week 2 hc van die man en de zelfstudies Flashcards
wat is de functie en hoe heten de cellen met een kleine en uitgebreide dendrietboom
uitgebreid: purkinje neuronen, het zijn integratiecellen
klein: schakelcellen
welke drie onderdelen hebben neuronen en hun functie
dendrieten, ontvangen
cellichaam
axonen, uitgang
hoe kun je neuronen classificeren
axonale projectie
dendrietstructuur
aantal uitlopers
wat zijn gliacellen
steuncellen
welke soorten gliacellen heb je
astrocyt: houdt chemische omgeving in balans
oligodendrocyt: zorgt voor myelinevorming in CZS
microglia:
rol bij imuunrespons
stam/percursorcellen: kunnen nog andere type gliacellen worden
hoe heten de cellen die in het perifere zenuwstelsel myeline vormen
schwanncellen
welke twee aandrijvende krachten vormen samen de elektrochemische gradient
elektrische en chemische kracht
hoe is kalium verdeeld
in de cel hoog
hoe is natrium verdeeld (en ca en cl)
buiten de cel hoog
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als je kalium toevoegt aan het externe milieu
membraanpotentiaal neemt toe omdat kalium de cel minder verlaat
welke stof handhaafd het rustmembraanpotentiaal en waarom
kalium
enige kanalen die open staan in rust
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als natrium de cel in gaat
die gaat omhoog
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als kalium de cel uit gaat
die gaat omlaag
hoe veranderd het membraan potentiaal actief en passief
passief: ionen verplaatsen
actief: bijv na k pomp
welke drie soorten potentialen heb je
receptorpotentiaal: bij sensorisch uiteinde als reactie op externe stimulus, contact huid
synaptisch potentiaal: neurotransmitter
actiepotentiaal: als drempelwaarde bereikt is
wat gebeurd er met de elektrische en chemische kracht als kalium de cel uit is gegaan
elektrische kracht is groter omdat kalium uit de cel is dus de cel is meer negatief
chemische kracht is afgenomen omdat het concentratieverschil kleiner is geworden
wat pompt de na k pomp
2 k in neuron 3 na uit neuron
dus welke drie factoren dragen bij aan het rustendemembraanpotentiaal
doorlaatbaarheid van ionkanalen, er kan meer natirum uit dan in
na k pomp
verschil in concentratie
welk kanaal is open in rust en welke is dicht
kalium open
natrium dicht
wat is het actiepotentiaal
verandering van het membraan potentiaal, neemt eerst heel sterk toe en dan weer af
welk kanaal is open tijdens depolarisatie
natrium
welk kanaal is open tijdens repolarisatie
kalium
wat gebeurd er met actiepotentialen als er veel stroom is
ze komen frequenter en niet sterker
wat is de late outward current
vertraagde elektrische stroom die het gevolg is van de kalium uitstroom, zorgt voor repolarisatie
wat is de early inward current
elektrische strooom die het gevolg is van de invoer van natrium, zorgt voor de rising phase
waar is de frequentie waarmee actiepotentialen worden afgevuurd afhankelijk van
de inactivatie van natriumkanalen
wat doet tetrodotoxine en welke current verdwijnt
sluit de natriumkanalen. er kunnen geen natriumionen in de cel. er is geen early inward current en daarom geen actiepotentiaal
wat doet tetraethylammonium en welke current verdwijnt
sluit de kaliumkanalen. er is wel een early inward current maar geen late outward current. er is continue depolarisatie omdat kalium voor repolarisatie zorgt
hoe is de natrium en kalium stroom bij membraanpotentiaal
van -65 naar -25
van 0
van 26
van 53
van 65
van -65 naar -25: influx natrium
van 0: grote influx natrium
van 26: mindergroot dan bij 0 want er zijn minder kanalen open
van 53: geen natriumstroom. concentratie en elektrische gradient zijn gelijk aan elkaar
van 65: kalium naar buiten
wat blokkeren cocaine en tetracaine
natriumkanalen
welke factoren zorgen ervoor dat natrium snel is en kalium langzaam
voltagecentrum van natrium is snel
natriumkanelen hebben ene inactivatiepoortje waardoor ze snel sluiten en er repolarisatie plaats kan vinden.
wat zorgt ervoor dat signaaloverdracht snel kan plaatsvinden
myeline
wat voor signaal neemt af en welke niet
elektrisch neemt af door weerstand van membranen
actiepotentiaal neemt niet af omdat er steeds een nieuwe ontstaat
wat gebeurd er in een knoop van ranvier
hier zijn veel natriumkanalen waardoor een actipotentiaal doorgegeven kan wroden
wat is saltoire voortgeleiding
een actiepotentiaal die springt van knoop naar knoop
wat is de refractaire periode
hierin kan er niet opnieuw gedepolariseert worden
noem 3 liganden waardoor ionkanalen open kunnen gaan
glutamaat
calcium
camp
hoe wordt signaaloverdracht gefaciliteerd
synapsen
hoe werkt een synapsa
elektrisch signaal van het presynaptsiche membraan wordt omgezet in een chemisch signaal wat vervolgens een actie potentiaal kan worden
voorbeeld binair signaal en continu signaal
binair: actiepotentiaal, alles of niets
continu: synaptisch signaal, kan alle waarden aannemen
welke twee pools met vesikels liggen in het zenuwuiteinde van het presynaptische membraan
ready to release: small-clear vesikels, fuseren als eerst
reserve pool: dense-core vesikels, bevatten de neuromodulatoren
wat is noodzakelijk om neurotransmissie/depolarisatie te laten plaatsvinden
calciuminflux in de presynaptische cel
wat gebeurd er als je cadmium injecteerd in het membraan van de presynaptische cel
blokeert de calcium kanalen, er komt geen depolarisatie in de postsynaptische cel
hoe werkt fusie in stappen en hoe heet het proces
proces heet docking
de eiwitten (SNARES) op de twee membranen gaan een interactie met elkaar aan
calcium bindt aan de eiwitten en nu kan er gefusseerd worden
neurotransmitters zijn afgegeven
lege vesikels worden gerecycled
welke soorten receptoren heb je op postsynaptische membranen die reageren op neurotransmitters, noem voorbeelden
metabotrobe receptoren: g eiwit gekoppeld, werken langzaam. glutamaat
ionotrobe receptoren: ligand gated, reageren snel. GABA
waarom is een metabotrobe receptor langzamer dan een ionotrobe receptor?
metabotrobe is g eiwit gekoppeld en moet meer stappen doorlopen. ionkanaal hoeft alleen maar open te staan
wanneer geeft een neuron een actiepotentiaal door
na de rekensom van alles wat binnenkomt in de synapsen
wat is EPSP
exciterend signaal, kans op actipotentiaal groter
wat is ipsp
inhiberend signaal, kans op actiepotentiaal kleiner
verschil epsp en ipsc
epsc meet de elektrische stroom
epsp meet de verandering van het membraan potentiaal
door welke neurotransmitters ontstaat epsp
glutamaat
asparaat
acetylcholine
dopamine
adrenaline
door welke neurotransmitters ontstaat ipsp
glycine
gaba
zs 8. wat zijn astrocyten
welke functies
meest voorkomende cellen in het czs
voorkomen dat naastliggende neuronen spontaan depolariseren
kunnen neurotransmitter substantie tijdelijk opslaan
is betrokken bij het instandhouden van de bloed hersen barriere
helpt jonge neuronen te verplaatsen naar hun uiteindelijke plaats
helpen bij opruimen afgestorven neuronen
zs 8. waaruit zijn microgliacellen ontstaan en wat is hun functie
ontstaan uit mesoderm
actief bij verwonidingen en ontstekingen
zs 8. wat zijn oligodendrocyten
verschillen schwanncellen
vormen net als schwann myeline
oligo heeft meer uitlopers, schwann 1
oligo ontstaat uit neuroepitheel, schwann uit neurale lijstcellen
zs 8. wekke cellen zie je in het periferezenuwstelsel en niet in het czs
satelietcellen
cellen van schwann
zs 8. hoe komt het rustpotentiaal tot stand
wat is in evenwicht?
doordat de ionconcentraties buiten en binnen verschillen
het celmembraan is selectief doorlaatbaar (kalium grotere doorlaatbaarheid)
concentratiegradient is in evenwicht met elektrische gradient
zs 8. hoe kan je de refractaire periode onderverdelen
absoluut: er kan geen tweede actiepotentiaal komen
relatief: stimulus meot langer of groter zijn dan eerst
zs 8. welk ion speelt een rol bij het onstaan van de refractaire periode en hoe
natriumkanalen
ze hebben een activatie en inactivatie poortje