Week 5 Flashcards
Welke soorten beeldvormende technieken kun je gebruiken binnen de oncologie?
- Conventionele technieken: röntgenstraling
- Echografie: geluidsgolven
- CT: röntgenstraling
- MRI: magnetisme
- PET/CT: radioactieve tracers
Wat moet je je bij elke beeldvormende techniek die je aanvraagt afvragen?
- Wat is de specificiteit: aantal mensen waarbij de test negatief is van het totaal aantal niet-zieken
- Wat is de sensitiviteit: aantal mensen waarbij de test positief is van het totaal aantal echt zieken
- Wat is de klinische relevantie
Wat zijn de eigenschappen van röntgenfoto’s?
- Röntgenstralen en detector
- Weefsel heeft verschillende absorptie (bot, weke delen, lucht)
- X-thorax is goed voor metastasen
- X-BOZ: voor complicaties, niet nuttig bij een maligniteit
- Kan ook met contrast
- Kost weinig geld
- Is goed toegankelijk
- Best lage sensitiviteit
- Golden S-sign: atelectase die de bocht van de tumor volgt
- Prima voor screening maar bij een verdachte patiënt toch altijd ook een CT maken
Wat zijn de eigenschappen van een CT?
- Veel beter dan röntgenfoto of echo
- Altijd nierfunctie en allergie voor jodium contrast checken
- Niet altijd gelijk doen, dan veel kans op overdiagnosticering
- Richtlijnendatabase.nl is een goede site voor wat je wanneer moet doen
- Voor primaire stadiëring van de tumor
- Best schadelijk, veel röntgenstraling
- Afhankelijk van aanvraag ander scanprotocol –> klinische informatie essentieel: blanco (niergruis/nierstenen), arterieel (na 30 sec, bloedvaten, hypervasculaire meta’s), veneu s (na 80 sec, organen, veneuze structuren, meta’s) of excretie (na minuten, urinewegen)
- Densiteit afwijking kan bepaald worden
- Doel: TNM bepalen (stadiëring)
- Indicaties: kennis ziekteproces en metastaseringspatroon, follow-up (recidief, metastasen, respons op therapie), complicaties, CT geleide voor puncties, virtuele colonografie
Wat zijn de eigenschappen van een echo?
- Niet zo’n hoge sensitiviteit en specificiteit
- Geen schadelijke röntgenstraling
- Veel gebruikt bij lymfomen, hydronefrose, levermetastasen, vergrootte lever/milt
- Veel bij abdominale klachten
- Toegepast bij follow-up bij een lage verdenking op kanker
- Kleine laesies worden snel gemist
- Dikkere patiënt/veel lucht –> sensitiviteit nog lager
- CT is wel beter
Wat is de TNM classificatie?
Techniek met als doel prognose en behandeling te bepalen:
- Evaluatie uitgebreidheid primaire tumor (T): T1 (beste) tot T4 (slechtse), verschillende tabellen op basis van plek van de tumor
- Pathologische lymfeklieren (N): van N0 (niks) tot N3 (moeilijk operabel) en nog Nx (niet te beoordelen)
- Metastasen op afstand (M)
Slechtere TNM = slechtere kans voor de patiënt
- Soms hierbij ook een biopsie
Hoe werkt een PET-CT?
Er wordt gekeken naar de suikeropname, hiervoor eerst toediening van radioactieve deeltjes met suiker (FDG)
- Vooral hersenen en tumoren lichten op: zij gebruiken veel suiker
- Veel duurder dan gewone CT en niet alles wat positief is, is ook een tumor
Wat is bij een longcarcinoom de beste test?
- FDG PET-CT: beste primair stadiëren, sensitiviteit is 77% en specificiteit 86%
- Dan een CT
- Wil je echt een specificiteit van 100% dan kun je ook een EUS + biopsie doen, dit is wel een invasief onderzoek
Wat is bij een coloncarcinoom de beste test?
Primaire tumor aantonen met colonscopie (+ biopt) (lichte voorkeur door biopt) of CT-scan (intramurale uitbreiding in beeld brengen)
- Doorlichten (m.b.v. rectaal contrast) wordt niet gedaan
- Bij de T niet kijken naar de lengte van de tumor, maar naar de doorgroei (bijv. in wand, peritoneum, orgaan)
- Metastasering zit vaak in lever! en longen dus deze goed onderzoeken (v. portae draineert in lever en dat komt uit in de long) –> soms nog een MRI voor de lever
Wat is peritonitis carcinomatosa?
Als een stukje tumor los in de buikholte terecht komt en aan het buikvlies gaat zitten, gaan daar allemaal kleine metastasen in het peritoneum ontstaan (ascites met tumoren)
- Vaak bij een ovariumcarcinoom
Wat zijn de eigenschappen van MRI en wanneer doen we het in de oncologie?
Doen we als we iets niet snappen
- Maakt gebruik van H-atomen en in elk soort weefsel is er een ander aantal
- Hele hoge resolutie waardoor kleine verschillen goed decteerbaar zijn en je een heel mooi plaatje krijgt
- Duurt heel lang: 20-40 minuten voor een klein gebied
- Vooral bij tumoren in het kleine bekken, rectumtumor of het bepalen van het lokale T-stadium
- Kan met contrast (gadolinium)
- Kan niet bij claustrofobie, pacemaker, metaal in het lichaam
- Last van bewegingsartefacten door peristaltiek
Wat is de RECIST (respons evaluatie criteria in solide tumoren) en wat is de NADIR?
Manier om het effect van chemotherapie te meten
- Baseline: op zoek gaan naar target laesies waarbij maximaal 5 laesies in kaart worden gebracht (max. 2 per orgaan, aankleurende rand meenemen) –> lengte tumoren minimaal 10 mm op CT (langste as) en 20 mm op X-thorax, lymfeklieren minimaal 15 mm (korte as)
- Lengtes baseline optellen en bij follow-up kijken wat er met deze som gebeurt
Niet-meetbare laesie als:
- tumor lengte as < 10 mm
- pathologische klieren 10-15 mm
- slecht afgrensbaar
- leptomeningeale ziekte (uitzaaiingen tumorcellen naar zachte hersen- en ruggenmergvliezen)
- vocht
- inflammatoir borstkanker
- lymfangitis huid of long
NADIR: meetpunt waarop de laesies het kleintse waren (hoeft niet op baseline te zijn)
Wat zijn respons criteria van kankerbehandeling?
- Complete respons (CR): verdwijnen van alle target laesies, pathologische lymfeklieren <10 mm (som hiervan niet 0, want lymfeklieren verdwijnen nooit compleet)
- Partiële respons (PR): >30% afname van totale som target laesies vergeleken met baseline (weinig verandering in non-target laesies en markers)
- Ziekte progressie (PD): >20% toename van totale som target laesies vergeleken met NADIR of bij absolute toename van 5 mm of ontstaan nieuwe laesies
- Stabiele ziekte: weinig verandering
Wat is en waarvoor is stageren?
Bepalen hoe ver de tumor voortgeschreden is –> classificatie van ernst en aard van een ziekte, bepalend voor de behandeling en prognose
- kan lokaal en systemisch
- zorgen dat alle artsen gelijk weten waar ze het over hebben
- verschil tussen solide tumoren (bolletjes met membraan) en niet-solide tumoren (losse cellen tussen normaal weefsel)
Waarvoor staat de TNM-classificatie en welke levels zijn hierin?
Tumor, nodes en metastasis;
T: lokale stadium primaire tumor: grootte en uitgebreidheid binnen orgaan en ingroei omliggend weefsel
- Tx: tumor onvindbaar
- T0: primaire tumor weg
- Tis: carcinoma in situ/hooggradige dysplasie
- T1: intra- of submucosaal
- T2: ingroei in muscularis propria
- T3: doorgroei in muscularis propria
- T4: doorgroei naar andere organen
N: lymfekliermetastasen, of er locoregionale zijn, afhankelijk van omvang, aantal en locatie (borst- en liesmetastase valt onder M)
- Nx: niet met zekerheid vast te stellen
- N0: geen aangedane lymfeklieren
- N1-N3: aanwezigheid lymfekliermetastasen (mamma: N1 = 1-3, N2 = 4-9 en N3 >10)
M: metastasen op afstand
- Mx: niet te beoordelen
- M0: geen metastasen op afstand
- M1: wel metastasen op afstand (orgaan of lymfeklieren)
–> elke kankersoort heeft zijn eigen betekenis van de T-, N- en M-stadia en soms nog subcategorieën
Welke 3 soorten stagering zijn te onderscheiden?
- Klinisch stageren (cTNM): onderzoek voor start behandeling, klinische inschatting ernst ziekte maken o.b.v. LO, AO en biopt –> voor goede voorlichting, optimale behandeling, vergelijkingen en reproduceerbaarheid resultaten
- Pathologisch stageren (pTNM): na verwijderen van tumor (inclusief lymfeklieren), microscopisch onderzocht
- Pathologisch stageren na voorbehandeling (ypTNM): stagering na voorbehandeling (bij neoadjuvante of inductie therapie)
Welke typen onderzoek kun je gebruiken in de stadiumbepaling van kanker?
- Lichamelijk onderzoek
- Biopten
- Endoscopie (+ biopt), echo, ERCP
- Röntgenfoto, CT-scan (primair voor stageren tumor en metastasen), PET-CT (veel fout-positieven), MRI-scan (duurt heel lang, organen die stil liggen), echografie PET
- Nucleair onderzoek (gelabelde stoffen die aan specifieke cellen binden)
Wat zijn de klinische stadia van tumoren?
Gebaseerd op de TNM (ook wel stage grouping)
- Stadium 0: carcinoma in situ, zeer beperkt, geen locoregionale of afstandsmetastasen
- Stadium I: kleine carcinomen, zonder/beperkte doorgroei in orgaan van origine, goede prognose
- Stadium II: doorgroei in orgaan van origine, geen lymfekliermetastasen, geen doorgroei in omliggend weefsel, goed behandelbaar, grotere kans of recidief
- Stadium III: locoregionale kliermetastasen
- Stadium IV: metastasen op afstand
Welke andere factoren zijn nog meebepalend in de behandeling en prognose?
- Celdifferentiatie: laaggradig vs. hooggradig
- Celtype: in 1 orgaan meerdere typen
- Locatie tumor
- Aanwezigheid tumormarkers
Wie stageert een tumor?
Het MDO
- eerst verzamelen informatie –> interpreteren –> conclusie trekken –> beleid maken –> verder onderzoek of behandelen
Waar zorgt klinisch stageren voor?
- Patiënten kunnen goed voorgelicht worden
- De optimale behandeling kan gekozen worden
- Resultaten zijn reproduceerbaar en kunnen vergeleken worden
Ieder kankersoort heeft eigen onderzoek. Welke hebben: darmkanker, slokdarmkanker en melanoom?
Darmkanker:
1. Endoscopie
2. Bioptie
3. CT (m-statium)
Slokdarmkanker:
1. Gastroscopie
2. EUS (TN-stadium)
3. Pet-CT (m-stadium)
Melanoom:
1. Lichamelijk onderzoek
2. Diagnostische excisie
3. Pet-CT (m-stadium)
Hoe liggen epitheliale cellen en hoe zijn ze gerangschikt?
Cellen liggen naast/tussen elkaar en liggen op een bindweefsellaag (basaalmembraan) die vast zit aan de extracellulaire matrix (ECM)
- Contact via meerdere cel adhesie receptoren en liganden
- Via een binding een signaal doorgegeven aan de cel
- Via membraanreceptoren hechting met het celskelet
- Cellen zijn gepolariseerd: apicale zijde verschillend aan basale zijde –> belangrijk voor de functie (verschilt per plek bijv.: nutriënt opname, barrière, haargroei, talgaanmaak, hormoonsecretie, zintuig functie, etc.)
- Zorgt ook voor het opvangen van mechanische stress
Welke epitheliale cellen liggen er in de darm en wat is hen functie?
- Absorptieve cellen; hebben microvilli, nemen nutriënten op
- Muceuze cellen (goblet cellen): secreteren mucus dat een beschermend effect heeft
→ ze hebben gescheiden stromen
Welke onderlinge hechtingen hebben epitheliale cellen?
Zie tabel en afbeelding!
Wat zijn intermediaire filamenten?
- Keratine (epitheel)
- Vimentine (mesenchymaal)
- Desmine (spier)
- GFAP (glial fibrillary acidic protein) (glia)
- Neurofilament (NF) (neuronen)
- Hebben deze naam door hun diameter (8-10 nm), deze zit tussen die van actine vezels (5-7 nm) en die van microtubuli (25 nm) in