen met de context gecodeerd
  • leren op basis van stemming: leren dat wordt geassocieerd met een bepaalde interne staat
  • overdrachtsgeschikte verwerking: ophalen van informatie gaat beter wanneer dezelfde cognitieve taken betrokken zijn bij het coderen en het ophalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

consolidatie

A

Proces dat nieuwe herinneringen transformeert van een fragiele staat naar een meer permanente staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

synaptische vs. systeem consolidatie

A

Synaptische consolidatie is op neuron level, van de ene naar de andere neuron via de synaps. Hierdoor wordt de connectie tussen neuronen versterkt (neurons that fire together, wire together), wat resulteert in versterking op lage termijn. Systeem consolidatie omvat de reorganisatie van neurale circuits in het brein (interactie tussen systemen). De hippocampus heractiveert de initiële ervaring, verspreid door het brein. Er zijn twee theorieën: standaard consolidatiemodel en multiple trace model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

standaard consolidatiemodel

A

Het ophalen van het geheugen is afhankelijk van de hippocampus tijdens de consolidatie, maar na de consolidatie is slechts de cortex verantwoordelijk voor het ophalen.
1. herinnering is opgeslagen in hippocampus, gebieden in de cortex hebben bepaalde componenten van de herinnering (visueel, spatial)
2. consolidatie door heractivatie door de hippocampus
3. ervaring staat op zichzelf in de neocortex
(check de mooie tekening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

multiple trace model

A

Hippocampus is betrokken bij zowel consolidatie als het ophalen van het episodische geheugen, maar niet voor semantisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

reconsolidatie

A

Proces waarbij een herinnering opnieuw wordt geconsolideerd naast het uit het geheugen is opgehaald. Herinnering wordt terug gebracht naar een fragiele staat tijdens het ophalen, waardoor we in staat worden gesteld herinneringen bij te werken, veranderen of vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

basisvormen van leren

A

Stimulus-respons leren, motorisch leren, perceptuele leren, relationeel leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stimulus-respons leren

A

Leren om zich op een bepaalde manier te gedragen als er een bepaalde prikkel aanwezig is. Het gaat om het leggen van verbindingen tussen circuits die betrokken zijn bij de waarneming en de beweging (Pavlov-effect; geconditioneerde respons).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

motorisch leren

A

Leren uitvoeren van nieuwe motorische handelingen als reactie op een zintuigelijke stimulans vanuit de omgeving. Onderdeel van stimulus-respons leren. Basale ganglia speelt een grote rol.

17
Q

perceptueel leren

A

Leren herkennen van prikkels die eerder zijn waargenomen, waardoor objecten kunnen worden herkend en gecategoriseerd. Dit veroorzaakt veranderingen in de zintuigelijke associatie cortex. Hippocampus speelt geen rol.

18
Q

relationeel leren

A

Leren van de relatie tussen individuele stimuli (expliciet geheugen).

19
Q

anterograde vs. retrograde amnesie

A

Anterograde amnesie is moeite om nieuwe informatie te leren; kan worden veroorzaakt door schade aan temporale kwabben (hippocampus). Retrograde amnesie is het onvermogen om de gebeurtenissen die zich voor het hersenletsel voordeden te herinneren.

20
Q

Korsakoff’s syndroom

A

Ernstige vorm van anterograde amnesie , meestal veroorzaakt door chronisch alcoholmisbruik.

21
Q

Hebb-regel

A

Wanneer een synaps herhaaldelijk actief wordt op ongeveer hetzelfde moment dat het postsynaptische neuron vuurt, zal er verandering plaats vinden in de structuur of de chemie van de synaps. Deze verandering versterkt de synaps en de productie van exciterende postsynaptische potentialen is waarschijnlijker: neurons that fire together, wire together.

22
Q

langdurige versterking (long-term potentiation, LTP)

A

Toename van de omvang van de exciterende postsynaptische potentialen in de postsynaptische neuronen. Versterking treedt op wanneer moleculen van de neurotransmitter zich binden met postsynaptische receptoren die zich bevinden in een al gedepolariseerde stekel. Vereist twee gebeurtenissen.

23
Q

twee gebeurtenissen van langdurige versterking

A
  1. activering van synapsen; presynatisch neuron moet vuren (actief axon; afscheiden van glutamate in de cleft)
  2. depolarisatie van het postsynaptische neuron