Week 5: lezen van financial statements Flashcards

1
Q

Financial accounting

A
  • Gericht op onderdelen van externe verantwoording en verslaglegging
  • Ex-post informatie (achteraf), bestemd voor beslissers buiten de organisatie (financiers, rijksoverheid, publiek)
  • Rangschikking en presentatie is afgestemd op gemiddelde informatiebehoefte van alle gebruikers
  • Steeds nadrukkelijker gebonden aan wettelijke en professionele standaarden (burgerlijk wetboek, comptabiliteitswet, BBV, generally agreed accounting principles)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee soorten documenten die belangrijk zijn voor financial reporting:

A
  • General purpose financial reports (GPFR); bedoeld voor non-financials, media, stemmers. Meer regels en standaardisatie.
  • Special purpose financial reports (SPFR): bedoeld voor specifieke groepen, technische experts, kopers van organisaties. Minder regels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eisen aan GPFR

A
  • Financiële informatie over heden, verleden en toekomst.
  • Niet-financiële informatie over prestaties m.b.t. de gestelde doelen.
  • Oordeel van een externe accountant.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderdelen van een GPFR

A
  • Een overzicht van de financiële positie;
  • Een overzicht van de financiële prestaties;
  • Een mutatieoverzicht van het eigen vermogen / vermogen;
  • Een kasstroomoverzicht;
  • Een vergelijking van de begroting en de werkelijke bedragen
  • Toelichtingen, omvattende een samenvatting van belangrijke waarderingsgrondslagen en andere toelichtingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Binnen Nederland verschillende vormen van verslaggevingsvoorschriften:

A

Voornamelijk baten/lasten, behalve ministeries (gebruiken verplichtingen-kasstelsel: VKS, cash accounting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aantal kerndocumenten

A
  • Balans
  • Staat van baten en lasten / exploitatierekening / winst en verliesrekening
  • Kasstroomoverzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

balans / Statement of financial position

A
  • Zegt iets over de financiële positie
  • PSAS: fixed assets + current assets + total assets. En current liabilities + long-term liabilities. Saldo is total net worth
  • Activa en passiva. Kort vreemd vermogen is minder dan een jaar terugbetalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Staat van baten en lasten, ook wel exploitatierekening of winst- en verliesrekening (Simplified statement of financial performance)

A

IPSAS: Total revenue + total expenses = surplus/deficit for the period. Net gains for the period + net assets at the beginning = net assets at the end.

Opbrengsten + uitgaven. Als de inkomsten uit belastingen groter
zijn dan de netto-uitgaven, is er een overschot voor het jaar; als de belastingen lager zijn
dan de netto-uitgaven, is er een tekort; en dit zijn de equivalenten van winst en verlies.

Verschil in eigen vermogen begin en einde jaar wordt verklaard door tekort of overschot op baten/lasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kasstroomoverzicht

A
  • IPSAS: essentie is welke kasontvangsten heb je, welke kasuitgaven heb je.
  • Totaal is je cash position aan het einde van een periode, komt bij de liquide middelen op de balans.
  • Kasstroom in en kasstroom uit, belangrijk omdat het laat zien wat er binnenkomt en uitgaat.
  • Verschil in banksaldo op de balans begin en einde jaar wordt verklaard door tekort of overschot op het kasstroomoverzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oordeel over financiële prestatie, 3 belangrijke ratio’s ten grondslag:

A
  • Liquiditeit
  • Solvabiliteit
  • Rentabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Liquiditeit

A
  • Ratio waaruit blijkt of organisaties op korte termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen
  • Organisatie met een sterke verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden kan eenvoudig geld vrijmaken voor betalingen.
  • Of er genoeg banksaldo is om (kortlopende) schulden terug te betalen
  • Moet boven de 1 zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Solvabiliteit

A
  • Ratio waaruit blijkt of er genoeg middelen zijn om schulden af te lossen
  • Een organisatie met een hoge mate van eigen vermogen (ten opzichte van vreemd vermogen) heeft een betere positie om financiële problemen te voorkomen
  • Dus relatie tussen eigen vermogen versus andere items op de passiva kant
  • Solvabiliteitsratio moet bij voorkeur tussen de 0,25-0,40 te zitten, afhankelijk van de gebruikte ratio
  • Te hoge solvabiliteit ook onwenselijk -> in publieke sector aantrekkelijk om op te bezuinigen (prooi voor bovenliggende overheden), heeft ook effect op de organisatie, kan lui worden. Is ook onbenut geld wat gebruikt kan worden om publieke waarde te creëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rentabiliteit

A

mate waarin kosten en opbrengsten door de jaren heen in evenwicht zijn

  • Zegt iets over de verhouding tussen de opbrengst en het balanstotaal
  • Geeft een indicatie van het verdienend vermogen van een organisatie
  • Idealiter zijn de baten en lasten van publieke organisaties over meerdere jaren met elkaar en evenwicht en is de rentabiliteit over meerdere jaren gemiddeld nul
  • In zakelijke wereld anders: met een zo klein mogelijke balans zo veel mogelijk winst.
  • Staat van baten en lasten over meerdere jaren achter elkaar nemen, en over jaren vergelijken met balanstotaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reserves en voorzieningen:

A
  • Reserves hebben vaak een doel -> is eigen vermogen
  • Voorzieningen leg je aan wanneer je later een uitgave doet (en evt. nog niet zeker bent over wanneer/wat) -> vreemd vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

External audit

A

review van de financiële status (en managementregelingen) door een onafhankelijk persoon met als doel transparantie te bieden aan stakeholders van de
organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Internal audit:

A

interne continue review om onafhankelijke en objectieve informatie te
verschaffen. Doel is de organisatieprocessen te verbeteren.

17
Q

Performance audit:

A

een audit om een bepaald aspect te onderzoeken op de 3 E’s
(economie, efficiency en effectiviteit).  ook wel operationele audit, management audit of
value for money audit genoemd.

18
Q

Regularity audit:

A

een audit om een mening te vormen over de financiële overzichten.

19
Q

Rol auditor:

A

een onafhankelijke mening geven over de financiële overzichten en systemen,
maar ook over andere informatie. Auditor is dus niet per sé een accountant.

20
Q

Internal audit code of ethics: vier principes van de IIA code of ethics:

A
  • Integriteit: zorgt voor vertrouwen en bereikt hierdoor een basis voor de juistheid van
    hun oordeel.
  • Objectiviteit: er is geen sprake van persoonlijke voorkeuren in het formuleren van
    oordelen.
  • Confidentiality (vertrouwelijkheid): respecteren de waarde van de informatie die ze
    ontvangen en delen dit niet met anderen, tenzij er een juridische of professionele
    verplichting is om dat te doen.
  • Competentie: het juist toepassen van kennis, vaardigheden en ervaring.