Week 3 Flashcards

1
Q

Wat verstaan we onder dissociatie?

A

Dit is één van de twee hoofdcategorieën in de nieuwe retorica van Perelman en Olbrechts-Tyteca. Het betreft een argumentatieschema waarin de spreker elementen uit elkaar haalt die daarvoor door het publiek beschouwd werden als een geheel of conceptuele eenheid. Dit betekent dat er een ingrijpende verandering plaatsvindt in de conceptuele basis van een argument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het nadeel van de benadering van dissociatie door Perelman en O-T?

A

Ze zijn sterk monologisch geörienteerd en de behandeling ervan in dialogen blijft buiten beschouwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor aanames gaan gepaard met en welk effect heeft dissociatie volgens Perelman en O-T? (4)

A
  • Gaat uit van een eenheid van elementen
  • Brengt verandering aan in de gebruikte data voor een argument
  • Wil oneffenheden tussen proposities wegnemen
  • Maakt de betekenis van begrippen preciezer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen filosofische paren en tegenstellingen?

A

De paren worden gebruikt als discussiezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de kracht van dissociatie?

A

De oude en nieuwe notie krijgen elk een andere waarde toegekend. Betekenis van de oorspronkelijke term wordt beperkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is dissociatie geen argumentatieschema?

A
  • Argumentatieschema legt verband tussen argument en standpunt, dissociatie = verandering conceptuele basis van het argument dat het uitgangspunt is voor het argumentatieschema.
  • Dissociatie gaat over afzonderlijke termen, niet over de verbanden ertussen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het gevolg van dissociatie in bepaalde discussiefasen?

A

Dissociatie brengt de discussie terug naar de openingsfase, want het is een verandering in de uitgangspunten van de discussie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt dissociatie gebruikt in de confrontatiefase?

A

Aanvallen standpunt of verweren tegen kritiek op het standpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt dissociatie gebruikt in de argumentatiefase?

A

Om een argument van de tegenpartij aan te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke twee manieren kan dissociatie een uitspraak van de tegenpartij aanvallen?

A
  • Houdbaarheid aanvallen; consequenties voor argumentatieschema.
  • Verband tussen argumentent en standpunt aanvallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de formele logica als beoordelaar van argumentatie in?

A

Hierbij worden de criteria onafhankelijk van de beoordelaar gedefinieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke criteria voor de beoordeling van argumentatie kent de nieuwe retorica?

A

De beslissing over deugdelijkheid van de argumentatie wordt door het publiek genomen –> auditorium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het belangrijkste idee van het auditorium in de nieuwe retorica?

A

Het auditorium is een gedachtereconstructie door de spreker dat met de werkelijkheid moet corresponderen om het auditorium goed te overtuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen overtuigen en overreden?

A

Overtuigende argumentatie is voor ieder redelijk wezen aanvaardbaar. Overredende argumentatie draagt de goedkeuring van een bepaalde persoon of groep weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee soorten uitgangspunten kent de nieuwe retorica?

A

Uitgangspunten die betrekking hebben op het werkelijke; feiten en waarheden. Erkenning door een universeel auditorium.
Ook: uitgangspunten die betrekking hebben op het verkieslijke; verband houden met de voorkeuren van een specifiek auditorium (waarden en waardehiërarchieën).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie soorten associatieve verbanden bestaan er?

A

Quasi-logische verbanden
Verbanden gebaseer dop de structuur van de werkelijkheid
Verbanden die de structuur van de werkelijkheid grondvesten