Week 4 Flashcards

1
Q

Via welke route van het ELM werkt humor?

A

De perifere route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer kan humor ook via de centrale route van het ELM worden verwerkt?

A

Als humor relevant is voor een producteigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de positieve effecten van humor?

A
  1. Meer aandacht voor de advertentie
  2. Positief affect/ emoties
  3. Meer liking voor de advertentie (positieve attitude)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de negatieve effecten van humor?

A
  1. Het leidt af van de inhoud waardoor er minder cognitieve verwerking plaatsvindt (/ minder counterarguing) –> Goed voor adverteerders met zwakke argumenten
  2. Minder merk- en productherinnering (= minder goed voor adverteerders) –> Vooral als humor niet relevant is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is humor relevant en wanneer irrelevant?

A

Humor is relevant wanneer de grap in de advertentie te relateren is aan het product. Bijvoorbeeld een leeuw met mooie manen door een haar mouse. Het is irrelevant wanneer de grap niets te maken heeft met het product (vb. Subway ad met SEX! now that we have your attention eat at subway)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de theorie over hoe humor werkt van Strick et al. (2009)

A

Via effect transfer. Humor leidt tot een positief gevoel. Die humor wordt gekoppeld aan het merk en dat zorgt ervoor dat het merk tot een positief gevoel leidt. Als je dan het merk in de supermarkt ziet liggen leidt dat tot een positief gevoel waardoor je een product van dat merk koopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 4 effecten van humor ontdekte Strick et al. (2009) in het onderzoek met een irrelevante humor tekst voor een energy merk

A
  1. Meer positief affect/ gevoelens
  2. Meer positieve impliciete merkattitude
  3. Minder expliciete merkherkenning
  4. Meer merkkeuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de moderatoren op humor volgens Martin Eisend (2009)

A
  1. Humor is effectiever bij lage betrokkenheid producten
  2. Bij hoge betrokkenheid producten, is gerelateerde humor effectiever dan ongerelateerde humor
  3. Humor is effectiever bij bestaande/ bekende merken dan bij nieuwe/ onbekende merken
  4. Humor is minder/ meer effectief als de ontvanger al een negatieve/ positieve merkattitude heeft
  5. Waardering en effect van humor hangen af van leeftijd, geslacht, opleiding, cultuur, etc. Onvoldoende onderzoek naar deze moderatoren maar learning is: pretest bij je doelgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een angstboodschap (fear appeal)?

A

Een beïnvloedingsstrategie om mensen ervan te weerhouden bepaald gedrag te vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg het fear-drive model uit

A

Er is een bereik van angst van lage angst naar hoge angst en dat je op basis van dit niveau van angst een adaptieve respons (gewenste respons) krijgt of een maladaptieve respons (ongewenste respons). Er zit een soort u vorm in dat als je de juiste mate van angst weet op te wekken je een gewenst effect bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vier elementen die volgens het extended parallel process model belangrijk zijn

A
  1. Threat appraisal (ben je bang voor bepaald gedrag of een bepaalde gebeurtenis). Hierin speelt een rol in hoeverre je voelt dat je kwetsbaar bent voor de consequentie en hoe erg je de consequentie vindt.
  2. Coping appraisal phase (wat kan ik eraan doen? kan ik iets veranderen aan die angst) Hier speelt een rol: response efficacy (zou de oplossing uit de reclame effectief zijn om het gevaar af te wenden?) en self efficacy (kan ik dit gedrag uitvoeren?)
  3. Antwoord op alle bovenstaande punten was ja. > Danger control. Je gaat de gedragsverandering toepassen en laat een adaptieve respons zien.
  4. Antwoord op alle bovenstaande punten was nee. > Fear control. Je probeert je gevoelens van angst te reduceren en laat een maladaptieve respons zien (bv. ontkennen dat je het gedrag vertoont of ontkennen dat het belangrijk is om het gedrag aan te passen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vier rollen kan de boodschap spelen binnen het extended parallel process model

A
  1. Risico, kwetsbaarheid (benadrukken)
  2. Ernst consequenties (benadrukken)
  3. Eigen effectiviteit (je kunt het wel)
  4. Respons effectiviteit (waarom is de oplossing effectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kun je benadrukken met een boodschap in een fear appeal message

A
  1. You run a risk
  2. Risk is severe
  3. Risk can be taken away
  4. You can do that
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn emoties?

A

Affectieve reacties op stimuli in onze omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen emoties en mood?

A

Emoties zijn specifiek: boos, bang, blij, trots
Moods zijn algemener: positief, negatief, neutraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 6 basisemoties die door gezichtsuitdrukkingen kunnen worden afgelezen en universeel zijn

A

Blij, verdrietig, angst, boos, verrassing, walging

17
Q

Wat doen angst, walging, boosheid en minachting met je brain processing?

A

Zorgen voor directe gedragsrespons zonder veel na te hoeven denken (automatic) zodat je deze gevoelens zo snel mogelijk kan minimaliseren

18
Q

Wat doen schuld, spijt, zorgen en trots met je brain processing?

A

Stimuleren diep nadenken en reflectie over hoe ons eigen gedrag invloed heeft gehad op onze gevoelens

19
Q

Wat zijn voorbeelden van instrumental punishments

A

boetes en belastingen die voor preventie moeten zorgen

20
Q

Met welke 4 zaken moet je rekening houden bij instrumental punishments en waarom?

A
  1. Timing - snelle punishment werkt beter
  2. Consistency - hoe consistenter gedrag wordt bestraft, hoe sneller het zal stoppen
  3. Variety - kleine boetes afwisselend met community service werkt bijvoorbeeld beter dan alleen boetes
  4. Extremity - als de overtreder voelt dat een straf buiten proportie is werkt dit averechts
21
Q

Leg uit hoe te hard rijden kan worden bestreden met behulp van instrumentele straffen

A

De overheid kan communiceren: hoe hoog de boetes zijn, dat het risico om gepakt te worden groot is, waarom te hard rijden wordt beboet.

22
Q

Wat zijn sociale straffen?

A

Naming and shaming - niemand wil publiekelijk beschaamd worden. Dit wordt vaak gedaan via sociale media

23
Q

Wat zijn instrumentele beloningen?

A

Incentive programs of weggeefacties die dienen om klanten te belonen dat ze bij jou winkelen

24
Q

Met welke 4 zaken moet je rekening houden bij instrumentele beloningen en waarom?

A
  1. Timing
  2. Consistency
  3. Variety
  4. Extremity (het hoeft niet heel groot te zijn)
    –> maakt het effectiever
25
Q

Sociale beloningen

A

Naming and praising - beste uit de test. Bedrijven zullen dit zelf vaak op sociale media zetten

26
Q

Wat is het meest effectief met belonen en straffen?

A

Bestraf het oude gedrag (bvb suikertaks) en beloon het nieuwe gedrag (korting op groenten en fruit). Het nieuwe gedrag moet hierbij als positiever worden ervaren dan het oude gedrag.