week 4 (deel 2) Flashcards
de week
la settimana
maandag
il lunedi
dinsdag
il martedi
woensdag
il mercoledi
donderdag
il giovedi
vrijdag
il venerdi
zaterdag
il sabato
zondag
la domenica
het weekend
il fine settimana
de datum
la data
de dag
il giorno
de werkdag
il giorno feriale
de feestdag
il giorno festivo
de dag
la giornata
vandaag
oggi
gisteren
ieri
morgen
domani
de ochtend
la mattina
’s ochtends
di mattina
vanochtend
stamattina
de avond
la sera
de nacht
la notte
vanavond
stasera
vannacht
stanotte
middernacht
la mezzanotte
het uur
l’ora
het halfuur
la mezz’ora
het kwartier
il quarto (d’ora)
de minuut
il minuto
ieder, elk
ogni
de seconde
il secondo
over (bij klokkijken)
e
voor (bij klokkijken)
meno
over (bij klokkijken)
fra
geleden (bij tijd)
fa
kwart voor
meno un quarto
kwart over
e un quarto
half
(e) mezzo, mezza
de maand
il mese
maandelijks
mensile
het jaar
l’anno
jaarlijks
annuale
jaar
annuo, annua
januari
gennaio
februari
febbraio
februari
febbraio
maart
marzo
april
aprile
mei
maggio
juni
giugno
juli
luglio
augustus
agosto
september
settembre
oktober
ottobre