Week 1 Flashcards

Hoorcollege samenvatting

1
Q

Macro-niveau

A

eisen van de overheid en de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meso-niveau

A

niveau van schoolorganisatie, organisatie van onderwijs in de school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Micro-niveau

A

eisen van primair proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schoolorganisaties

A

sociale entiteiten die gericht zijn op een doel, ontworpen zijn als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten, en verbonden zijn met de externe omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociale entiteiten (entiteit= iets dat er is)

A

bestaat uit mensen en onderlinge relaties en interacties, dus een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gemeenschappelijke doelstellingen

A

voortvloeiend uit de wisselwerking tussen mensen, dus ze willen iets bereiken: in een school wil je dat leerlingen voorbereid worden op de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gestructureerd en gecoördineerd

A

middelen en activiteiten worden ingezet om het doel van de organisatie te bereiken/realiseren, er wordt dus over nagedacht hoe alles wordt georganiseerd en hoe het voor elkaar wordt gekregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

externe omgeving

A

maatschappij, inclusief andere organisties, je doet het dus niet zomaar, maar je onderwijs reageert op wat er in de samenleving speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van schoolorganisaties (5)

A
  • ondersteuning van het onderwijs (coherent instructional guidance system/ curriculum alignment). Het gaat hierbij om de mate van duidelijkheid van wat er nou precies geleerd moet worden en hoe dat geleerd moet worden: het gaat over de ondersteuning van het onderwijs en het expliciteren van leertaken, materialen, toetsing en didactiek
  • Professionele capaciteit (professional capacity/ work orientation). Hierbij gaat het om de kwaliteiten van docenten, maar ook over de samenwerking tussen docenten en over de professionele ontwikkeling van docenten (dus het blijven leren in je werk). Denk hierbij aan observeren en aan het feedback geven van en aan elkaars lessen: dat raakt aan de professionalisering van de docenten.
  • Verbondenheid met ouders en gemeenschap (parent-community ties/ parent involvement). Dit heeft betrekking op de relatie tussen leerling en motivatie.
  • Leerlinggericht leerklimaat (student-centered learning climate/ safety & order). Hiermee wordt bedoeld: een leerklimaat waarin het leren van de leerling voorop staat, en dat begint dus met een veilig en ordelijk klimaat, maar het gaat ook over hoe leerlingen en docenten etc. binnen een school met elkaar omgaan (dus gewoon hoe mensen binnen een school met elkaar omgaan). Dat dan in relatie tot zelfvertrouwen van leerlingen en motivatie van leerlingen en tegengaan van pesten.
  • Leiderschap (school leadership). Denk hierbij aan de mate waarin schoolleiding aanwezig is en betrokken is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

7 kerncompetenties van leraren volgens Stichting Beroepskwaliteit Leraren (dit is wat leraren zelf vinden dat ze zouden moeten kunnen, of dat hun collega’s zouden moeten kunnen)

A
  1. Interpersoonlijke competentie
  2. Pedagogische competent
  3. Vakinhoudelijke competent
  4. Organisatorisch competent
  5. Competent in teamwork
  6. Competent in samenwerking
  7. Competent in reflectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interpersoonlijke competent

A

Een leraar moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet een leraar interpersoonlijke competent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pedagogisch competent

A

Een leraar moet de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen bevorderen. Hij moet hen helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. Daarvoor moet de leraar pedagogisch competent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vakinhoudelijke competent

A

Een leraar moet de kinderen helpen zich in de culturele bagage eigen te maken die is samengevat in de kerndoelen voor het onderwijs en die elke deelnemer aan de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren. Daarvoor moet de leraar vakinhoudelijk en didactisch competent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Organisatorisch competent

A

Een leraar draagt zorg voor alle aspecten van klassenmanagement ten behoeve van zijn groep. Om die verantwoordelijkheid te kunnen maken moet de leraar organisatorisch competent zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Competent in teamwork

A

Een leraar moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega’s op school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Daarvoor moet de leraar competent zijn in het samenwerken in een team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Competent in samenwerking

A

Een leraar moet contact onderhouden met de ouders of verzorgers van de kinderen. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar zijn afgestemd. Daarvoor moet de leraar competent zijn in het samenwerken met de omgeving van de school.

17
Q

Competent in reflectie

A

De leraar moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in reflectie en ontwikkeling

18
Q

POG/POC (professionele leergemeenschap) volgens Bruns & Bruggink

A

Een klein team dat regelmatig bij elkaar komt om op een gestructureerde wijze kennis en ervaring te delen rond een relevant thema, waarbij de inzichten bovendien direct praktisch toegepast worden om het onderwijs of de onderwijsinstelling te verbeteren->dus gestructureerde vorm van samenwerking

19
Q

POG/POC (professionele leergemeenschap) volgens Bruns & Bruggink

A

Een klein team dat regelmatig bij elkaar komt om op een gestructureerde wijze kennis en ervaring te delen rond een relevant thema, waarbij de inzichten bovendien direct praktisch toegepast worden om het onderwijs of de onderwijsinstelling te verbeteren->dus gestructureerde vorm van samenwerking

20
Q

Kenmerken van POG/POC

A
  • Gestructureerde samenwerking

- Maken en delen van de kennis die je opdoet

21
Q

Doel van lerarenregister

A

Positie van leraren versterken door middel van professionalisering-> dus leraren die in register zaten, moesten zich blijven bijscholen en alleen als je aan de voorwaarden deed van het register mocht je voor de klas staan.
Er was ophef-> 2017 stelde onderwijsraad vóór voor verplicht register, maar opzet te ingewikkeld: ze stelden dat het register te ver afstand van de leraren en van de onderwijspraktijk

22
Q

Bryk “dynamic interplay of instructional and inclusive leadership”

A

Een schoolleider heeft niet alleen een soort controlerende taak, maar heeft ook de taak goede relaties tussen leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, etc., binnen de school te bevorderen

23
Q

Creemers & Sleegers “transformatief leiderschap”

A

Het uitzetten van visie, het inspireren van docenten om zich in te zetten bij vernieuwingen, en optimistisch te zijn over verwachte uitkomsten, het ontwikkelen van consensus over de doelen, het creëren van hoge verwachtingen met betrekking tot het werk van docenten, individuele ondersteuning van docenten door de schoolleider (aandacht, respect, begrip voor behoefte van docenten)

24
Q

Bryk et al. “Consortium Chicago school research”

A

Bryk et al. volgde voor 15 jaar een groot aantal scholen. Het onderzoek gaat over de leesprestaties. Er is te zien dat de kans van school subsentiële verbeteringen en leesprestaties verhoogd naar mate de school een capabele schoolleiding heeft. De 5 factoren in deze studie zijn; Leadership, ondersteuning van het onderwijs, professionele capaciteit, leerlinggericht klimaat, verbonden met ouders en gemeenschap.

25
Q

Effectief onderwijs

A

Effectiviteit gaat over kwaliteit processen, maar daarmee is de vraag waar processen toe moeten leiden (doelen, denk hierbij aan kwalificatie, socialisatie en subjectivering) nog niet beantwoord. Effectief voor wat?
Volgens Creemers & Sleegers: een bijdrage/toegevoegde waarde van het onderwijs aan de leeropbrengsten

26
Q

Creemers & Sleegers effectief onderwijs

A

Effectiviteit gaat over het bereiken van onderwijsdoelstellingen, en dat het primaire proces binnen een school het leren van leerlingen is, en die doelstellingen hebben dus betrekking op de leeropbrengsten. Deze doelstellingen worden door de maatschappij en door de overheid vastgesteld: bijvoorbeeld door de kerndoelen (=wettelijke kaders voor de kern van het onderwijsinhoud van het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, ze geven dus richtlijnen en minimumeisen voor het onderwijsaanbod) en de eindtermen (beschrijven welke kennis, vaardigheden en attitudes leerlingen aan het eind van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs minimaal dienen te bereiken)

27
Q

Studie van Coleman over effectiviteit

A

Scholen waren niet effectief, ze droegen weinig bij aan de leeropbrengsten. Op deze studie was er veel kritiek: methodologische kritiek als theoretische kritiek over de validiteit van het onderzoek en over dat er onvoldoende onderscheid is gemaakt tussen micro en meso niveau, kritiek leidde tot betere onderzoeksmethoden.

28
Q

Multi-levelmodellen

A

Modellen die het mogelijk maken om de variantie in een afhankelijke variabele (in dit geval de leeropbrengsten) uit een te leggen in meerdere niveaus: dus, onderscheiden wat nou komt door het niveau van de organisatie (in dit geval de school), en wat komt nou door het niveau van het individu (de leerling)

29
Q

Compenserend vermogen van scholen

A

dit is de mate waarin onderwijs kan compenseren voor verschillen tussen leerlingen en waarin het onderwijs dus bijdraagt aan maatschappelijke gelijkheid (emanciperende functie van onderwijs)

30
Q

Meten van effectiviteit van scholen volgens Creemers & Sleegers

A
  • Leeropbrengsten vergelijken (die vergelijkbare economische status hebben)
  • Leerwinst vaststellen op school: vergelijk je de prestaties van leerlingen aan het begin van het jaar met prestaties van de leerlingen aan eind van het jaar -> binnen die populatie wordt er dus een leerwinst geboekt. (andere variabelen, bijvoorbeeld, SES kan worden betrokken)
31
Q

Wat heeft negatief effect op leerprestaties op micro niveau?

A
  • Het hebben van stereotypen, vooroordelen en lage verwachtingen
  • Het hebben van een taalachterstand
32
Q

Creemers & Sleegers: wat maakt scholen effect?

A

Factoren op microniveau/ instructieproces in de klas:

  • Methoden
  • Differentiatievormen (differentiëren=rekening houden met verschillen binnen een groep) als differentiëren op grote mate nodig is (vanwege veel verschillende ‘soorten’ leerlingen) kunnen leraren daarmee struggelen.
  • Handelen van de leerkracht (zie ander flashcard)
33
Q

Handelen van de leerkracht in effectief onderwijs volgens Creemers & Sleegers

A
  • management van de klas
  • geven van huiswerk
  • hoge verwachtingen van leerlingen hebben
  • nastreven van duidelijke doelstellingen
  • beperkte set van doelstellingen
  • nadruk op basisvaardigheden
  • nadruk op cognitieve vaardigheden en transfer
  • structureren van de inhoud
  • ordenen van doelen en inhouden
  • gebruik van advance organizers
  • aansluiten bij voorkennis van leerlingen
  • heldere prestatie van leerstof
  • stellen van vragen aan leerlingen
  • onmiddelijk inoefenen van leerstof na de instructie
  • frequente evaluatie
  • terugkoppeling
  • correctief/remediërend onderwijs
34
Q

Bryk: Wat maakt scholen effectief?

A

Factoren mesoniveau/ schoolorganisatie niveau

  • Ondersteuning van het onderwijs (coherent instructional guidance system/ curriculum alignment)
  • Professionele capacity (professional capacity/ work orientation)
  • verbondenheid met ouders en gemeenschap (parent-community ties/ parent involvement)
  • Leerlinggericht leerklimaat (student-centered learning climate/ safety & order)
  • Leiderschap (school leadership)
35
Q

Creemers & Sleegers: Wat maakt scholen effectief? Meso

A

-resultaatgericht beleid
-onderwijskundig leiderschap
(deze twee=gerelateerd aan Bryk’s leiderschap)
-Consensus (=Bryk’s professionele capaciteit)
-Kwaliteit van het schoolcurriculum (=Bryk’s Ondersteuning van het onderwijs)
-Sfeer in de school (=Bryk’s Leerklimaat)
-Evaluatie en monitoring

36
Q

Effecten factoren micro- en mesoniveau op leeropbrengsten

A
  • Microprocessen (klasniveau) beïnvloeden leeropbrengsten
  • Mesoprocessen (schoolniveau) creëren daarvoor de condities
  • Macroprocessen (stelselniveau) beïnvloeden die condities
37
Q

“Microprocessen beïnvloeden de leerprestaties en de meso-processsen creëren daarvoor de condities, en de macroprocessen beïnvloeden die condities weer”

Wat suggereert Bryk over dit proces?

A

Hij zegt dat meso-processen wel direct de onderwijsprestaties beïnvloeden