week 2 Flashcards

1
Q

4 competenties communicative competence

A
  1. Linguistic competence: de kennis over morfosyntaxis en fonologie
  2. Sociolinguistic competence: de vaardigheid van de leerder om de taal goed te gebruiken in verschillende sociale contexten
  3. Discourse competence: de kennis van de leerder over het produceren van samenhangende en consistente geschreven en gesproken taal
  4. Strategic competence: de vaardigheid van de leerder om om te gaan met moeilijkheden in de communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschil impliciete en expliciete kennis vs. procedurele en declaratieve kennis

A

Expliciete en impliciete kennis worden gezien als modulair: ze worden opgeslagen in verschillende delen van de hersenen. Declaratieve en procedurele kennis worden gezien als continuüm, waarbij declaratieve kennis geautomatiseerd kan worden, waardoor het procedurele kennis wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 fases van omzetten declaratieve kennis in procedurele kennis volgens strong interface hypothese

A

Eerst wordt declaratieve kennis verworven. Deze kan daarna bewust worden toegepast. In de laatste fase is dit proces geautomatiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interface hypothese

A

non-interface: expliciete kennis kan niet impliciet worden

weak interface: er zijn wel twee verschillende typen kennis (impliciet en expliciet) en die zijn van elkaar gescheiden, maar ze werken wel samen wanneer er T2-taal geproduceerd moet worden.

Strong interface: expliciete kennis kan en zal impliciet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschil expliciete vs. impliciete kennis

A

Expliciete T2-kennis is een bewuste kennis over taal. De leerder weet dat hij die kennis heeft. Hij kan de regels formuleren en uitleggen. Het kost moeite om expliciete kennis op te halen.

Impliciete kennis is kennis van taal. Het is onbewust. De leerder weet niet dat hij die kennis heeft en kan de regels ook niet formuleren of uitleggen. Impliciete kennis kan snel en onbewust worden opgehaald en kan gebruikt worden voor spontaan taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

impliciete kennis is moeilijk om te leren

A
  • er is veel tijd, input en oefening nodig om impliciete kennis te ontwikkelen, wat het moeilijk maakt om het in de klas te leren
  • veel leerders krijgen liever expliciete grammaticaregels aangeboden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly