Week 6 Flashcards

1
Q

Wat is een belangrijk meetinstrument om een globale indruk te krijgen van de cognitieve functies bij mensen met dementie?

A

MiniMentalStateExamination

Score lager dan 23: extra onderzoek cognitief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De verschillende fases van dementie volgens de global deterioration Scale van Reisberg

A

1 –> geen cognitieve achteruitgang en normaal functioneren.
2 –> zeer licht cognitieve achteruitgang
3 –> licht cognitieve achteruitgang, het begin van dementie.
4 –> matig cognitieve achteruitgang
5 –> matige tot ernstige cognitieve achteruitgang
6 –> ernstige cognitieve achteruitgang
7 –> zeer ernstige cognitieve achteruitgang en eindstadium dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we de ‘aandoening’ waarbij iemand tijdelijk verward is

A

Delier/ delirium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een delier/delirium

A

Voorbijgaand syndroom
wisselend gedaald bewustzijn
Stoornis in aandacht en cognitieve functies
Verhoogt of vermindert psychomotorische activiteit
Vertoond slaap/waak ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling van delier

A

Omgevingsaanpassingen
Uitleg aan omgeving
Antipsychoticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dementiesyndroom stoornissen in, leidend tot en syndroom met?

A

Korte en lange termijn geheugen
Abstractievermogen
Oordeelsvermogen
Andere hogere corticale functies

Leidend tot ernstige verstoring in dagelijks functioneren

Syndroom met verschillende oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ziekte van Alzheimer risicofactoren

A

Leeftijd, familiaire predispositie, syndroom van down, parkinson en hersentrauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ziekte van Alzheimer pathologie

A

Algehele atrofie hersenen
Neurofibrillaire degeneratie
Plaques

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vasculaire dementie risicofactoren

A

Leeftijd, hypertensie, atrium fibrillatie, risicofactoren van arterosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vasculaire dementie pathologie

A

Ontstaan van kleine herseninfarcten rondom de stamganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschil Alzheimer en vasculaire dementie

A

Alzheimer ontstaat door ophoping eiwitten, geleidelijke achteruitgang, eerst geestelijk achteruit en dan pas lichamelijk en minder ziekteinzicht.
Vasculaire dementie ontstaat door herseninfarcten/bloedingen, snellere stapsgewijze achteruitgang, gelijktijdig geestelijk en lichamelijk en langer bewust van achteruitgang door grillig ziekteverloop, somberheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lewy-body dementie

A

Apart soort dementie met aanwezigheid van lewy body lichaampjes in de hersenen.
Voorkomend bij ziekte van parkinson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lewy-body dementie symptomen

A

Wisselende verwardheid
Gestoorde aandachtsfunctie
Extrapyrimidale verschijnselen
Hallucinaties en visuele mispercepties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Frontotemporale dementie symptomen

A

Apart soort dementie.
Famillair
Gedragsstoornissen
Stoornissen in planning, oordeelsvermogen en abstractievermogen.
Geheugen problemen vaak later, daardoor vaak niet meteen herkent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medische benaming ‘gekke koeien ziekte’

A

Dementie Cruezfeld Jacob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Cruezfeld Jacob?

A

Bij 20% van de gevallen familliair

Zeer snel verloop dementiesyndroom met myoclonieën (spasme), chorea en epileptische insulten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Chorea

A

Spasme in de spieren bij bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verlies vaardigheden stadium 1

A

Geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verlies vaardigheden stadium 2

A

Vergeetachtigheid en woordvindingsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verlies vaardigheden stadium 3

A

Waarneembare problemen werk, oriëntatieproblemen en routinematige handelingen is nog oke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verlies vaardigheden stadium 4

A

Waarneembare problemen in adl, zelfverzorging intact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verlies vaardigheden stadium 5

A

Moeite met eenvoudige zelfverzorging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verlies vaardigheden stadium 6

A

Zelfverzorging in fase achteruit eindigend bij incontinentie voor urine en ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verlies vaardigheden stadium 7

A

Foetale houding, spreken en motorische vaardigheden nemen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Benaderingsstrategie stadium 1

A

Stimuleren leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Benaderingsstrategie stadium 2

A

Stimuleren leeftijd, trainen kracht en uithoudingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Benaderingsstrategie stadium 3

A

Stimuleren leefstijl, trainen kracht en uithoudingsvermogen en realiteitsoriënterende benaderingswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Benaderingsstrategie stadium 4

A

Trainen kracht en uithoudingsvermogen, realiteitsoriënterende benaderingswijze, validatie en warme zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Benaderingsstrategie stadium 5

A

Bewegingsactiveringsprogramma, validatie en warme zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Benaderingsstrategie stadium 6

A

Validatie, warme zorg en passiviteiten van dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Benaderingsstrategie stadium 7

A

Warme zorg, passiviteiten van dagelijks leven en Van der Rakt methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is validatie?

A

Aansluiten van belevingswereld dementerende. Gericht op verminderen stress en verbeteren identiteit en eigenwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is warme zorg?

A

Sfeer veiligheid verzorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn passiviteiten van dagelijks leven?

A

Negatieve effecten passiviteit zoveel mogelijk te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de Van der Rakt methode?

A

Methode van behandeling foetushouding door verlichting interne spanning via harde matrassen en abductiekussens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Afkorting ROB

A

Realiteitsoriënterende benaderingswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Afkorting BAP

A

Bewegingsactiveringsprogramma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Afkorting PDL

A

Passiviteiten van dagelijks leven

39
Q

Behandeling dementiesyndroom

A

Maar 5% is behandelbaar.
Polliatief
- verbeteren/behouden lichamelijke conditie
- behandelen neuropsychiatrische problemen
- benutten nog werkende onderdelen
- behandelen gedragsstoornissen

40
Q

Parasympatisch op blaas, welke zenuw zorgt voor deze aansturing en wat gebeurt er?

A

Gaat via de n.Pelvici

Activeert de m. destrusor vesicae en ontspanning sphincten internus

41
Q

Sympatisch op blaas, welk zenuw zorgt voor deze aansturing en wat gebeurt er?

A

Gaat via NW. hypogastrici

Ontspanning blaas door ontspanning m.destrusor vesicae en sphincter internus sluit)

42
Q

Vormen van incontinentie bij vrouwen

A

Inspanningsincontinentie
Aandrangincontinentie
Gemengde incontinentie
Overige vormen

43
Q

Wat is inspanningsincontinentie bij vrouwen?

A

Sluitspieren kunnen niet meer tegenhouden

44
Q

Wat is aandrangincontinentie bij vrouwen?

A

Stevige plas drang die niet op te houden is

45
Q

Wat is gemende incontinentie bij vrouwen?

A

Combinatie van aandrang en inspanning

46
Q

Vormen van incontinentie bij mannen

A
Inspanningsincontinentie
Aandragincontinentie
Gemengde incontinentie
Nadruppelen na het urineren
Overige vormen
47
Q

Wat is inspanningsincontinentie bij mannen?

A

Na weghalen prostaat, dan door inspanningsdrukken je urine verliezen

48
Q

Wat is aandrangincontinentie bij mannen?

A

Zelfde als bij vrouwen

49
Q

Wat is nadruppelen na het urineren?

A

Als plas buis niet helemaal goed geleegd is

50
Q

Overige vormen van incontinentie

A

Functionele incontinentie
Overloop incontinentie
Totale incontinentie

51
Q

Wat is functionele incontinentie?

A

Door bijvoorbeeld lichamelijke beperking niet naar de wc te kunnen lopen of als je de wc niet kan vinden door bijv cva

52
Q

Wat is overloop incontinentie?

A

Blaas registreert niet wanneer hij vol is, mensen hebben niet door dat de blaas vol is en dan druppelt er urine uit

53
Q

Wat is totale incontinentie?

A

Constant urine verlies. Heeft te maken met de sluitspieren die niet goed werken

54
Q

Opbouw van (urine) blaas

A

Nieren, urineleider, blaas en urinebuis

55
Q

Waaruit bestaan de bovenste urinewegen?

A

Nieren en urineleiders

56
Q

Waaruit bestaan de onderste urinewegen?

A

Blaas en urinebuis

57
Q

Hoe heet de spier om de urine blaas?

A

M. detrusor vesicae

58
Q

Binnenste sluitspier en buitenste sluitspier

A

Buitenste –> M. Sphincter internus

Binnenste –> M. Sphinter externus

59
Q

Hoe heet de zenuw die de buitenste sluitspieren aanstuurt?

A

N. Pudendus

60
Q

Welke functie hebben de nieren en welke hormonen worden er geproduceerd?

A

Zuivering van het bloed en reguleren van de bloeddruk.

- Vochthuishouding en productie hormen EPO en Renine

61
Q

Onderdelen van het Nefron

A
Glomerulus
Kapsel van Bouwman
Proximale tubulus
Lis van Henle
Distale tubulus
62
Q

Wat gebeurt er in de Glomerulus?

A

Wordt de bloeddruk tijdelijk hoger gezet rondom de glomerulus zit een kapsel (kapsel van Bouwman)

63
Q

Wat gebeurt er in het kapsel van Bouwman?

A

Is permeabel, door hogere druk in glomerulus kleine deeltjes en vocht doorkunnen. Filtraat hieruit: voorurine

64
Q

Functie buizensysteem?

A

Reabsorptie en secretie

65
Q

Vorming van Urine het nefron

A

Glumerulaire filtratie
Tubulaire resorptie
Tubulaire secretie

66
Q

Waar vindt Glumerulaire filtratie plaats?

A

Kapsel van Bouwman

67
Q

Waar vindt Tubulaire resportie plaats?

A

Proximale en distale tubulus

68
Q

Waar vindt Tubulaire secretie plaats?

A

Distale tubulus

69
Q

Afkorting ADH

A

Anti Diuretisch Hormoon

70
Q

Wat doet de ADH?

A

Stimuleert tubulaire resportie

71
Q

Welke hormonen worden er gemaakt in de bijnierschors?

A

Cortisol en Aldosteron

72
Q

Welke hormonen worden er gemaakt in de bijniermerg?

A

Adrenaline

Nor-adrenaline

73
Q

Aldosteron functie en hoe wordt deze aangezet?

A

Stimuleert tubulaire resportie.
Lage bloeddruk –> renine –> angiotersine
- aldosteron ( zoutwater resorptie
- vasoconstrictie

74
Q

Welke hormomen stimuleren de tubulaire resportie?

A

ADH

Aldosteron

75
Q

Welk hormoon wordt in de nier geproduceerd door een lage bloeddruk?

A

Renine

76
Q

Welke ‘stofje’ wordt geactiveerd door renine en wat is de functie hiervan?

A

Angiotensine

  • vasocontrictie
  • aldosteron
77
Q

De structuur/eenheid in de nier die zorgt voor zuivering van het bloed

A

Nefron

78
Q

Waterverdeling in het lichaam

A

40% opgeloste en vaste stoffen
water 60%
- 35% intercellulair
- 25% extracellulair

79
Q

Functie bekkenbodemspieren

A

Ondersteuning van de organen

poortfunctie

80
Q

Oorzaken urineincontinentie

A

Plaatselijke afwijking aan de blaas, de sluitspieren van de blaas of de bekkenbodemspieren
De zenuwen die de blaas, sluitspieren of de bekkenbodemspieren activeren werken niet goed

81
Q

Postuur verandert door verandering lichaamssamenstelling

A

Lichaamsvet neemt toe, plasma volume neemt af en vocht neemt af

82
Q

Sarcopenie

A

Het verlies van spierkracht en spiermassa als direct gevolg van ouderdom

83
Q

Donkere kleur van een ouder worden hart komt door:

A

Lipofuscine

Geel tot bruin pigment dat zich op latere leeftijd in de weefsels vormt)

84
Q

Belangrijkste oorzaak van veroudering

A

Atrofie

  • spieren
  • skelet
  • hersenen
  • lever
  • nieren
  • hart
85
Q

De kwetsbaarheid van ouderen word omschreven met de term?

A

Frailty

86
Q

Veroudering op pulmonale systeem

A

Vitale capaciteit en FEC nemen af door afgenomen elasticiteit van het longweefsel en atrofie van de ademhalingsspieren.
Verminderde Difussie door afname aantal long capillairen en toename restvolume

87
Q

Veroudering op zenuwstelsel hersenen

A
Atrofie
- lobben
- hippocampus
Afgenomen aantal ganglioncellen
Afname dopamine en serotonine
88
Q

Veroudering op zenuwstelsel

A

Vertraagde zenuwgeleiding door demyelinisatie
Afname gevoeligheid propriosensoren
Apoptose grote alfa-motor neuronen

89
Q

Veroudering op bindweefsel

A

Toename crosslinks
Afname elastine
Afname PG en GAG
Afname calciumfosfaat in bot

90
Q

Veroudering op Gastrointestinaal stelsel

A
Nieren:
- afname van aantal nefronen
- Halvering nierfunctie tussen de 20-80 jaar
- incontinentie
Spijsvertering
- verminderde darmperistaltiek
- verminderde kwaliteit darmflora
91
Q

Veroudering op overig

A
Kwaliteit immuunsysteem
Stofwisseling
Slaap
Kwaliteit zintuigen
Regeling homeostaste
92
Q

Training bij ouderen

A
Stabiliteitstraining
- gevoeligheid propriosensoren
- demyelinisatie
Krachttraining
- sarcopenie
- osteoporose
- apoptose
KUHV training
- HMV
- cognitie
- apoptose
93
Q

Veroudering op cardiovasculair systeem

A
Afname van de maximale hartfrequentie
Deel van het myocard wordt vervangen door vet en bindweefsel
Arteriosclerose
- coronair (infarct)
- hersenen (infarct)
- nieren (infarct)
94
Q

Oorzaken sarcopenie

A

Inactiviteit
Testosteron en groeihormoon werken minder goed
Activiteit mitochondriën omlaag
Apoptose van het alpha motor neuron