week 6 Flashcards
Noem twee manieren voor docenten om taalleerders te motiveren.
- Creëer een aangename, ontspannen sfeer in het klaslokaal;
- Personaliseer het leerproces.
Leg uit wat er bedoeld wordt met ‘Positive Psychology’
‘Positive psychology’ is de studie waarin er vooral gekeken wordt naar hoe en waarom mensen een activiteit graag willen doen (en NIET naar welke emoties het mensen psychologisch verhinderen om iets NIET te doen). In dit onderzoeksveld wordt er bijvoorbeeld gekeken naar de effecten van plezier en doorzettingsvermogen; positieve emoties dus, die ook bij het leren van een taal erg kunnen helpen.
Noem twee kritiekpunten op het socioeducational model.
Het model is voornamelijk ontwikkeld en onderzocht in tweetalige contexten in Canada, waar het mogelijk is om in de L2 cultuur te integreren. Dit kan echter niet gegeneraliseerd worden, vooral wanneer er sprake is van Engels als lingua franca; het integratieve aspect is dan afwezig. Daarnaast ziet het model motivatie als een stabiele en consistente eigenschap, terwijl uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval en motivatie juist heel erg kan veranderen.
Waar staat de afkorting MLAT voor en bij welke individuele factor hoort dit begrip?
MLAT staat voor Modern Language Aptitude Test. Deze test hoort bij de individuele factor cognitieve variabelen (specifiek bij taalaanleg).
Wat zijn de 4 leerstrategieën?
Cognitieve, Metacognitieve, Sociale en Affectieve Strategieën
De L2 Motivational Self System bestaat uit drie constructies. Welke constructies zijn dit? Geef ook aan welke constructie(s) de meeste invloed heeft/hebben.
- ideal self (hoop, ambities)
- ought-to self (eigenschappen die nodig zijn om aan verwachtingen te voldoen)
- L2 learning experience
De ideal self en de ought-to self hebben de meeste invloed op de motivatie van een persoon.
wat is integretiveness?
wanneer leerders zich sterk identificeren met de cultuur en de sprekers van de L2 en daar onderdeel van willen uitmaken
wat is willingness to comunicate (WTC)?
de bereidheid om te praten in de L2 die leerders hebben (kan variëren over de tijd aan de hand van allerlei factoren)
learning strategies
de “goal-directed actions” van de leerder om de taalvaardigheid te verbeteren, bv plannen, analyseren, monitoren, herhaling
learning styles
liggen ten grondslag aan learning strategies, bv hoe geordend iemand is, waarden, hoe veel je met andere mensen om wil gaan tijdens het leren
4 aspecten van taalaanleg
phonemic coding ability
grammatical sensitivity
implicit learning ability
memorization ability
working memory
systeem voor tijdelijke opslag waarin je kort informatie kan opslaan en verwerken
belangrijke rol voor het aandacht besteden aan specifieke elementen uit de input
individuele verschillen (sociocognitief)
- WTC
- motivatie
- cognitieve factoren: taalaanleg en werkgeheugen
- affectieve factoren: plezier
- persoonlijkheid