Week 4_edited Flashcards
Wat is de selectie uit het topisch potentieel?
Het geheel aan keuzemogelijkheden met betrekking tot een argumentatieve zet en het onderwerp van die zet op een bepaald punt in de discussie.
Wat is aanpassing aan het auditorium?
Concessies doen om een eenheid te creëren tussen redenaar en publiek; inspelen op verwachtingen, ideeën en waarden van publiek.
Wat is het gebruik van presentatiemiddelen?
De manier waarop argumentatieve zetten silistisch worden gepresenteerd om zo een voordelig effect te bereiken.
Wat is endoxa?
De studie van overtuigingsmiddelen om het publiek te overtuigen.
Welke zes mogelijke fasen kent een rede?
Exordium (inleiding) Narratio (verhaal) Propositio (stelling) Argumentatio (argumentatie) Peroratio (slot) Digressio (uitweiding)
Wat is de belangrijkste tegenstelling tussen dialectica en retorica?
Dialectica gaat over waarheidsvinding en de leer van het debatteren uitgaande van aanvaardbare premissen voor de andere partij; logisch redeneerspel. Retorica gaat over welsprekendheid en de bespreking van overtuigingstechnieken.
Op welke manieren zijn dialectica en retorica met elkaar verbonden?
Als tegenhangers (Aristoteles), verschillende “lichten”, onderdeel van dialectica en geheel. (tegenhanger, twee kanten, onderdeel, geheel)
Wat is een dialectisch profiel?
Een sequentieel patroon waarin de zetten worden gespecificeerd die de partijen in een bepaalde fase van een kritische discussie moeten doen om een dialectisch doel te verwezenlijken.
Wat verstaan we onder een multiple audience?
Hierbij hebben individuen verschillende posities.
Wat is de rol van het publiek in argumentatie volgens de nieuwe retorica?
Argumentatie is altijd gericht aan een publiek; de kwaliteit van de argumentatie hangt af van in hoeverre het auditorium het accepteert.
Welke twee soorten stijlmiddelen kunnen grofweg als presentatiemiddel worden gebruikt?
- Beeldspraak/tropen (metafoor, metonymie)
Stijlfiguren in engere zin (woordfiguren, gedachtefiguren)
Wat is micro-context?
De directe linguïstische context.
Wat is meso-context?
De bredere linguïstische context.
Wat is macro-context?
Het speech event of genre waarmee men te maken heeft.
Wat is de intertextuele context?
Invloed van andere teksten.