Week 5 Flashcards

1
Q

Drie verschillen met definitie geslacht (Valcke)

A
  • Gender identiteit
  • Gender expressie (Kledij)
  • Sekse verwijs naar biologisch onderscheid in lichamen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Individuele verschillen van sekse

A
  • Groepsverschil
  • Niet alleen variatie tussen groepen, maar ook binnen groepen
  • Wanneer twee groepsgemiddeldes aan elkaar verschillen, betekent dit niet dat er geen grote gelijkenissen kunnen bestaan tussen de groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie leerstijl volgens Valcke

A

“Het geheel aan leerstategieën dat een lerende gewoonlijk gebruikt.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leerbenadering volgens Curry

A
  • Instructievoorkeuren
  • Informatieverwerkingsstijl
  • Cognitieve persoonlijkheidsstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Instructievoorkeuren zijn..

A

(Vanuit Dunn & Dunn model)

  • Sociologische voorkeuren, samen of alleen.
  • Omgevingsvoorkeuren, licht of geluid.
  • Fysieke voorkeuren, ‘s nachts of ‘s ochtends leren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Informatieverwerkingsstijl is..

A

(Vanuit theorie van Kolb (experiential learning))

  • Actief experimenteren
  • Ervaringsgericht leren
  • Reflecterend leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve persoonlijkheidssstijl is..

A

(Vanuit Entwistle)

Als een dieper liggend relatief stabiel persoonlijkheidskenmerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kritiek op de leerstijlen is..

A

doordat meerderheid wetenschappen waarnemen dat ‘leerstijlen niet bestaan’.

  • Er zijn onvoldoende psychometrische kwaliteiten leerstijlinstrumenten.
  • Uit review studies blijkt ook dat leerders helemaal niet beter leren wanneer zij instructie ontvangen die aangepast is op hun leerstijl. (Pashler, McDaniel, Rohrer, Bjork, 2009)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Aptitude Treatment Interaction?

A

Een specifieke relatie tussen bepaalde individuele kenmerken en een specifieke instructieaanpak
(Verwachtte ATIs worden niet gevonden in het geval van leerstijlen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kritiek leerstijlen: geen evidentie voor ATI..

A

Pashler, McDaniel, Rohrer & Bjork (2009): “The most common - but not the only- hypothesis about the instructional relevance of learning styles ins the meshing hypothesis, according to which instruction is best procided in a format that matches the preferences of the learner…”
“Finally, in order to demonstrate that optimal learning requires that students receive instruction tailored to their putatitve learning style, the experiment must reveal a specific type of interaction between learning style and instructional method: students with one learning style achieve the best educational outcome when given an instructional method that differs from the instructional method producing the best outcome for students with a different learning style…”
“However, we found virtually no evidence for the interaction pattern mentioned above, which was judged to be a precondition for validating the educational applications of learning styles”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kritiek leerstijlen

A
  • Herinneringen kunnen visueel of auditief op worden geslagen en de ene persoon heeft een beter visueel en/of auditief geheugen dan de ander.
  • Maar uit onderzoek blijkt dat woorden leren voor mensen met een sterk visueel geheugen niet beter gaat van plaatjes en voor mensen met een sterk auditief geheugen niet beter gaat van spraak.
  • Dit komt omdat er betekenissen worden geleerd, de modaliteit waarin informatie wordt ontvangen definieert niet hoe het wordt opgeslagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom blijven leerstijlen dan populair?

A

Willingham (filmpje):

  • Intuïtief aantrekkelijke theorie, wijdverbreide acceptatie van theorie
  • Een deel van de redenering klopt: mensen hebben een visueel en auditief geheugen en daarin zijn individuele verschillen
  • Wanneer je in de theorie gelooft, interpreteer je ambigue situaties als bewijs consistent met de theorie (dus confirmation bias speelt ook een rol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Artikel Gubbels, van Langen, Maassen & Meelissen (2019) over individuele verschillen op geslacht;

A
  • “Meisjes zijn betere lezers dan jongen; dit geldt niet alleen voor NL maar voor de meeste PISA-landen” (btw PISA=Programme for International Student Assessment)
  • “Voor de exacte vakken presteerden meisjes in NL in het verleden minder goed dan jongens. Vanaf PISA-2009 zijn jongens niet meer beter dan meisjes in natuurwetenschappen van. Van 2018 zijn de prestaties in natuurwetenschappen van jongens erop achteruitgegaan, terwijl die van meisjes gelijk zijn gebleven. Dit betekent dat meisjes in 2018 voor de eerste keer beter hebben gepresteerd in natuurwetenschappen dan jongens”
  • “In 2015 en 2018 zijn ook de prestatieverschillen in wiskunde verdwenen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zit er verschil in aanleg (geslacht)?

A
  • Verschillen in prestaties kunnen niet gelijk gesteld worden aan verschillen in aanleg
  • OECD (2018) vermeldt: “Among the subjects of science, mathematics and reading, science is the one where mean gender differences in performance in PISA are smallest; and these differences vary significantly across countries. This indicates that gender disparities in performance do not stem from innate differences in aptitude (= geschiktheid/bekwaamheid), but rather from factors that parents, teachers, policy makers and opinion leaders can influence”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stereotypen, impliciete associaties..

A
  • invloed van de omgeving door bv.
    • Stereotypen en vooroordelen leerkrachten en ouders
  • > “Stereotypen zijn veralgemeningen over karakteristieken van groepen” (Agirdag 2020)
  • > “Vooroordelen (prejudice/bias) zijn de attitudes tegenover de leden van sociale groepen” (Agirdag 2020)
  • Impliciete vooroordelen gemeten met Implicit Association Test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de Implicit Association Test?

A

Het omzeilt de bewuste barrières van de hersenen en hoe de automatische piloot reageert. De methodologie gebruikt reactietijden om de associatieve kracht tussen twee gedachtes in het brein vast te leggen. Dus wat jouw automatische piloot kiest is jouw onbewuste vooroordeel van het item.

17
Q

Artikel van Bian et al (2017) heeft als 1ste en 2de onderzoeksvraag..

A

studie 1 en 2 “ontwikkeling van brillance = males stereotype (“really, really smart”) in 5 tot 7 jarigen” / niceness = women stereotype (“really, really nice”)

18
Q

Artikel van Bian et al (2017) is de methode van studie 1 en 2..

A

3 taakjes, ‘own brillance score’: gemiddelde proportie trials (over de taakjes) waarop de kinderen briljant zijn associëren met eigen gender

19
Q

Artikel van Bian et al (2017) als studie 3 onderzoeksvraag is..

A

“do children’s gendered beliefs about brillance shape their interests? in 6 en 7 jarigen

20
Q

Artikel van Bian et al (2017) heeft methode voor studie 3 als..

A

Taak van vier vragen met betrekking tot interesse in twee spelletjes:

  • Spel 1: voor kinderen “who are really really smart”
  • Spel 2: voor kinderen “who try really really hard”
21
Q

Resultaten van Bian et al (2017):

A

6 jarige meisjes geloven minder snel dat meisjes heel slim zijn. Jongens in tegen deel geloven sneller dat jongens heel slim zijn. Ook zijn meisjes op 6 jarige leeftijd activiteiten aan het vermijden waar je “heel, heel slim” voor moet zijn.

22
Q

Artikel van Crowley et al (2001) heeft als onderzoeksvraag..

A

“Do parents explain more to boys than to girls while using interactive science exhibits in a museum?

23
Q

Artikel van Crowly et al (2001) heeft als methode..

A
  • Interacties 298 families bij 18 exhibits, kind(eren) 1-8 jaar, video opnamen
  • Codering gedrag; lengte interactie, wie interactie initieerde, of target kind exhibit actief manipuleert
  • Codering conservatie: explanations, giving directions, talking about evidence
24
Q

Artikel van Crowly et al (2001) heeft als resultaten..

A

Ouders waren drie keer meer geneigd om wetenschap aan jongens uit te leggen dan aan meisjes bij het gebruik van interactieve wetenschapsexposities in een museum.
Maar het verschil kwam naar voren terwijl ouders evenveel geneigd zijn om wetenschap uit te leggen aan het kind ongeacht het geslacht.
De bevindingen suggereren wel dat ouders zich bezighouden met informele wetenschappelijke activiteiten met hun kinderen waardoor zij onbedoeld bijdragen een de genderkloof in de wetenschappelijke geletterdheid van kinderen ruim voordat kinderen in aanraking komen met formele wetenschappelijke instructie op de basisschool.