week 1 Flashcards
fysiologische chronometry
Volgens Johannes Müller was zenuw conduction velocity eindeloos snel en onze spirituele “lebenskraft”. Volgens Von Helmholtz lag zenuw conduction velocity ongeveer rond 60 m/s (mens)
generalisatie vs. reductie
Generalisatie verwijst naar verklaringen van algemene wetten die tot stand zijn gekomen door middel van experimenten. Reductie verwijst naar verklaringen van complexe fenomenen.
dualisme vs. monisme
Dualisme stelt dat de geest en het lichaam gescheiden zijn. Monisme stelt dat alles in het universum bestaat uit materie en energie en dat de geest slechts een fenomeen is dat door het zenuwstelsel wordt geproduceerd.
experimentele ablatie
Onderzoeksmethode die bestaat uit het verwijderen van verschillende hersendelen bij dieren en het daarna observeren van het gedrag. Zo konden functies worden gekoppeld aan het verwijderde hersendeel
functionalisme
Overtuiging dat eigenschappen van organismen specifieke functies hebben. We kunnen het doel van de fysiologische mechanismen niet benoemen, maar wel hun functies.
evolutieproces
geleidelijke verandering in de structuur en fysiologie van de soorten als gevolg van natuurlijke selectie
centrale zenuwstelsel vs. perifere zenuwstelsel
Czs bestaat uit hersenen en het ruggenmerg. Pzs bestaat uit de zenuwen en de meeste zintuigelijke organen.
sensorische neuronen vs. motor neuronen
Sensorische neuronen verzamelen zintuigelijke informatie. Motor neuronen controleren bewegingen. Beide zijn onderdeel van het pzs.
interneuronen
Neuronen die zich tussen de sensorische en motorische neuronen bevinden binnen het czs.
lokale vs. relay interneuronen
Lokale analyseren kleine stukjes informatie. Relay verbinden circuits van lokale interneuronen.
dendrieten
Detecteren chemische signalen van omliggende neuronen om de communicatie tussen neuronen te vergemakkelijken. Ze zijn kort en vertakt.
cellichaam
Informatie van de dendrieten wordt hier verzameld en geïntegreerd.
axon
Via axonen worden elektrische impulsen gestuurd van het cellichaam naar de aansluitknoppen. Lang, dun, en kunnen worden bedekt met myelineschede.
anterograde vs. retrograde axoplasmatisch transport
Anterograde is beweging van het cellichaam naar de terminale knoppen en wordt uitgevoerd met kinesine. Retrograde is de beweging van de terminale knappe naar de Soma en wordt uitgevoerd door dyeine.
ribosomen
Structuren die het mRNA vertalen naar eiwitten, ofwel translatie.
enzymen
Eiwitten die de chemische structuren van een cel aansturen door chemische reacties te controleren en als katalysator te werken.
ruw vs. glad endoplasmatisch reticulum
Ruw bevat ribosomen die eiwitten produceren die bestemd zijn om te worden getransporteerd. Glad biedt kanalen voor de scheiding van moleculen die betrokken zijn bij cellulaire processen.
Golgi-apparaat
Biedt kanalen voor de scheiding van moleculen, dient als inpakker, produceert lysosomen.
lysosomen
Organellen die enzymen bevatten die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van het restproduct.
gliacellen
Omgeven neuronen in het czs, houden ze op hun plaats, controleren hun toevoer van voedingsstoffen, isoleren neuronen van elkaar en verwijderen dode neuronen. Drie belangrijkste soorten zijn astrocysten, oligodendrocyten en microglia.
astrocyten
stervormige cellen die fysieke ondersteuning bieden aan neuronen, dode cellen schoonmaken door fagocytose, chemicaliën produceren, de chemische samenstelling controleren en voedingsstoffen leveren.
oligodendrocyten
ondersteunen axonen en produceren de myelineschede, waardoor signalen snel over het axon reizen.
microglia
Kleinste glijcellen, fungeren als fagocyten en beschermen de hersenen tegen binnendringende micro-organismen.
Schwann cellen
Levert myeline aan één axon in het pzs, waarbij het axon is omgeven door de gehele Schwann cel. Verteren bij schade de dode axonen en begeleiden nieuwe groep van axonen.
hyperpolarisatie
De binnenzijde van een axon is negatiever geladen dan de buitenzijde