Week 5 Flashcards

1
Q

Wat is evaluatieve conditionering?

A

Een proces waarbij de evaluatieve lading van een stimulus wordt veranderd door het gelijktijdig laten zien van een andere stimulus met een positieve of negatieve lading (pavlov experiment met hond, eten en bel - positieve associatie eten gaat over op bel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het blootstellingseffect (mere exposure effect)?

A

Een fenomeen waarbij stimuli die vaker worden gezien of gehoord positiever worden beoordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is priming?

A

Fenomeen dat bestaat uit het subtiel activeren van bepaalde normen, doelen, attitudes of actietendensen zodat deze vervolgens de respons op andere stimuli beïnvloeden, inclusief gedragsbeïnvloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is associatieve priming?

A

Het activeren van een concept door blootstelling aan een prime die hieraan nauw verwant is in je hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is doel priming?

A

Activeren van een doel door blootstelling aan een prime die dit doel meer relevant maakt. Een doel is een gewenste eindsituatie die je zou willen bereiken. Het gepriemde doel kan je gedrag beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is gedragspriming?

A

Activeren van bepaald gedrag door blootstelling aan een prime die dit gedrag meer waarschijnlijk maakt. (bv langzamer lopen nadat men is gepriemd met stereotypen van oude mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is priming wel of niet relevant voor persuasieve communicatie?

A

De huidige consensus is dat priming effecten bestaan, maar afhankelijk van veel parameters (voorwaarden) die precies goed moeten worden afgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is pluralistic ignorance

A

Een situatie waarbij de meerderheid van een groep een bepaalde sociale norm verwerpt, maar ten onrechte denkt dat de meeste anderen deze norm accepteren (vervolgens beïnvloedt de verkeerde normperceptie het gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het valse consensus effect?

A

Het valse consensus effect is de neiging om het aantal mensen te overschatten dat het eens is met jouw eigen gedragsovertuigingen, opinies of voorkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de drie stappen in de social norms approach

A
  1. Baseline - meten wat de meeste mensen vinden en wat mensen denken dat andere mensen vinden (identify actual and perceived norms)
  2. Intervention - intensieve exposure aan de daadwerkelijke normen (wat de meeste mensen daadwerkelijk doen)
  3. Predicted results - minder overdreven mispercepties van normen en daardoor minder slecht of risicovol gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is misperceptie en waarom vindt dit plaats?

A

Mensen overschatten ongezonde risicogedrag van anderen. waarom? risicovol gedrag trekt meer aandacht dan risicoloos gedrag en er wordt meer over gesproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is sociale norm marketing?

A

Een strategie waarbij de overschatting van het risicovolle gedrag wordt gecorrigeerd door het geven van correcte informatie over de descriptieve norm om zo de opwaartse spiraal te stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 2 oorzaken voor het boomerang effect bij sociale norm campagnes?

A
  1. Een campagne geeft het signaal af dat schijnbaar veel mensen zich risicovol gedragen, dus dat moet de sociale norm zijn
  2. Verder, veel mensen drinken minder dan de gecommuniceerde descriptieve norm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is volgens onderzoek naar afval weggooien van Bert Pol (2011) de beste manier om gedrag te veranderen met advertenties?

A

Het gewenste gedrag weergeven in de advertentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn descriptieve normen?

A

Wat de meeste andere mensen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn injunctieve normen?

A

Wat andere mensen willen dat je doet

17
Q

Om welke 3 redenen conformeren we onszelf aan descriptieve en injunctieve normen?

A
  1. Informatie functie - wat anderen doen of zeggen vertelt ons wat ‘normaal’ gedrag is.
  2. Sociale functie - als we ons gedragen zoals anderen worden we sneller geaccepteerd door anderen
  3. Gevoelens over onszelf - we voelen ons beter over onszelf als we denken dat we juist gedrag vertonen
18
Q

Waar worden rolmodellen voor gebruikt in advertenties?

A

Om het gewenste gedrag (de descriptieve norm) te laten zien zodat mensen dit gaan volgen