Week 1: Financiële aspecten van publiek management Flashcards

1
Q

Public Benefit Entities (PBE)

A
  • Doel is om te voorzien in goederen en diensten aan verschillende ontvangers
  • Hebben geen aandelen die verhandeld kunnen worden
  • Grote groep van stakeholders, inclusief de samenleving
  • De inkomsten komen vaak voort uit (dwingende) belastingen
  • Kapitale middelen bedoeld om services te leveren, niet bedoeld om te investeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Comptabiliteitswet

A

Bevat:
- Financiële kernbegrippen definiëren
- Voorschrijven hoe een begroting eruit moet zien: samenstelling, opbouw, functies
- Verschillen tussen begrotingen, boekhoudstelsels
- Regels voor opstellen en wijzigen begroten
- Begrotingsbeheer (3E’s: economy, effectiveness en efficiency)
- Rollen, taken en verantwoordelijkheden van ministers (onderscheid met MinFIN)
- Informatie over samenstelling van het jaarverslag
- Info over samenstelling van de rekenkamer en auditdienst rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drie niveaus van financieel management

A

Strategisch financieel management:
Grote lijnen, werken met woorden en grote getallen
Hoog over, grote lijnen. Mandaten van budgethouders e.d.

Tactisch financieel management:
Grote ideeën vertalen naar concreet werk
Snijvlak van woorden en getallen
Financiële documenten interpreteren, adviezen opstellen

Operationeel financieel management:
Mensen die het werk doen
Mensen die werken met getallen
Aansturen financiële administratie, overmaken salarissen, facturen betalen, opmaken winst- en verliesrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Publiek geld

A

publiek geld is al het geld dat in het bezit komt van of verspreid wordt door publieke organisaties en geld opgehaald door private organisaties die dat ten dienste stellen van publieke doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overheid kan publieke goederen en merit goods produceren:

A

Publieke goederen: niet uitsluitbaar, niet rivaliserend (straatlantaarn, defensie, dijken)
Merit goods: moeilijk uitsluitbaar, wel rivaliserend (onderwijs, zorg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Financiële aspecten van publieke waardecreatie: strategische driehoek

A
  • Uitgaven moeten waardevol zijn: publieke waarde verklaring
    Waarom ook niet aan andere uitgaven, is de uitgave op zichzelf waardevol
  • Uitgaven moeten legitiem zijn en steun hebben
    Regels, juiste stakeholders, toestemming EU
  • Operationeel perspectief: hebben we überhaupt het geld?
    Meer praktisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zeven beleidsdoctrines New Public Management

A
  1. Hands-on professioneel management
  2. Expliciete prestatie standaarden en maatregelen; performance measurement
  3. Focus op output en resultaten
  4. Decentralisatie en delegatie van financiële verantwoordelijkheid
  5. Toenemende competitie en outsourcing
  6. Management technieken uit de private sector
  7. Meer discipline en zuinigheid in het gebruik van resources
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Double-entry bookkeeping

A

elke transactie heeft twee zijden, debit en credit, die elkaar uitbalanceren. Saldo moet altijd nul zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Debit:

A

geld dat weggaat (operationele kosten, salaris, investeringen, cash, voorraad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Credit:

A

geld dat binnenkomt (inkomen, reserves, leningen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cash accounting

A

je boekt iets pas als de betaling daadwerkelijk gedaan is. Geeft geen volledig inzicht in de financiële status van de organisatie, alleen of er een positief of negatief saldo is. Dit is niet voldoende accuraat voor PBE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Accruals accounting

A

transacties worden verwerkt in het boekjaar waarin zij zich voordoen en niet wanneer de daarmee samenhangende uitgaven worden gedaan. Uitgave wordt verwerkt op het moment dat het product ontvangen is, niet wanneer het geld is uitgegeven. Afschrijvingen van bv. gebouwen over de tijd dat het gebouw ook gebruikt wordt. Laat een beter beeld zien, inclusief verplichtingen in de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Capital expenditure / kapitaaluitgaven

A

uitgaven aan projecten met een lange termijn effect voor de organisatie (grond, gebouwen, constructie). In de private sector leveren dit soort uitgaven op de lange termijn vaak geld op, maar dat is in de publieke sector niet altijd het geval (bv. park).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Operationele kosten/inkomsten:

A

kosten en inkomsten voor het draaiende houden van de organisatie (salaris, voorraad, auto’s, rente, belastingen. fees, donaties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Balance sheet (of statement of financial position)

A

biedt een snapshot van een organisatie en is een onderdeel van accrual accounting. Wordt vaker gebruikt in de private sector omdat het inzicht geeft in de financiering van een bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cash flow statement / kasstroomoverzicht

A

geeft een overzicht van de verandering in kas tussen twee balance sheets