Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van kanker?

A

Abnormale celgroei buiten de gewoonlijke anatomische grenzen
- mogelijkheid om omliggende structuren/organen te invaderen en/of te verspreiden naar verder gelegen organen

–> doodsorzaak nr. 1 in NL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de epidemiologie van kanker?

A
  • Life-time risico: verhoogde incidentie met leeftijd (1 op 2 in NL)
  • Meestal is de diagnose te laat omdat het al gemetastaseerd is
  • Meest voorkomend bij mannen
  • 5-jaars overleving heel verschillend (en sterfte dus ook)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn prognostische en predictieve factoren van (bio)markers?

A
  • Prognostisch: heeft een waarde in het natuurlijk beloop van de ziekte (aanwezigheid van een eiwit beïnvloed het natuurlijk beloop)
  • Predictief: voorspelt de kans op succes/falen van een bepaalde behandeling (aanwezigheid van een eiwit beïnvloed of een bepaalde behandeling mogelijk is)
    Kunnen beide positief of negatief zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een arts en onderzoeker tijdens wetenschappelijk onderzoek?

A

Arts: heeft patiënten die hij behandelt als individu, deze hebben een hulpvraag en zijn op zoek naar een behandeling
Onderzoeker: heeft proefpersonen en deelt mensen in populatiegroepen in, wilt graag een hypothese toetsen en is op zoek naar generaliseerbare kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke patiëntengroepen werd er in de 19de eeuw het eerst geëxperimenteerd en waarom sinds deze tijd?

A

Vanaf toen waren er ziekenhuizen en ontstonden er geïnstitutionaliseerde groepen:
- Ziekenhuispatiënten
- Psychiatrische patiënten
- Weeshuiskinderen
- Verzorgingstehuizen
- Gevangen
–> dus vooral armere mensen

Zij waren allemaal al bij elkaar en waren dus makkelijker tegelijkertijd te onderzoeken, vaak homogene groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de calculus van leed?

A

We leggen niet alleen de nadruk op niet-schaden, maar ook nadruk op weldoen (risico’s afwegen tegen de voordelen)
–> hierdoor is medisch onderzoek mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurde er in de tweede wereldoorlog m.b.t. wetenschappelijk onderzoek en in de tijd hierna?

A
  1. Concentratiekamp experimenten: zonder informed consent en zonder weldoen
  2. Neurenberg code: na de oorlog was er een groot artsenproces in Neurenberg (internationaal) waarna er 10 regels zijn gemaakt m.b.t. ethiek –> echter tot in de jaren 70 door bijna iedereen genegeerd
  3. Nog veel misstanden aan het licht gebracht (o.a. door Henry K. Beecher) waaronder de Tuskegee syfilis studie (in VS)
  4. Nu hebben we heel veel richtlijnen/wetten (verklaring van Helsinki)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het ethisch dilemma bij medisch-wetenschappelijk onderzoek?

A

Vooruitgang in de medische wetenschap (kan zorgen voor gezondheidswinst)
VS
Beschermen van proefpersonen (tegen risico’s en bezwaren van onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de belangrijkste ethische principes en hoe kun je deze toepassen bij medisch-wetenschappelijk onderzoek?

A
  • Weldoen –> gezondheidswinst
  • Niet-schaden –> minimaliseren van schade
  • Respect voor autonomie –> vrijwillige geïnformeerde toestemming
  • Rechtvaardigheid –> selectie van onderzoekspopulatie (kwetsbare mensen niet mee laten doen en niet de juiste mensen excluderen) / post-trial access (kunnen de mensen die meedoen aan het onderzoek er uiteindelijk ook van profiteren (bijv. onderzoek naar welvaartsziekten in 3e wereldlanden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de regulering van onderzoek met mensen in NL?

A

Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO)

Hiervoor is dubbele toestemming nodig:
- Toestemming van toetsingscommissie voor uitvoering protocol: 1 centrale commissie mensgebonden onderzoek en +/- 15 medisch-ethische toetsingscommissies (wegen belang af tegen belasting en risico’s) –> toetsen aan nieuwe inzichten, subsidiariteit (minst belastende methode), juiste methodologie, werving/informed consent procedures, proportionaliteit (belasting van de studie)
- Toestemming van de proefpersoon voor deelname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is belangrijk als onderzoeker tijdens jouw onderzoek?

A
  • De METC/CCMO test vooraf dus tijdens het onderzoek ben jij verantwoordelijk
  • Onthouden dat proefpersonen in een kwetsbare en afhankelijke positie zitten
  • Het scheiden van rollen is moeilijk, maar wel mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is kanker een volksziekte met een grote impact?

A
  • Incidentie en prevalentie nemen toe
  • Individueel grote impact op iemands leven
  • Economisch: 30% van de uitgaven van NL gaan naar de zorg, hiervan is medisch specialistische zorg het duurste, markt van vraag en aanbod ontstaat
  • Maatschappelijk: Alles is openbaar en wordt gedeeld (emotie neemt toe –> invloed op crowdfunding)
  • Veel nieuwe middelen: is gezondheid een recht?
  • Weinig preventie van kanker, want we weten er niet veel van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt betaalbare zorg gereguleerd vanuit de VWS?

A

Geneesmiddelen of behandelingen met een hoge prijs of groot financieel risico worden in de sluis geplaats (criteria voor de inzet van de sluis wettelijk vastgelegd –> onderhandelingen met de VWS (wij hebben x aantal patiënten in NL per jaar dus we willen dit afkopen voor bijv. 50% van de prijs) –> hierna opname in het basispakket na het vaststellen van de nieuwe (lagere) prijs of anders gaan ze naar de concurrent van het middel

Dus aan de ene kant moet het basispakket zorg bevatten die we nodig hebben en die werkt maar het basispakket moet ook toegankelijk en betaalbaar blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de Karnofsky Performance Index?

A

Maakt een uitgebreide inschatting van de prognose en kankerzorg wordt als relevant gezien vanaf 60% gezondheid (100% is volledig gezond, 0% is dood), hangt ook af van comorbiditeiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor komt de gezondheidswinst van de laatste jaren bij kankerpatiënten?

A
  • Moleculair onderzoek: betere/nieuwere behandelingen: humane winst maar financiële last en de vraag of extra tijd altijd extra kwaliteit is

Misschien door: preventie, vroegdiagnostiek/screening (effect onbekend), verwachtingsmanagement (war against cancer)

Daarom de vraag: Moet altijd alles wat kan?? (financiële toxiciteit en wat is goede zorg) en wil de patiënt ook altijd alles wat kan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de voordelen en nadelen van chemotherapie?

A

Voordelen:
- Goedkoop en vaak erg effectief
- Inzetbaar voor diverse behandelintenties

Nadelen:
- Korte/lange termijn effecten
- Soms lethaal: acute bijwerkingen, QALY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt EMA registratie in?

A
  • Europese markt registratie, het middel mag dus op de markt komen. Gebaseerd op data verkregen door studies.
  • Kijkt vooral naar statistische significantie, niet direct naar klinische relevantie.
  • NL kijkt zelf naar klinische relevantie: ZINL, ZN, Begroepsgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt in NL door oncologen en longcologen zelf bepaald wat ze goede zorg vinden?

A
  • Dit gebeurd van en door de leden in de commissie
  • Die kijken zelf naar wat ze goed vinden voor patiënten
  • Als je dat consistent en transparant doet: acceptatie
  • Geld = primaire drijfveer bij het beoordelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor ‘weg’ doorloopt een medicijn voordat het in NL aan kankerpatiënten gegeven wordt?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn belangrijke overwegingen binnen de klinische oncologie anno 2024?

A

Succesvoller dan toen wij geboren werden:
- Predictieve biomarkers zijn echt een winst
- Dus moet iedereen altijd alles krijgen?
- Heb je altijd recht op zorg/behandeling

Kostenexplosie in de zorg:
- Meer patiënten en meer middelen
- Meer/specifiekere indicaties
- Kun je maatwerk leveren?
- Veel spelers/interacties/belangen

‘Goedkope’ chemo heeft ook nog steeds een plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er bij leukemie?

A

Stamcellen hebben een verhoogde celdeling, maar geen uitrijping –> hierdoor ophoping van onrijpe leukemische cellen die de normale bloedaanmaak verstoren
- Lymfatisch
- Myeloïde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn symptomen van leukemie?

A
  • Vermoeidheid, dyspnoe, bleek, POB (door anemie)
  • Koorts/ziek (door neutropenie)
  • Slechte bloedstolling en verhoogde bloedingsneiging, hierdoor bloedneus, blauwe plekken (door trombopenie)
  • Dyspnoe, hoofdpijn, visusproblemen, longafwijkingen, nierinsufficiëntie, mucosale bloedingen (door hyperleukocytose (hyperviscositeit))
  • Palpabele lever/milt (door hepatosplenomegalie)
  • Gezwollen tandvlees, vergrote klieren, visusklachten, vergrote lever/milt, in het CZ, in de huid (extramedullaire lokalisatie (ophoping cellen in andere organen))
  • Nierinsufficiëntie, dyspnoe, hartritmestoornissen, insulten (door vrijkomen van toxische stoffen (hoge turnover))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een pancytopenie?

A

Pancytopenie: hemoglobine, leukocyten en trombocyten allemaal afwijkend (vermindering van het aantal) –> ook leukocytendifferentiatie afwijkend (geen blastaire cellen horen hier te zitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke integrale diagnostiek doe je bij acute leukemie?

A

Integrale diagnostiek van bloed en beenmerg
- Cytomorfologie: beschrijving van aantal hematopoëtische cellen, aantallen en hoe ze eruit zien, >20% is acute leukemie
- Immunologie: analyse van het beenmerg en samenstelling van de cellen is afwijkend
- Moleculaire diagnostiek: afwijkingen op het niveau van het gen (voor de prognose en erfelijkheid)
- Cytogenetica: afwijkingen op het niveau van chromosomen
- Biobanking (opslaan van bloed en beenmerg voor later onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is belangrijk om te weten voor de diagnose van leukemie?

A
  • Anamnese
  • LO
  • Aanvullend onderzoek: perifeer bloed, beenmerg, extramedullaire lokalisatie (radiologie, PA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het doel van chemotherapie en immunotherapie?

A
  • Klachten bestrijding (vaak chemo)
  • Levensverlenging (vaak chemo)
  • Genezing (immuuntherapie (stamceltransplantatie))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe is de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) opgebouwd?

A

2x opname voor intensieve chemotherapie (1 week) en opvangen complicaties (nog 3/4 weken) met evt. targeted therapy (gericht tegen specifieke mutaties)

Afhankelijk van de reactie hierop zijn er 3 opties:
- Autologe stamceltransplantatie (eigen stamcellen)
- Allogene stamceltransplantatie (stamcellen van donor)
- Nogmaals intensieve chemotherapie

28
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 1: blijven delen in?

A
  1. Blijven delen
    - Als je niet deelt kun je ook geen tumor worden
    - Cellen hebben een groeifactor nodig om te groeien, bij gezonde cellen wordt deze groeifactor buiten de cel gemaakt
    - Tumorcellen luisteren niet meer naar de groeifactors uit de omgeving, maar hebben toch proliferatieve activiteit doordat de cellen zelf groeifactor maken, ze de omgeving veel groeifactor laten maken of omdat de receptor op de membraan altijd geactiveerd is ook als er geen ligand aanwezig is.
29
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 2: Remming ontwijken in?

A
  1. Remming ontwijken
    - Gezonde cellen luisteren naar groei remmende signalen, in het systeem zitten allemaal checks die ervoor zorgen dat een groeisignaal ook weer geremd wordt.
    - prolifereren kan door meer groeisignaal te maken (hallmark 1), maar ook door te voorkomen dat het groeisignaal weer uitgezet wordt.

VB. RAS eiwit: Geactiveerd door groeireceptor, als het signaal v/d receptor weg gaat wordt RAS ook direct weer uitgezet. Er zijn mutaties in het RAS-eiwit waardoor het niet meer uitgezet kan worden → meer proliferatie.

30
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 3 Celdood weerstaan in?

A
  1. Celdood weerstaan
    - Nomale cellen kunnen mechanismen activeren die tot celdood leiden. Bv. apoptose
    - Dit zet cellen aan op geprogrammeerd eiwitten en DNA af te breken, bijvoorbeeld als er teveel mutaties in een cel zijn.
    - Tumorcellen kunnen de signaalroute naar apoptose uitschakelen.
31
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 4: Oneindige celdeling in?

A
  1. Oneindige celdeling
    - Normale cellen kunnen een beperkt aantal keer delen omdat bij elke deling de telomeren wat korter worden. Behalve stamcellen.
    - Tumorcellen kunnen een enzym inschakelen wat na elke deling weer een stukje DNA aan de telomeren plakt waardoor deze altijd even lang blijven. Zo kunnen ze oneindig blijven delen.
32
Q

Wat is het verschil tussen blijven delen(Hallm. 1) en oneindige celdeling (Hallm. 4)

A

Blijven delen: gaspedaal, dit is nodig om te gaan rijden en te blijven rijden
Oneindig delen: brandstoftank, dit bepaalt hoe lang je kunt blijven doorrijden.

33
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 5: vorming van nieuwe bloedvaten in?

A
  1. Vorming van nieuwe bloedvaten
    - De groeiende tumor heeft veel voedingsstoffen nodig
    - Tumor zal dus de vorming van nieuwe bloedvaten stimuleren (Angiogenese)
    - Hierbij moet de tumor de directe omgeving ondersteunend maken aan de groei van de tumor
34
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 6: invasie en metastase in?

A
  1. Invasie en metastase
    - Invasie: de tumor dringt in het omringende weefsel binnen met doorbraak door een basaalmembraan
    - Metastase: Tumorcellen kunnen over grote afstand worden getransporteerd en daar een nieuwe tumor geven
35
Q

Beschijf invasie in een paar stappen en hoe wordt invasie ook wel genoemd?

A

EMT = epithelial mesenchymale transitie
- De cellen moeten los van elkaar en van het basaalmembraan komen → dan moeten de cellen gaan bewegen → door de basaalmembraand wurmen → de cellen komen dan bij de bloedvaten en kunnen overal heen en ook gaat metastaseren.

36
Q

Hoe gaat metastaseren en hoe wordt het ook wel genoemd?

A

MET = Mesenchymale epitheliale transitie
- Cellen moeten weer door een barrière om in het bloedvat te komen → mee liften → uit het bloedvat kruipen en op een nieuwe plek uitgroeien

Eigenlijk een beetje het tegengestelde van invasie, wat er bij invasie verbroken wordt, wordt bij metastaseren weer opgebouwd.

37
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 7: Genoom instabiliteit en mutaties in?

A
  1. Genoom instabiliteit en mutaties
    - Een tumorcel moet heel veel mutaties ophopen
    - Dit wordt normaal tegen gegaan door DNA reparatie processen
    - Doordat de tumor de reparatie pathways uitschakeld of minder efficiënt maakt kan een tumor sneller mutaties gaan ophopen
    - Een tumor ontwikkeld genomische instabiliteit zodat er sneller mutaties opgehoopt worden om tot een volledige tumorcel uit te groeien.
38
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 8: Deregulatie van energievoorziening in?

A
  1. Deregulatie van energievoorziening
    - Tumorcellen leven vooral van de glycolyse waarbij er vanuit pyruvaat lactaat gemaakt wordt. Dit levert minder ATP dan via de mitochondrien, maar deze weg levert de tumorcel bouwstenen op voor groei van de cellen.
    - Tumorcellen hebben enorme glucose honger
39
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 9: Tumor bevorderende ontsteking in?

A
  1. Tumor bevorderende ontsteking
    - Chronische ontstekingen kunnen tumor bevorderend zijn
    - Tumoren gebruiken immuuncellen om stroma naar hun hand te zetten
    - Vooral macrofagen en granulocyten kunnen bevorderend zijn voor invasie EN metastasering
40
Q

Wat houdt de Hallmark of cancer 10: Ontsnapping aan het immuunsysteem in?

A
  1. Ontsnapping aan het immuunsysteem
    - Tumorcellen bevatten veel mutaties, dit zorgt voor een veranderde concentratie van eiwitten in de cel, maar ook voor de expressie van nieuwe eiwitten
    - Ons immuunsysteem kan deze eiwitten herkenen als ‘Niet-eigen’ en afbreken. Toch werkt dit in de praktijk niet omdat tumorcellen het immuun apparaat kunnen blokkeren of om de tuin leiden.
    - Dit gebeurd bij virus tumoren ook.
    Immunosurveillance = het herkennen van foute cellen en deze elimineren
    Immune evasion = tumoren activeren mechanisme die het immuunsysteem minder actief maken.
41
Q

Wat is stroma?

A

De directe omgeving naast de tumor die de tumor ondersteund en angiogenese stimuleert (meer aanbod groeifactoren (HIF1-alfa, VEGF, VEGF-R))
- Ondersteunend, niet-neoplastisch bindweefsel ((fibroblasten, endotheelcellen)
- Bloedvaten
- Ontstekingscellen

42
Q

Uit welke stappen bestaat het proces van metastasen (bij een epitheliale tumor)?

A
  1. Invasie: migratie door basaalmembraan (detachment)
  2. Invasie: verplaatsing door extracellulaire matrix
  3. Metastase: intravasatie (binnendringen van bloedvat) (EMT = epetheliale mesenchymale transitie (afbraak stroma voor tumorverplaatsing naar bloedvat))
  4. Metastase: transport in de bloedbaan (als tumor embolus) (of via de lymfeklieren)
  5. Metastase: extravasatie en metastatic deposit
  6. Metastase: kolonisatie en uitgroei (MET = mesenchymale epitheliale transitie (uitgroei op de plek van metastase))
43
Q

Hoe werkt checkpoint blokkade?

A
  • Een tumor kan remmers maken die de T-cellen remmen. Er zijn middelen die deze T-cellen remmende stoffen weer remmen. Dat zijn checkpoint blokkades.

Bijvoorbeeld in de afbeelding zie je Anti CTLA4. CTLA 4 remt T-cellen en Anti CTLA 4 remt CTLA4. Op deze manier werkt anti PD-1 ook. Dit werkt goed, de tumor wordt eerst iets groter door de ontsteking die er ontstaat, daarna zie je de tumor kleiner worden.

44
Q

Hoe en waar vind de bloedcelvorming plaats?

A

In de platte botten in het beenmerg en organen zoals de milt (opslag van voornamelijk erytrocyten), lymfeklieren (lymfatische ontwikkeling (B en T)) en thymus (T-cel ontwikkeling)
–> alles ontstaat uit 1 type stamcel (pluripotente stamcel)
–> aanwezigheid van onrijpe myeloïde cellen (blasten en promyelocyten) of lymfoïde cellen (lymfoblasten) wijzen op leukemie

45
Q

Wat zijn eigenschappen van stamcellen?

A
  • Pluripotent: geven verschillende typen nakomelingen
  • Hoog delingspotentieel: uit 1 stamcel kunnen veel verschillende cellen ontstaan, maar hoeveelheid delingen is laag
  • Asymmetrische zelfvermeerdering: 1 nieuwe cel blijft hetzelfde, 1 gaat zich ontwikkelen
  • Relatief ongevoelig voor genotoxische invloeden: zoals chemo en bestraling
  • Verantwoordelijk voor het lange termijn herstel van beenmerg en bloedcelvorming bij een stamceltransplantatie
46
Q

Wat zijn eigenschappen van voorlopercellen?

A
  • Geen/beperkt vermogen tot zelfvermeerdering
  • Beperkt in ontwikkeling tot 1 (unipotent) of enkele (multipotent) bloedceldifferentiatielijnen
  • Hoge delingsfrequentie, beperkte delingspotentie
  • Gevoelig voor genotoxische invloeden: zoals bestraling, chemo of reactieve zuurstof
  • Verantwoordelijk voor het korte termijn herstel van beenmerg en bloedcelvorming bij een stamceltransplantatie
47
Q

Hoe verloopt de klinische toepassing van een stamceltransplantatie?

A

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

48
Q

Wat is de niche van hematopoiëtische stamcellen (HCS)?

A

HCS liggen in regulerende niches, zorgen voor:
- regulatie stamcel eigenschappen
- bescherming tegen toxische invloeden

49
Q

Wat is stamcel homing?

A

Bij een stamceltransplantatie worden stamcellen teruggebracht in het bloed, echter gaan deze vanzelf zich weer vestigen in het beenmerg (chemoattractie) –> het beenmerg zorgt er dus voor dat stamcellen naar het beenmerg gaan en er blijven zitten

50
Q

Waar zorgen hematopoiëtische groeifactoren voor?

A

Zorgen voor differentiatie naar verschillende bloedcel typen
- EPO (erytropoëtine): voor erytrocyten
- G-CSF: leukocyten
- TPO (trombopoietine): voor trombocyten

–> werken d.m.v. receptoren (vaak dimeren)

51
Q

Wat is leukemie?

A

Kwaadaardige (meestal levensgevaarlijke) ontsporing van de bloedcelvorming
- ongecontroleerde aanmaak of gereduceerde afbraak van niet/verminderd functionele bloedcellen
- normale bloedcelvorming onderdrukt door ophoping van onrijpe bloedcellen
- ontstaan van infecties, anemie en bloedingen

52
Q

Wat is het verschil tussen een acute en een chronische leukemie?

A
53
Q

Wat is het verschil tussen een myeloïde en een lymfoïde/lymfatische leukemie?

A
54
Q

Wat is de stamcel hypothese?

A

Stelt dat (myeloïde) leukemie ontstaat door genetische defecten in bloedvormende stamcellen
- door bijv. straling, mutagene stoffen, erfelijke factoren
- toename in defecten in regelgenen zorgt voor hogere kans op leukemie
- meestal 4-6 mutaties nodig voor het ontstaan van acute leukemie

55
Q

Hoe vind de diagnostiek voor patiënten met leukemie plaats?

A
  • Morfologie: kijken of het beenmerg abnormaal is
  • Immunofenotypering: kijken naar oppervlakte eiwitten op leukemiecellen (myeloïd of lymfoïd)
  • Cytogenetica: kijken naar afwijkingen in chromosomen
  • Moleculaire diagnostiek: decteren van gendefecten en een residuele ziekte na behandeling
    –> allemaal om de soort leukemie, prognose en behandeling te bepalen
56
Q

Wat is een belangrijke technologische ontwikkeling voor behandeling van leukemie?

A

Next generation sequencing (NGS): relatief makkelijk in veel patiënten naar veel mutaties kijken, afwijkingen die het ontstaan, beloop of behandeling beïnvloeden, verschil tussen:
- driver mutaties: hierdoor ontwikkeling tot een leukemische stamcel
- subclonale (cluster) mutaties: buiten driver mutaties nog meer mutaties, bij een recidief altijd kijken welke cluster mutatie hiervoor verantwoordelijk was
- recidief (relapse) mutaties: nieuwe mutaties in cluster mutaties

57
Q

Hoe neemt clonale hematopoiese en het leukemie risico toe met ouder worden?

A
  • Bij zo’n 10% van de 70+ mensen zitten driver mutaties in hematopoiëtische stamcellen –> hierdoor grotere kans op leukemie en overlijden aan HVZ
  • Bij meerdere somatische mutaties of in hetzelfde gen kun je ook het risico op de leukemie schatten
    –> vraag of je dus bevolking moet gaan screenen –> want wat ga je doen als het hoogrisico mensen zijn
58
Q

Waar staat epidemiologie voor, sinds wanneer wordt het gedaan en hoe wordt dit gedaan bij kanker?

A

Wetenschap die het verspreiden en voorkomen van ziekte onder de bevolking bestudeert

Ontstond door Hippocrates (460-370 v. Chr.), principes hedendaagse epidemiologie beginnen rond 17e-19e eeuw (cholera-epidemie in London)

Bij kanker: kijken naar voorkomen, oorzaken, screening, diagnostiek, behandeling en prognose

59
Q

Wat is kankersurveillance?

A

Studie van trends die voorkomen en overleving van kanker en sterfte daaraan om de effecten van veranderende blootstelling aan (on)bekende risicofactoren te monitoren en aankopingspunten voor vervolgstudies te vinden –> effecten van preventie en screening, politieke en beleidskeuzes en omvang van de kankerlast en evolutie beoordelen

60
Q

Wat houden de volgende studiemethoden in
- Ecologisch onderzoek
- Patiënt-controle studie
- Cohort studie
- Meta-analyse ?

A
  • Ecologisch onderzoek: op groepsniveau kijken naar samenhang tussen blootstelling en ziekte, kijken naar een verschil in populaties
  • Patiënt-controle studie: berekenen van odds ratio (OR), verschil tussen mensen met risicofactor en zonder
  • Cohort studie: berekenen van relatieve risico (RR), groepen mensen volgen in de tijd
  • Meta-analyse: verschillende, soortgelijke studies bijeenpakken
61
Q

Hoe is de incidentie van kanker sinds 1989 en wat zijn de oorzaken van kanker?

A

Absolute stijging van kanker (bij 124.000 mensen in 2022 vastgesteld), echter veel vergrijzing dus is de stijging veel minder uitgesproken als de vergrijzing wordt meegenomen

Oorzaken:
- Genetisch (5-10%)
- Omgevingsfactoren/leefgewoonten: roken (30%), voeding (10-50%), overgewicht (5-10%)
- Combinatie van beiden en overig

62
Q

Welke screeningsprogramma’s voor kanker hebben we in Nederland en wat zijn de voor en nadelen?

A
  • Borstkanker: mammografie
  • Darmkanker: feces (FIT) en colonoscopie (indien FIT+)
  • Baarmoederhalskanker (uitstrijkje)

Voordelen: winst in levensjaren, laag stadium ontdekking, minder intensieve behandelingen
Nadelen: overdiagnosticering, overbehandeling

63
Q

Welke 3 manieren zijn er om de overleving te bekijken?

A
  • Absolute overleving (overall-survival): tijd tussen diagnose en sterfte, ongeacht doodsoorzaak (of tot einde follow-up bij een onderzoek)
  • Ziektevrije overleving (disease-specific survival): tijd tussen diagnose en progressie van de ziekte (belangrijk in de oncologie)
  • Relatieve overleving (relative survival): overleving in vergelijking met dezelfde personen zonder de ziekte/aandoening, cijfer van absolute overleving gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en jaar van diagnose (meest gebruikte in kankerepidemiologie)
64
Q

Wat is de invloed van COVID-19 op kankerdiagnoses?

A

Door de COVID-19 epidemie een afname in hoeveelheid kankerdiagnoses –> te wijten aan tijdelijk stopzetten van bevolkingsonderzoek en grotere drempel om medische zorg te zoeken, hierdoor een achterstand die nog niet is ingehaald

65
Q

Welke verschillende fases in de medicatie ontwikkelingen zijn er?

A

Klinisch onderzoek:
- Fase 1: is het middel veilig?
- Fase 2: Heeft het middel effect?
- Fase 3: is het nieuwe middel beter dan de huidige standaard behandeling
Als bovenstaande allemaal goed is, dan mag het middel op de markt komen
- Fase 4: onderzoeken of het nieuwe middel de patiënt in de praktijk ten goede komt (dit is eigenlijk de moderne kanker epidemiologie)