Week 2 Flashcards
Wat verstaat Braet onder een argumentatie-analyse?
Dit is een analyse vanuit het perspectief van een kritische beoordelaar die zich een redelijk oordeel moet vormen over de pro- en contra-argumentatie voor een standpunt.
Wat is een persuasie-analyse?
Analyse vanuit de optiek van de argumenteerder die probeert het publiek te beïnvloeden.
Wat is een retorische kritiek?
Een functionele analyse waarin de gebruikte retorische middelen worden genoemd en geduid.
Hoe zijn topoi te definiëren?
Als min of meer gestandaardiseerde opmerkingen of categorieën van opmerkingen die geschikt zijn om aandacht, begrip en aanvaarding te bereiken.
Welke vier stasi erkent Hermagoras van Temnos? Welke vraag hoor bij elke status?
Coniecturalis: ontkenning van een criminele daad –> bestaat het?
Definitivus: gepleegde daad anders omschrijven –> wat is het?
Qualitatitus: beroep op verzachtende omstandigheden –> hoe moet het beoordeeld worden
Translativus: wijzen op procedurele fouten –> waarop heeft het betrekking?
Wat is de functie van de statusleer? Waarom is het nuttig?
Het heeft een strategisch-persuasieve functie: de redenaar kan verweer- en argumentatiemogelijkheden verkennen en de meest kansrijke ermee kiezen.
Wat behelst het sofisme?
Sofisten zijn relativistisch op het punt van kennistheorie en ethiek. Zij erkennen geen waarheid, alleen letterlijke waarschijnlijkheid. Slechts macht geldt.
Welke kritiek heeft Socrates op de sofisten?
Socrates stelt dat door de theorie die de sofisten handhaven slechte zaken als goed kunnen worden voorgesteld, omdat niet het zegevieren van waarheid voorop staat maar het behalen van eigen gelijk.
Welke positie nam Isocrates in?
Hij was een matig sofist, die de retorica zag als een systeem van algemene vorming en ontwikkeling.
Noem twee logografen uit het juridisch domein
Antiphon en Lysias
Noem een logograaf uit het epideictisch domein
Isocrates
Noem een logograaf uit het politiek domein
Demosthenes
Welke kritiek heeft Plato op de sofisten?
Hij stelt dat hun retoriek zich met schijn en bedrog bezighoudt en filosofie met echte waarheid.
Welke definitie geeft Aristoteles van retorica?
Het vermogen om in elke zaak de beschikbare overtuigingsmiddelen te ontdekken.
Welke vier doeleinden kent retorica bij Aristoteles?
- In dienst van waarheid en recht
- Scherping algemeen analytisch vermogen
- Aanpassen aan intellectuele niveau publiek
- Menselijk middel tot zelfverdediging