Week 2 Flashcards

1
Q

Wat meten de centrale chemoreceptoren?

A

CO2 en H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Latijs voor bloedarmoede

A

Anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Haldane effect?

A

Beschrijft de toegenomende bindingscapaciteit van zuurstofarm bloed voor koolstofdioxide. omgekeerd heeft zuurstofrijk bloed een verminderde bindingscapaciteit voor koolzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Bohr effect?

A

Verschuiven van de zuurstofdissociatiecurve door invloed van verhoogde temperatuur in het weefsel of verlaging van de PH waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Te hoog zuurstof gehalte in het bloed

A

Respiratoire acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CO2 transport door het bloed

A

10% opgelost in plasma
70% opgelost als bicarbonaat-ion
20% gebonden aan plasma-eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat meten perifere chemoreceptoren

A

PH
PaCO2
PaO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Receptoren voor hoestreflex

A

Irnitant receptors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het hening breven reflex?

A

Rekreceptoren komen op rek en geven signaal naar ademcentrum zodat inspiratiesignaal onderbroken wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ademhalingsregulatie op subcorticaal niveau

A

Limbisch systeem –> emoties

Hypothalamus –> fight/flight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is serum

A

De vloeistof die overblijft als men bloedplasma laat stollen en het stolsel afcentrifugeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Respiratoire alkalose

A

Alkalose is een te hoge basiciteit van je bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Respiratoire acidose

A

Acidose is een te hoog zuurstofgehalte van het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hyperventilatie

A

Ventileert meer dan nodig om het koolstofdioxide-gehalte in het bloed op de normale hoogte te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hypoventilatie

A

Een niet voldoende ademhaling. Dit veroorzaakt een te laag gehalte aan zuurstof en het ophopen van koolzuur in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Samenstelling van het bloed

A

55% plasma

45% opgeloste stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt het hormoon genoemd welke zorgt voor het stimuleren van de aanmaak van rode bloedcellen

A

Erytropoëtine (EPO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kan geelzucht bij een pasgeborene ontstaan?

A

Als er veel bilirubine ontstaat –> zorgt voor geelzucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Medische term geelzucht

A

Icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Foetale hemoglobine

A

Ongeboren baby’s hebben foetale hemoglobine, heeft een andere structuur bindt meer O2 bij lagere druk aan hemoglobine dan bij geboren mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Te hoog basiciteit van je bloed

A

Respiratoire alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

O2-transport door het bloed

A

1,5% opgelost in plasma

98,5% gebonden aan hemaglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zorgt voor een roodkleuring van de huid?

A

O2 binding aan hemaglobine

24
Q

Ademhalingsregulatie activiteit spieren

A

ademhaling omhoog

25
Q

Ademhalingsregulatie irritant receptors

A

Voor hoestreflex

26
Q

Ademhalingsregulatie Cortex

A

Kan je bewust je ademhaling controleren

27
Q

Waar wordt foetale hemoglobine afgebroken en wat komt hierbij vrij?

A

Afgebroken door de Milt. Hierbij komt bilirubine vrij

28
Q

Ademhalingsregulatie Het ademhalingscentrum bestaat uit verscheidende groepen van neuronen die gelokaliseerd zijn in de?

A

Medulla oblongata en de Pons

29
Q

De in- en uitstroom van lucht noemen we de?

A

Longventilatie

30
Q

Inspanning Ventilatoir

A

Teugvolume

Difussieoppervlak

31
Q

Inspanning cardiocirculatoir

A

HMV (omhoog)
Transportcapaciteit (verminderd)
CO hemoglobine (niet bindend)

32
Q

Inspanning COPD compensatie

A

Doderuimteventilatie
Shunt (wel perfusie, geen ventilatie)
STO2 omhoog bij inspanning

33
Q

Inspanining spieren

A

Mitochondriën (verminderen)
Celtype (van rood naar wit door inactiviteit patiënt)
Aerobe enzumen

34
Q

Als iemand problemen heeft met inspanningsvermogen ligt het aan:

A

Spieren
Cardiocirculatoir
Ventilatoir

35
Q

Definitie ernstige exacerbatie

A

Toename klachten bij afname O2 saturatie

36
Q

Plaats van behandeling bij ernstige exacerbatie

A

Huisarts, longarts of eerste hulp

37
Q

Bij welke waardes zuurstof aanpassen?

A

PaO2 <7,3 of de saturatie bij inspanning <87%

38
Q

Effecten van niet stoppen met roken algemeen

A

Hartslag en bloeddruk stijgen
Nicotine, CO en O2 dalen
Smaak en reuk dalen
Bloedcirculatie daalt

39
Q

Effecten van niet stoppen met roken op het hart

A

Risico op hartaanval stijgt

40
Q

Effecten van niet stoppen met roken op de longen

A

Mucociliar transport neemt af
Dyspneu neemt toe
Risico op longkanker

41
Q

Effect van tabak

A
Storing mucociliair
Bronchusobstructie
Bloeddruk, hartslag, perifere vasoconstrictie
Genmutaties
Zuurproductie in de maag
Verhoogde kans insulinenesislensie
42
Q

Definitie licht exacerbatie

A

Toename klachten, eigen medicatie is toereikend

43
Q

Plaats van behandeling licht exacerbatie

A

Zelfzorg thuis

44
Q

Definitie matige exacerbatie

A

Toename klachten, nieuwe zorgvraag, extra medicatie

45
Q

Plaats van behandeling matige exacerbatie

A

Huisarts

46
Q

Oorzaken exacerbaties

A

Virale en bacteriële luchtwegobstructie 50-70%
Omgevingsfactoren zoals luchtvervuiling 10%
Oorzaak onbekend 30%
Weersomstandigheden en angst/depressie

47
Q

Symptomen exacerbaties

A

Tijdelijke verergering van de symptomen van COPD
Obstructie, dyspneu, wheezing, sputum en hoesten stijgen.
Benauwd gevoel op de borst
Moeheid/algeheel ziekte gevoel

48
Q

Wat is hypercapnie?

A

Als je teveel zuurstof krijgt dan ga je langzamer ademen hierdoor gaat koolstof zich ophopen omdat het er niet meer uitgaat

49
Q

Wat is Shunt?

A

Wel perfusie, geen ventilatie

50
Q

Wat is doderuimteventilatie?

A

Wel ventilatie, geen perfusie

51
Q

Ventilatie/perfusie inhomogeniteit

A

Niet overal gelijk

52
Q

Aandoeningen die je kunt krijgen als gevolg van roken

A
Maag/darmziekte
(long) kanker
diabetes
COPD
hart/vaatziekten
53
Q

Welke effecten houden langer aan als gevolg van stoppen met roken?

A

Psychische en sociale effecten houden langer aan dan fysiologische effecten

54
Q

Neveneffecten stoppen met roken

A

Prikkelbaar/ongeduld/rusteloos
Eetlust –> gewichtstoename
Slapeloosheid/concentratie vermindering

55
Q

Nooit additioneel zuurstof bij rokers, waarom niet?

A

Brandgevaar

Niet effectief

56
Q

Operaties

A
Volumereductiechirurgie
TLC en RV dalen en vital capaciteit stijgt
Longtransplantatie
VMC/antonius
VMCG
(BIBO)
57
Q

Wat zijn packyears

A

1 pakje per dag voor 1 heel jaar lang is 1 packyear