Week 4: sturen op resultaten Flashcards

1
Q

Verschil tussen accountability en accounting:

A

Accountability gaat om het afleggen van verantwoording. Twee soorten: political en manegerial

Accounting gaat om het verschaffen van financiële informatie: voor externen en interne sturing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee soorten accounting

A
  • Management accounting -> focus deze week
  • Financial accounting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Management accounting

A
  • Gericht op onderdelen van interne besluitvorming
  • Ex-ante informatie, bestemd voor interne besluitvormers
  • Doelbewust beïnvloeden van concrete activiteiten en beslissingen
  • Meer dan financiële informatie, ook kwantitatieve en kwalitatieve informatie
  • Geen algemeen raamwerk voor interne verslaggeving -> managers en organisaties bepalen zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Management accounting is… (definitie)

A

“a profession that involves partnering in management decision making, devising planning and performance management systems, and providing expertise in financial reporting and control to assist management in the formulation and implementation of an organization’s strategy”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop kun je sturen?

A
  • Input (personeel, middelen)
  • Throughput (processen, meten van tijd)
  • Output (geleverde producten/diensten)
  • Outcome (externe effecten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie traditionele E’s + extra E’s:

A

Economy: spend less (minimaliseren kosten voor de outputs)
Efficiency: spend well (het maximiseren van de input/outputratio.)
Effectiveness: spend wise (de gewenste resultaten bereiken.)
Equality: spend fair
Equity: spend just

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kostensoorten

A

Directe kosten: sterke relatie tussen uitgaven en geproduceerde dienst

Indirecte kosten: wel gemaakte kosten, maar minder directe relatie met een specifieke dienst. Veelal management

Vaste kosten: blijven gelijk ongeacht het volume.

Semi-vaste kosten: gaan met een traptrede omhoog

Variabele kosten: veranderen wel bij ander volume

Semi-variabele kosten: variabele kosten met een vast component, bijvoorbeeld
voorrijkosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volledige kosten

A

directe arbeidskosten + directe materiaalkosten + toe te schrijven overhead = kostprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Opportunity costs

A

de potentiële voordelen die je laat gaan als je voor een ander alternatief kiest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kernbegrippen bekostigen

A

Kostensoorten: type budget dat nodig is voor de uitvoering van activiteiten (ontstaansbron). Bijv. salariskosten, afschrijving, materiaalkosten

Kostenplaatsen: plek in de organisatie (verantwoordelijkheidsplaats) waar de kosten worden veroorzaakt door de uitvoering van activiteiten. Rekening waaraan boeking in financiële administratie worden toegekend Bijv, directies, afdelingen, teams. Hoofdkostenplaats (afdeling x) of hulpkostenplaatsen (administratie)

Kostendrager: eenheid (eindproduct) waarvoor men de integrale kosten wenst vast te stellen

Kostenstuwer (driver): maatstaf op basis waarvan het gebruik van een activiteit kan worden gemeten. (Bijvoorbeeld het aantal handelingen, hoeveelheid professionals)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Traditional/absorption costing

A

Directe kosten worden toebedeeld aan hoofdkostenplaats

Indirecte kosten verzameld in een aparte kostenplaats (hulpkostenplaats) en vervolgens toebedeeld aan producten/diensten

Hoe is aan organisaties zelf: kan op basis van grootte,
Als afdeling heb je een prikkel om zo min mogelijk overhead toebedeeld te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor- en nadelen traditional/absorption costing

A

Voordelen:
- Vrij eenvoudig
- Geschikt voor overzichtelijke productie (arbeid, directe kosten) en lage overhead
- Geeft enigszins een oordeel over de efficiëntie van het interne proces

Nadelen:
- Past vaak niet meer bij de context (simpele producten zijn geautomatiseerd, meer complexe producten, meerdere partijen, veel overheadkosten). Geeft geen accuraat beeld van kostprijs
- Onderdelen worden geconfronteerd met kosten voor overhead op grote afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Activity based costing (ABC)

A

Voegt alle (directe en indirecte) kosten meteen toe aan de
kostenplaats (met belangrijkste activiteiten).

Vier stappen:
- Identificeer de belangrijkste activiteiten.
- Bepaal de cost driver voor deze activiteit.
- Maak een cost pool om kosten te verzamelen voor een activiteit.
- Alloceer de kosten van elke cost pool aan producten voor elke activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor- en nadelen ABC

A

Voordelen:
- Meer accuraat inzicht in kosten en daaraan gerelateerde overhead
- Biedt potentieel betere managementinformatie ten behoeve van besluiten
- Sluit naadloos aan bij NPM denken / lean management
- Denken in ABC helpt om (uitbestede) diensten en producten scherper te beoordelen

Nadelen:
- Erg complex
- Tijdrovende exercitie: verzamelen/meten van tijden is duur en intensief
- Uitgebreid en gedetailleerde boekhouding en tijdschrijfmodule
- Veel expertise nodig
- Leidt tot gedoe, mensen snappen het vaak niet, spanning in organisatie bij herverdelen kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Full cost systems

A

Bepaalt prijzen tegen volledige kosten. Alle overheadkosten worden meegenomen in de prijsstelling van het product.

Alle kosten die gemaakt worden in de organisatie worden doorgerekend in de prijs. Ontworpen om winst te genereren. Leges vormen dus de directe en indirecte kosten + alle andere kosten die in de organisatie gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Marginal cost systems

A

Prijsbepaling tegen marginale kosten. Kosten die je maakt in een organisatie worden tot een kleiner deel toegeschreven tot een afdeling. Wordt daarmee minder meegenomen in prijsstelling

Doel is om bepaalde kosten uit prijsstrategie te halen

17
Q

Goodharts law

A

wanneer een meting een doel wordt is het geen goede meting meer,
praktijk wordt daarop aangepast.

18
Q

Performance paradox:

A

door prestaties te meten kan er een perverse prikkel ontstaan:
- Positive learning: prestaties verbeteren waardoor de metingen achterhaald zijn.
- Perverse learning: waarbij managers leren wat wel en niet wordt gemeten en vervolgens leren om prestaties te manipuleren om aan te sluiten bij de beoordeling;
- Selection: bepaalde medewerkers kiezen bij wie wordt gemeten.
- Suppression: verschillen in prestaties negeren.

19
Q

Competing Values Framework (CVF)

A

CVF beweert dat menselijke organisaties worden
gevormd door slechts twee fundamentele tegenstrijdigheden:
- Het verlangen naar flexibiliteit en autonomie versus de behoefte aan controle en stabiliteit;
- Focus op interne zorgen en behoeften versus reactievermogen op de externe omgeving.

Niet een of-of model, maar een organisatie kan elementen van elk kwadrant hebben, alleen een sterkere neiging hebben naar een kwadrant.

20
Q

Kosten-baten analyse (KBA)

A

de meest grondige manier om value for money te bepalen.
Kijkt niet alleen naar de kosten en baten voor de organisatie, maar voor de samenleving als
geheel. Er wordt een financiële waarde gegeven aan ontastbare kosten (vervuiling).

21
Q

Cost-effectiveness analyse

A

focus op een enkel effect (output), zodat de kosten van het
produceren voor elke optie berekend kan worden.
Relevant als verwacht wordt dat alle opties dezelfde impact op de samenleving zullen
hebben.

22
Q

Benefit cost ratio (BCR):

A

huidige waarde van kosten en baten (NPV). Hoe hoger de BCR,
hoe hoger de value for money.

23
Q

Social return on investment (SROI)

A

Meer aandacht op het betrekken en consulteren van stakeholder bij het beoordelen van de
publieke waarde en de kosten en baten van een project.