week 4 Flashcards

1
Q

wat is katatonie

A

bijna bewegingsloos en vreemde houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een heteroanamnese

A

bij naasten gesprek afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke klasse hoort bij fluoxetine, citalopram, sertraline, Paroxetine, Amitriptyline, Nortriptyline

A

antideppresiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bij welke klasse horen haloperidol, olanzipine, risperidon en clozapine

A

antipsychotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bij welke klasse horen lithium, valproinezuur, carbamazpine

A

stemmingsstabilisatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij welke klasse diazepam, oxazepam, temazepam en lorazepa

A

benzodiazepines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bij welke ziekte kan je deep brain stimulation toepassen

A

OCS, ocd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bij welke ziekte kan je magneet dingen toepassen

A

depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor neurotransmitter is glutamaat

A

exciterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor neurotransmitter is GABA

A

inhiberend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

werkt ionotroob snel of langzaam

A

snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de verzamelnaam van dopamine, epifrine en norepinefrine (adrenaline)

A

cathecholamines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de verzamelnaam van serotonine, histamine en cathecholamines

A

monomamines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar liggen dopamine noradrenaline en serotonine opgeslagen

A

cellichamen van het mesenchephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de functie van noradrenaline

A

concentratie
energie
waakzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de functie van serotonine

A

slaap en geheugen maar goed ook meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de functie van dopamine

A

motivatie, plezier en salience (prikkels uitsluiten en focussen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bij welke receptoren is een dysfunctie die stemmingswisselingen veroorzaakt

A

serotonine en noradrenaline receptoren

19
Q

wat is een vereiste voor een farmacon om op het czs te werken

A

lipofiel zodat het door de bloed hersen barriere kan of via een transporter vervoerd kunnen worden

20
Q

nadeel medicatie die op het czs aangrijpt

A

bijwerkingen omdat het niet selectief is

21
Q

welke klasse antidepressiva heb je

A

MAO remmers
TCAs
SSRI, selectieve serotonine heropnameremmer

22
Q

op welke transmitters grijpen antidepressiva aan
en wat gebeurd er

A

noradrenaline en serotonine
verhoging synaptische concentraties serotonine en noradrenaline

23
Q

wat zijn eerste generatie antidepressiva

A

MAO remmers en TCA

24
Q

wat zijn tweede generatie antidepressiva en voorbeeld

A

SSRI’s
prozac, fluoxetine

25
Q

wat zijn derde generatie antidepressiva

26
Q

waar is een stemmingstoornis aan te wijten

A

verstoorde sensitiviteit van receptoren

27
Q

wat is het nigrostriatale systeem

A

voor bewuste motoriek

28
Q

wat is het mesolimbische systeem

A

voor beloning motivatie en emotie

29
Q

wat is het mesocorticale systeem

A

emotie en cognitie

30
Q

wat is het tuberoinfundibulaire systeem

A

remming prolactine secretie

31
Q

van welk systeem is bij een psychose hypoactiviteit en tot wat leidt dit

A

mesocorticale systeem
negatieve en cognitieve symptomen

32
Q

van welk systeem is bij een psychose hyperactiviteit en tot wat leidt dit

A

mesolimbische systeem
positieve, psychotische symptomen

33
Q

wat is typische of klasssieke antipsychotica
wat verminderen ze

A

dopaminereceptorantagonisten
verminderen hyperactiviteit van mesolimbische systeem

34
Q

wat is een bijwerking van typische antipsychotica, welke symptomen erger, welk syteem

A

minder dopamine
negatieve symptomen verergeren
nigrostriatale systeem aangedaan
extrapirimidale bijwerkingen, parkinson

35
Q

voordeel atypische antipsychotica

A

minder extrapiramidale bijwerkingen
ook negatieve en cognitieve symptomen verbetering

36
Q

op welke receptoren werken atypische naast dopamine nog meer

A

serotonine

37
Q

wat is anhedonie

A

geen plezier meer aan dingen die je eerst wel plezier gaven

38
Q

hoelang moeten depressie klachten aanwezig zijn

A

twee weken

39
Q

hoelang moeten manische symptomen aanwezig zijn

40
Q

wat is bipolaire stoornis 1

A

manisch en depressie

41
Q

wat is bipolaire stoornis 2

A

hypomanisch met depressie

42
Q

noem een klassieke antipsychotica

A

haloperidol

43
Q

noem twee atypische antipsychotica

A

olanzanine en clozapine