Week 4 Flashcards

1
Q

Onderverdeling van dikke darm

A

Coecum
Colon
Rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de Coecum?

A

Blinde darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Colon?

A

Kantel darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Rectum?

A

Endeldarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Algemene symptomen bij kanker in één van de spijsverteringsorganen

A

Nachtelijke pijnen die de nachtrust verstoren
Pijn die niet afneemt in rust
Onverklaarbaar gewichtsverlies
Extreme vermoeidheid
Verandering in gastro-intestinale functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Andere benaming voor het spijsverteringsstelsel

A

Gastro-intestinale stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Slokdarmkanker

A
Aanvankelijk weinig klachten
Passage klachten en oprispeud maagzuur
Pijn --> keel, schouderbladen en slikken
Chronisch hikken/hoesten
Gewichtsverlies, duizeligheid of vermoeidheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Maagkanker

A

Misselijkheid, vermoeidheid, braken, verminderde eetlust, gewichtsverlies, snel vol gevoel.
Pijn –> buik, rug en eventueel schouder en nek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pancreaskanker

A

Alvleesklier kanker
Pijn –> buiken en rug
Misselijkheid, verstoorde ontlasting, minder eetlust, gewichtsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Darm kanker

A

Pijn buik en rug

Vermoeidheid, afname gewicht, bloed in ontlasting, ongemakkelijk gevoel in de boek, anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benaming en functie van de galblaas

A

Vesica fellea

Opslaag van gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie van de dikke darm

A

NOG DOEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de darmwand van de dunne darm?

A

Villi
Microvilli
Circulaire spierlaag
Longitudinale spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderverdeling van de dunne darm

A

Duodeum
Jejunum
Ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de duodeum?

A

12 vingerige darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de jejunum?

A

Nuchtere darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de ileum?

A

Kronkeldarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benaming en functie van de lever

A
Hepan
Opslag glucogeen
Productie van niet essentiële aminozuren
Productie van plasma eiwitten
Ontgifting
Productie van gal
Afbraak bilirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Benaming en functie van de alvleesklier

A
Pancreas
Endocrien (hormoonstelsel)
- insuline
- glucagon
Exocrien (uitscheiding)
- enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Benaming en functie van de maag

A

Gaster
Maagzuur
eiwitverdeling onder leiding van pepsine
bacteriedodend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Benaming en functie van de slokdarm

A

Oesophagus
Van epiglottis naar maag
Peristaltiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Aanvulling op de screening/anamnese

A
Gastro-intensitinale checklist
Slikproblemen
Indigertie
Voedselintolerantie
Misselijkheid/overgeven
Stoelgangproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Risicofactoren kanker (exogeen)

A
Roken
Voedingsstoffen
Infecties
Chemische stoffen
Straling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Soorten behandeling oncologie

A
Opereren
Chemotherapie
Radiotherapie
Stamceltransplantatie
Hormoontherapie
Immuuntherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tumor behandeling kun je onderverdelen in:

A

Neo-adjuvant
Curatieve (hoofd) behandeling
Polliatieve behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat gebeurt er bij een neo-adjuvant behandeling?

A

Behandeling om recidiveren / uitzaaiing te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er bij een curatieve (hoofd) behandeling?

A

Doel is om tumor in het geheel te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat gebeurt er bij een polliatieve behandeling?

A

Tegen gaan van symptomen en complicaties die als gevolg van de tumor optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Verschillende blastomen

A

Retinoblastoom

Hersentumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Verschillende hersentumoren

A

Astrocytoom
Medulloblastoma
Glioblastoma multiforma
Meningioom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bekendste Sarcomen

A

Osteosarcoom
Ewing sarcoom
Chondrosarcoom

32
Q

Wat is Osteosarcoom?

A

Botkanker

33
Q

Wat is Ewin sarcoom?

A

Specifieke vorm van botkanker

34
Q

Wat is Chondrosarcoom?

A

Kraakbeenkanker

35
Q

Specifieke vorm van botkanker

A

Ewin sarcoom

36
Q

Classificatie tumoren

A

TNM classificatie
T –> tumor (grootte) (0-4)
N –> Nodes ( het aangedane lymfeklierstation) (0-3)
M –> Metastaren ( aanwezigheid van tumor weefsel op plekken anders dan de plek van oorsprong)

37
Q

Diagnose kanker

A

Via röntgen/ punctie / scan/ echo/ bloedonderzoek wordt er gezocht naar:

  • soort tumor
  • locatie tumor
  • monfologie tumor
38
Q

Risicofactoren kanker (endogeen)

A

Genetische aanleg

Hormomen

39
Q

2 vormen van lymfonen

A

Hodgkin en non-hodgkin

40
Q

Wat is Hodgkin?

A

Vorm van kanker waarbij de Hodgkin cel aanwezig is

41
Q

Wat is non-hodgkin?

A

Vorm van kanker met een andere vorm van lymfeklierkanker

42
Q

Systeemziekten

A

Lymfomen
Leukomiën
M. Kahler (Multiple myeloom)

43
Q

Wat is Lymfomen?

A

Lymfeklierkanker –> kwaadaardige lymfocyten worden gevormd

44
Q

Wat zijn leukomiën?

A

Verzamelnaam voor verschillende soorten beenmergkanker. Alle vormen worden gekenmerkt door ongeremde groei verschillende soorten witte bloedcellen

45
Q

Wat is M. Kahler

A

Ongeremde groei van kwaadaardige plasmacellen in het beenmerg

46
Q

Benoem een aantal maligne tumoren

A

Carcinoom
Sarcoom
Blastoom

47
Q

Maligne tumoren

A
Kwaadaardig
Infiltratief
Groeit snek
Invasief, destructief
Metastasering
Goede vascularisatie
Kan verspreide klachten geven
48
Q

Benigne tumoren

A
Goedaardig
Niet infiltrief (omvang kan wel toenamen)
Geen metastasering
Matige vascularisatie
Vaak omgeven door kapsel
Plaatselijke klachten
49
Q

Voorkomende plaats van uitzaaiing bij melanoom (huidkanker)

A

Longen, huid, spier en leven

50
Q

Voorkomende plaats van uitzaaiing bij dikke darm kanker

A

Lever, buikvlies en longen

51
Q

Voorkomende plaats van uitzaaiing bij borstkanker

A

Botten, lever en longen

52
Q

Voorkomende plaats van uitzaaiing bij longkanker

A

Bijnieren, lever en longen

53
Q

Voorkomende plaats van uitzaaiing bij prostaatkanker

A

Botten, lever en longen

54
Q

Meest voorkomende cancinomen

A
Longcancinoom
Mammacancinoom
Darmkanker
Prostaatcancinoom
Alvleesklierkanker
Maagkanker
Slokdarmkanker
Urinebuis/nierkanker
Huidkanker
55
Q

Invloeden en bijwerking van behandeling chirurgie

A

Pijn in ok gebied, littekenvorming en oedeemvorming
Schade aan zenuwen
Verminderde VO2max
Verminderd longvolume door afname diafragma functie na bovenbuik en thoraxchirurgie

56
Q

Invloeden en bijwerking van behandeling chemotherapie

A

Cardiotoxiteit:
- verminderde ispanningsdenantie
Beenmergsuppressie –> verlaagd HB gehalte –> verminder O2 transport –> vermoeidheid en verminderde inspanningsdenatie
Neuropathiën: gevoelsstoornissen en krachtsverlies
Gewichtstoename/veranderde lichaamssamenstelling
Misselijkheid, braken en diarree

57
Q

Invloeden en bijwerking van behandeling radiotherapie

A
Mucositis (mond, long of darm)
Roodheid en gevoeligheid van de huid
Stralingsfibrose
Atrofie van spieren en bindweefsel
Hartfalen: myocardinfarct en kleplijden
58
Q

Invloeden en bijwerking van behandeling antiharmonale therapie

A

Antihormonen

  • bij mannen krachtlossheid en gewichtstoename
  • bij vrouwen gewichtstoename en opvliegers
59
Q

Invloeden en bijwerking van behandeling monoklonale antilichamen

A

Cardiotoxische bijwerking

Risico op cardiomyopathie dit is wel reversibel

60
Q

Positieve factoren fysieke traning

A

Ervaren positief effect, zelf invloed uitoefenen/moticatie/hoger activiteiten niveau voor diagnose, op gewicht willen blijven, beter voelen na fysieke inspanning, support bij groepstherapie, nieuwe mensen ontmoeten

61
Q

Belemmerende factoren fysieke training

A

Ziekte, misselijkheid, tijdsgebrek, familie veranderd, vermoeidheid, slecht weer, metastasering, moeite met prioriteiten training

62
Q

Aandachtspunten bij trainen met oncologie patiënten

A
Patiënt kan met veranderingen van klachten te maken hebben
Botmetastaseren
Cosmetische aspecten
Aspecten van groepstraining
Psychosociale aspecten
63
Q

Complex problematiek

A

Verwijzing voor revalidatiegeneeskundig

64
Q

DTF oncologie en rode vlaggen

A

Gewichtsverlies, kanker in de voorgeschiedenis

65
Q

Meervoudige problematiek

A

Verwijzing voor oncologische revalidatie door multidisciplinair revalidatiteam

66
Q

Enkelvoudige problematiek

A

Verwijzing naar psycholoog/fysiotherapeut

67
Q

Wanneer wordt iemand verwezen?

A

CES-D > 16
Vas vermoeidheid meer of gelijk aan 4
PSK op één item een 4

68
Q

Beschikbare meetinstrumenten fysieke test

A
Inspanningstest met ECG
6MWT
Sleep ramp test
Borg
1RM test
69
Q

Beschikbare meetinstrumenten lichaamssamenstelling

A

BMI
Buikomvang
Huidplooimeting

70
Q

Beschikbare meetinstrumenten vragenlijsten

A
PSK
VAS vermoeidheid
CES-D
SAS (specific activity scale)
Multidimensionale vermoeidheids index (MVI)
PACE
71
Q

Fysiotherapeutische behandelmogelijkheden

A
Vermoeidheid
Conditieverlies
Spanningsklachten
Verminderde spierkracht
Mobiliteit
Sensitiviteit
Verstoorde lichaamsbeleving
Pijn
Lymfoedeem
Depressie
72
Q

Extramuraal

A
Huisarts
Bedrijfsarts
Specialist
Huidtherapeut
Diëtist
Psycholoog
Mantelzorg
73
Q

Intramuraal

A
Transferverpleegkundige
Ergotherapeut
Diëtist
Medisch psycholoog
Oncoloog
Psychiator
74
Q

Behandelvorm systemisch

A

Chemotherapie
Antihormonale therapie
Monoklonale antilichamen

75
Q

Behandelvorm doel:

A

Verwijderen tumor
Verkleinen tumor
Minimaliseren risico metastasering
Pijnbestrijding

76
Q

Behandelvorm lokaal

A

Chirurgie

Radiotherapie