week 1 Flashcards

1
Q

hoe kan je het zenuwstelsel topografisch indelen

A

centraal zenuwstelsel, binnen de schedel en wervelkolom
perifeer zenuwstelsel, buiten de schedel en wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel

A

encephalon, hersenen
myelum, ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel

A

hersenzenuwen, nervi craniales 12 paar
ruggenmergzenuwen, nervi spinales 31 paar
sensibele en autonome ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe lopen afferente zenuwen (af of aanvoerend)
waarin kan je ze onderverdelen

A

lopen naar het czs toe, aanvoerend
somatosensibele: huid en spier
viscerosensibele: organen, blaas en hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe lopen efferente zenuwen (af of aanvoerend)
waarin kan je ze onderverdelen

A

motorische output, zorgen voor effect, afvoerend
somatomotorisch: willekeurige spieren
visceromotorisch: autonome aansturing gladde spieren. autonome zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een ander woord voor visceromotorische zenuwen en hoe kan je dat onderverdelen

A

het autonomezenuwstelsel
onder te verdelen in ortho en parapatische zenuwstelsel
orthosympatisch: fight flight
parasympatisch: rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welke onderdelen bestaat het czs

A

twee hersenhelften
dicephalon, tussenhersenen
mesencephalon, middenhersenen
pons en cerebellum
medulla
ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat vormt de hersenstam

A

mesencephalon
pons
medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke drie hersenvliezen (meningen) heb je

A

PAD
dura mater: buitenste harde hersenvlies
archnoidea: onder dura, is zacht hersenvlies en wordt ookwel spinnenwebvlies genoemd
pia mater: onderste, zacht hersenvlies. ligt over de hersenen als een tweede huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de grootste ader die de dura mater van bloed voorziet en waar komt die binnen

A

arteria meningea media
ter hoogte van de slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je overlijden als de arteria meningea media stuk is en hoe heet deze bloeding

A

epidurale bloeding
bloed hoopt zich op en de hersenen worden verdrukt richting het achterhoofdsgat waar de hersenstam loopt
de hersenstam doet belangrijke vitale functies en die kunnen dan niet meer worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar bevind zich de epidurale ruimte

A

tussen de schedel en dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uit welke bladen bestaat de dura

A

endostale blad: botvlies tegen de schedel
meningeale blad: van hersenen wat vergroeit met endostale blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat draineert de schedel en hersenen

A

veneuze sinussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat doorbreekt de hersenvliezen

A

ankervenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke structuur maakt dat de arachnoidea het spinnenwebvlies word genoemd

A

trabekels, kleine fibreuze strengtjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe heet de ruimte tussen de arachnoidea en de pia mater
wat zit hier

A

subarachnoidale ruimte, is ook bij het ruggenmerg
de ruimte is gevuld met vloeistof, liqor. er lopen ook bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe wordt liqor afgevoerd

A

via granulaties, uitstulpingen van het arachnoid die uitmonden in de veneuze sinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanneer is er sprake van een subdurale bloeding

A

als een ankervene barst, er hoopt zich bloed op tussen de arachnoidea en de dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke vorm heeft een epidurale bloeding en welke vorm heeft een subdurale bloeding

A

epiduraal (tussen bot en dura): citroen
subduraal (tussen arachnoidea en dura): banaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke sinus draineert de venen van het aangezicht en waarom heet dit de triangle of death

A

sinus cavernosus
geinfecteerd bloed vanaf bijv de neus kan de hersenen infecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is grijze en witte stof

A

grijs: cellichamen van neuronen
wit: uitlopers van cellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een intra-extracraniele anastomose

A

bloedvaten die binnen en buiten de schedel lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de confluens sinuum

A

hier komen de sinus sagittalis en sinus rectus samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe is het arteriele systeem van de hersenen opgebouwd om deze van bloed te voorzien

A

vanuit de nek loopt de arteria carotis interna voorlang en de arteria vertebralis achterlangs

de twee slagaders van de arteria vertebralis komt eerst samen in de a basilaris

het systeem van bloedvaten wat ontstaat heet de cirkel van willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat voorzien de rami perforantes en de rami corticales van bloed

A

perforantes: centrale deel van de hersenen
coritcales: buitenkant hersenen, cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

uit hoeveel hoofdstammen bestaat de cirkel van willis

A

6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat zijn de drie corticale takken

A

a cerebri anterior
a cerebri media
a cerebri posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat is een aneurysma
wat gebeurd er als dit barst

A

een aneurysma is een zwakke plek in een slagader. de buitenlaag is kapot en de binnenlaag puilt uit als een ballon

als deze barst komt er bloed in de subarachnoidale ruimte, er ontstaat dan ook een subarachnoidale bloeding. bloed hoopt op rondom de cirkel van willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

waar komen de arterien van de hersenen samen

A

de subarachnoidale ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat barst er bij een subdurale bloeding, een epidurale bloeding, een subarachnoideale bloeding

A

subduraal: ankervenen
epiduraal: a meningea media
subarachnoideaal: aneurysma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat maakt liqor

A

de plexus choroideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

hoe staan de laterale ventrikels in verbinding met het derde ventrikel

A

door het foramen interventriculare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe loopt het derde ventrikel over in het vierde ventrikel

A

via het aqueductus cerebri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat voor foramen heb je in het vierde ventrikel
wat is de functie

A

mediaal 1 formamen van magendie
lateraal twee foramen van luschka

vanuit deze foramen stroomt liqor naar de subarachnoidale ruimte en hier kan het ook naar het rugenmerg enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

functie liqor

A

stootkussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

waarom wordt een liqor punctie bij l3 l4 gedaan

A

het ruggenmerg eindigt bij l1 l2.het wervelkanaal is dus langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat is een hydrocephalus
welke twee vormen heb je
hoe behandel je het

A

een waterhoofd, disbalans in liqor aan en afvoer

noncommunicerend/obstructieve hydrocephalus: obstructie of geen verbinding tussen de ventrikels
communicerend/niet obstructieve hydrocephalus: verstoorde opname van liqor aan de bloedbaan

behandel door externe ventriculaire drain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

hoe kan het dat bij de hersenen vrije uitwisseling is van moleculen tussen bloed en hersenen

A

er zijn geen tight junctions bij de endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

verschillen vliezen hersenen en ruggenmerg

A

dura heeft bij het ruggenmerg 1 vlies
pia mater bevat ligamentum denticulatum, verbinding met dura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

HC2. uit welke delen bestaat een blastocyst en wat vormt dit

A

trofoblast: wordt placenta
embryoblast: heeft een epiblast, wordt de amnioholte, en hypoblast, wordt de dooierzak.
de onderdelen van de embryoblast worden de tweebladigekiemschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

HC2. wat gebeurd er tijdens de gastrulatie

A

epiblast groeit sterk
de nieuwe cellen groeien rond de middenlijn: primitieve groeve

hypoblast wordt endoderm
epiblast wordt ectoderm
hiertussen komt mesoderm

er is nu dus een driebladige kiemschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

HC2. waaruit ontstaan somieten, wat kunnen ze worden, hoe wordt dit geinnerveerd

A

paraaxiaal mesoderm

sclerotomen: worden wervels. spina bifida als wervelboog niet goed sluit
dermatomen: huid, geinnerveerd door een spinale zenus van zelfde niveau
myotomen: spieren. geinnerveerd door meerdere spinale zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

welke vormen van spina bifida zijn er

A

spina bifida occulta (gesloten): wervelbogen op 1 plek niet vergroeid. zenuwen zitten op hun plaats. is goed te behandelen. groeit plukje haar op de plek

spina bifida aperta (open):
meningocele: meer dan twee wervelbogen niet goed gevormd. vliezen van ruggenmerg puilen naar buiten
meningomyelocele: naast vliezen puilen ook het ruggenmerg en zenuwen naar buiten
myeloschisis: neurale weefsel helemaal open en bloot. er is geen ectoderm over heengegroeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

HC2. waarmee gaat spina bifida vaak gepaard

A

hydrocephalus, waterhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

HC2. welke verschillende craniale sluitingsdefecten zijn er

A

ancephalie: cerebrale hemisferen en schedel niet gevormd. ogen puilen uit en er is geen hals
meningocele: aan de achterzijde stulpen hersenvliezen met liqour naar buiten
meningo-encephalocele: ook stuk hersenen naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

HC2. wat zijn de drie primaire hersenblaasjes en welke splitsen zodat het er vijf worden

A

prosencephalon: worden telencephalon en dicephalon
mesencephalon
rhombencephalon: worden metencephalon en myelencephalon

dus dan krijg je tel die messen met mij
telencephalon, dicephalon, mesensephalon, metencephalon en myelencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

HC2. welke flexuren ontstaan in de hersenblaasjes

A

flexura cranialis: bij mesencephalon
flexura pontis: grens metencephalon en myelencephalon
flexura cervicalis: grens myelencephalon en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

HC2. wat wordt het telencephalon

A

de grote hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

HC2. wat wordt het diencephalon

A

oogcup
thalamus, hypothalamus en epithalamus
neurohypofyse, achterkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

HC2. wat wordt hetmesencephalon

A

midbrain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

HC2. wat wordt het metenchepahlon

A

pons en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

HC2. wat wordt het myelencephalon

A

medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

HC2. wat loopt er bij de dorsale hoorn en wat loopt er bij de ventrale hoorn

A

dorsaal: sensorische input komt binnen
ventraal: motorische output gaat naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

HC2. waar zorgt de medulla oblongata voor kwa orientatie sensorische en motorische output

A

er is hier de flexura pontis
dorsaal: wordt lateraal, sensorisch
ventraal: wordt mediaal, motorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

HC2. wat zijn de sulci en gyri en wanneer worden deze gevormd

A

sulci: groeven
gyri: windingen

gevormd tijdens telencephale rotatie

57
Q

HC2. functie thalamus

A

integratiecentrum voor alle informatie. het is de dirigent

58
Q

HC2. functie subthalamus

A

connectie met basale kernen en doet controle over de motoriek

59
Q

HC2. functie hypothalamus

A

aansturing autonome zenuwstelsel en de hypofyse

60
Q

HC2. functie epithalamus

A

bevat de pijnappelklier die melatonine produceert en daarom belangrijk voor dag en nacht ritme

61
Q

HC2. hoeveelste zenuw is de nervus opticus

62
Q

HC2. waaruit bestaat de hypofyse

A

neurohypofyse/lobus posterior
adenoypofyse/ ectoderm stomodeum

63
Q

HC2. welke neurale kanalen horen bij”:
de grote hersenen
dicephalon (thalamus etc)
mesencephalon
cerebellum/pons
medulla oblongata
ruggenmerg

A

de grote hersenen: laterale ventrikels
dicephalon (thalamus etc): derde ventrikel
mesencephalon: aqeuductus cerebri
cerebellum/pons: vierde ventrikel
medulla oblongata: vierde ventrikel
ruggenmerg: canalis centralis

64
Q

HC2. hoeveelste hersenzenuw gaat naar de olfactoire cortex

65
Q

HC2. wat is lissencephalie

A

een glad brein zonder gyri en sulci

66
Q

HC2. waaruit bestaat de cortex en functies

A

archicortex/hippocampus: leren en geheugen
paleocortex: reuk
neocortex: integratie van informatie, maakt hogere corticale functies mogelijk

67
Q

ZS1. wat gebeurd er bij een subduraal hematoom

A

ankervenen scheuren waardoor hematoom ontstaat wat druk uitoefent op hersenen

68
Q

ZS1. wat bloed er vaak bij een epiduraal hematoom

A

een dura slagader bloed, meestal de arteria meningea media

69
Q

ZS1. wat voorziet de arteria carotis interna van bloed

A

voorste deel van de hersenen:
frontale kwab
temporale kwab
parietale kwab

70
Q

ZS1. wat voorziet de arteria carotis externa van bloed

A

het gezicht

71
Q

ZS1. wat voorziet de arteria cerebri anterior (ACA) van bloed

A

binnenste helft van beide hemisferen

72
Q

ZS1. wat voorziet de arteria cerebri media (ACM) van bloed

A

buitenste middelste deel van de hersenschors van bloed

73
Q

ZS1. wat voorziet de arteria vertebralis van bloed

A

achterste deel van de hersenen
occipitale kwab
cerebellum
hersenstam

74
Q

ZS1. wat voorziet de arteria basilaris van bloed

A

mesencephalon en cerebellum

75
Q

ZS1. welke vaten dragen bij aan de veneuze afvoer van de hersenen en wat hebben ze allemaal niet?

A

diepe aderen
oppervlakkige aderen, ankervenen
durale veneuze sinussen

allemaal geen kleppen

76
Q

ZS2. hoe ontstaat tijdens neurulatie de neurale plaat, als reactie op wat wordt dit gedaan

A

ectoderm verdikt
reactie op signaal van chorda dorsalis wat eronder ligt

77
Q

HC3. hoe is de hierarchische structuur van motorische gebieden

A

motorische gebieden cerebrale cortex, directeur
vooral reflexen, hersenstam, manager
motorneuronen, werknemer

78
Q

HC3. wat zijn de rollen van het cerebellum en de basale kernen bij motoriek

A

cerebellum: vloeiend laten verlopen van een beweging, gecoordineerd bewegen
basale kernen: plannen van een beweging, initiatie beweging

79
Q

HC3. wat is een ruggenmergsegment

A

stuk ruggenmerg met een daarbij behorende spinale zenuw

80
Q

HC3. hoe komt sensibele informatie binnen in het ruggenmerg

A

binnen bij de radix dorsalis, wordt doorgegeven aan de dorsale hoorn

81
Q

HC3. welke radix heeft een verdikking, hoe heet dit en wat is het

A

radix dorsalis
spinaal ganglion
hier ligt het cellichaam van het neuron

82
Q

HC3. waar liggen de motorneuronen die zorgen voor motorische output

A

ventrale hoorn

83
Q

HC3. wat doet en heeft de laterale hoorn die een aantal ruggenmergsegmenten hebben

A

heeft visceromotorische zenuwen
sturen klieren en gladde spieren aan

84
Q

HC3. waar komen de radix dorsalis en ventralis samen
hoe loopt het hierna
wat innerveren ze

A

nervus spinalis
splitst in ramus dorsalis en ramus ventralis
ramus dorsalis: motorische en sensibele innervatie rug
ramus ventralis: motorische en sensibele innervatie voorzijde romp en ledematen

85
Q

HC3. wat is somatotopie en waar is dit

A

lichaamsdelen hebben elk hun eigen plek in het ruggenmerg
ventrale hoorn

86
Q

HC3. wat ligt ventromediaal en wat ligt ventrolateraal

A

ventromediaal: axonen die axiale/proximale spieren in de romp aansturen
ventrolateraal: motorneuronen die naar distale spieren/ledematen gaan

87
Q

HC3. hoe werkt een myostatische/ spierstrekkingsreflex

wat wordt geremd/ontspannen en wie doet dit

A

afferent gaan de informatie naar het ruggenmerg
hier gaat het niet naar de herenen maar meteen naar een motorneuron

antagonist wordt geremd door interneuronen

88
Q

HC3. welke ruggenmergniveaus horen bij de volgende spierrekkingsreflexen:
bicepspeesreflex
tricepspeesreflex
kniepeesreflex
achillespeesreflex

onder waarvan staat dit onder controle en wat doet dit

A

bicepspeesreflex: c5-c6
tricepspeesreflex: c7
kniepeesreflex: l2-l4
achillespeesreflex: s1

onder supraspinale controle wat zorgt voor inhiberend effect

89
Q

HC3. wat doen corticospinale banen in de grijze massa

A

verbinden motorneuronen van de cortex met die van het ruggenmerg

90
Q

HC3. ter hoogte van wat kruisen banen zodat links rechts innerveert en andersom
zijn dit dorsale of ventrale banen
wat doen de andere banen

A

caudale medulla
dorsaal
de ventrale banen sturen beide zijden van het lichaam aan

91
Q

HC3. welke dermatomen horen bij de volgende ruggenmergsegmenten:
c4
c6
c8
th4
th10
l5
s1

A

c4: clavicula
c6: duim
c8: pink
th4: gebied ter hoogte van tepel
th10: gebied ter hoogte van navel
l5: grote teen
s1: laterale voetrand

92
Q

HC3. hoe wordt vitale sensibiliteit doorgegeven, hoe heet dit systeem ookwel

A

AL anterolaterale systeem
dorsale hoorn - kruising - tractus spinothalamicus (anterolateraal) - thalamus - primaire somatosensibele cortex

93
Q

HC3. hoe wordt gnostische sensibiliteit doorgegeven

A

achterstrengen (funculus dorsalis) - achterstrengkerenen - kruising - lemniscus medialis - thalamus - primaire somatosensibele cortex

94
Q

HC3. hoe werkt het somatosensibele systeem in het algemeen

A

drietrapsraket
receptor vangt prikkel op
schakelt over op tweede neuron in ruggenmerg of de medulla
schakelt over op derde neuron in de thalamus

95
Q

HC3. hoe kan je het somatosensibele systeem onderverdelen

A

gnostische sensibiliteit: tastzin, vibratiezin, propriocepsis (weten waar je ledematen zijn)
vitale sensibiliteit: temperatuurzin, pijnzin, aanrakingszin, grove tast

96
Q

HC3. welke sensibiliteit schakelt niet direct over

A

gnostische sensibiliteit

97
Q

HC4. welke kwabben scheidt de sulcus centralis

A

de lobus frontalis en de lobus parietalis

98
Q

HC4. welke kwabben scheidt de sulcus lateralis

A

de lobus temporalis van de lobus frontalis en parietalis

99
Q

HC4. welke kwabben scheidt de sulcus parietooccipitalis

A

de lobus parietalis van de lobus occipitalis

100
Q

HC4. wat komt er binnen in de primaire olfactoire cortex en in welke kwab ligt dit

A

reuk
in de lobus temporalis

101
Q

HC4. in welke kwab ligt de primaire visuele cortex

A

de occipitaalkwab

102
Q

HC4. in welke kwab ligt de primaire auditieve cortex

A

in de lobus temporalis

103
Q

HC4. welke centra hoort bij het motorisch taalcentrum en woordvinding

104
Q

HC4. welke centra hoort bij het sensorisch taalgebied en woordbegrip

105
Q

HC4. wat hebben mensen met broca afasie

A

weten wat ze willen zeggen maar kunnen het niet
Brokkelig

106
Q

HC4. wat hebben mensen met afasie van wernicke

A

kunnen praten maar praten niet met inhoud

107
Q

HC4. waar ligt de primaire motorische cortex

A

voor de sulcus centralis

108
Q

HC4. waar ligt de primaire sensibele cortex

A

achter de sulcus centralis

109
Q

HC4. hoe kan je de lobus frontalis onderverdelen

A

van achter naar voor
primaire motorische cortex
premotorische cortex
prefrontale cortex

110
Q

HC4. wat gebeurd er in de primaire motorische cortex
wat gebeurd er bij een laesie

A

somatotopie, elk lichaamsdeel heeft een eigen plek van representatie op de cortex

bij een laesie is er uitval aan de contralaterale zijde (andere kant)

111
Q

HC4. wat doet de premotorische cortex
welke twee dingen liggen hier vlakbij

A

ondersteund de primaire motorische cortex om complexe bewegingen te maken
directe controle van gedrag
plannen van bewegingen
ruimtelijk geleiden van bewegingen

gebied van broca
FEF, frontale blikcentrum. geconjugeerde oogbewegingen

112
Q

HC4. wat doet de prefrontale cortex

A

cognitieve en emotionele funties
beslissingen maken, plannen, sociaal gedrag, impulsbeheersing

113
Q

HC4. wat gebeurd er bij een laesie van de lobus parietalis

A

sensibele uitval aan de contralaterale zijde

114
Q

HC4. in welke kwab ligt de associatieve cortex en wat gebeurd er bij een laesie

A

in de lobus parietalis
stereoagnosie: niet op tast herkennen van voorwerp
apraxie: onvermogen van complexe handelingen

115
Q

HC4. welke twee soorten apraxie heb je

A

ideatoire apraxie: volgorde van een handeling vergeten
constructive apraxie: eenvoudige dingen niet meer in elkaar kunnen zetten

116
Q

HC4. wat doen de lobus temporalis en parietalis in de visuele verwerking

A

parietaal: waar is het
temporaal: wat is het

117
Q

HC4. welke kwabben zijn van belang voor het rechter visuele veld en welke voor de linker
hoe heet het syndroom wat je kan hebben

A

rechts: beide parietale kwabben
links: rechter parietale kwab
neglectsyndroom

118
Q

HC4. wat is visuele agnosie, welke kwab is aangedaan

A

temproale kwab
objecten niet herkennen

119
Q

HC4. wat is prosopagnosie, welke kwab is aangedaan

A

temporale kwab
gezichten niet herkennen

120
Q

HC4. welke primaire cotex is de enige waar informatie zowel links als rechts binnenkomt, waarom? welke kwab ookalweer?

A

primaire auditieve cortex
anders weet je niet waar het geluid vandaan komt
temporalis

121
Q

HC4. hoe is het limbische systeem georienteerd
welke belangrijke structuren liggen hier

A

om de laterale ventrikels, in de lobus temporalis
hippocampus, amygdala, olfactoire cortex

122
Q

HC4. hoe is de hippocampus georienteerd. wat is de rol. wat veranderd er als je ouder wordt

A

zeepaardje vorm, in de temporele kwab, achter de amygdala
leer en geheugenprocessen
als je ouder wordt krijg je meer lumen en minder weefsel, geheugen wordt slechter

123
Q

HC4. functie amygdala

A

emotioneel en motivationeel gedrag
gekoppeld aan olfactoire cortex en daarom wordt reuk hier ook verwerkt

124
Q

HC4. functie olfactoire cortex

125
Q

HC4. wat is retinotopie

A

elk gedeelte van de retina heeft eigen plek in de primaire visuele cortex

126
Q

HC4. wat is het optisch chiasma

A

waar de visuele zenuwbanen kruisen

127
Q

HC5&7 wat is parese en paralyse

A

parese: spierzwakte
paralyse: totaal verlies spierkracht

128
Q

HC5&7 wat is:
monoparese
paraparese
hemiparese
tetraparese

A

monoparese: zwakte in 1 ledemaat
paraparese: zwakte in beide dezelfde ledemaat
hemiparese: zwakte in lichaamshelft
tetraparese: zwakte in alle ledematen

129
Q

HC5&7wat is de mrc schaal en de niveaus

A

de mrc schaal geeft spierkracht aan en is op te delen in een aantal niveaus
5: normaal
4: bewegen tegen zwaartekracht in en tegen weerstand:
3: alleen tegen zwaartekracht niet tegen weerstand
2: alleen loodrechte beweging
1: alleen beetje spier contractie
0: paralyse

130
Q

HC5&7 kenmerken centrale verlamming op de volgende niveaus:
atrofie
fasciculaties
peesrekkingsreflexen
tonus
huidreflexen
verdeling zwakte

A

atrofie: laat
fasciculaties: afwezig
peesrekkingsreflexen: hyperreflexie
tonus: hypertoon
huidreflexen: pathologisch, babinski of afwezig
verdeling zwakte: hemi, para, quadriplegia. plegia = verlamming

131
Q

HC5&7 kenmerken perifere verlamming op de volgende niveaus:
atrofie
fasciculaties
peesrekkingsreflexen
tonus
huidreflexen
verdeling zwakte

A

atrofie: vroeg
fasciculaties: aanwezig
peesrekkingsreflexen: hypo
tonus: hypo
huidreflexen: normaal
verdeling zwakte: zenuwen zijn symmetrisch distaal. spieren symmetrisch proximaal

132
Q

HC5&7 wat is de piramidebaan en waar kruist dit

A

de baan waarin een centrale zenuw via het ruggenmerg loopt
kruist in de medulla oblongata

133
Q

HC5&7 wat is:
hemiplegie
paraplegie
quadriplegie

waar zitten de laesies

A

hemiplegie: een kant van lichaam verlamd behalve hoofd. laesie zit in de hersenstam of hoog in het ruggenmerg
paraplegie: verlamming vanaf de navel. laesie hoogte th10
quadriplegie: verlamming beide armen en benen. laesie hoog ruggenmerg of hersenstam

134
Q

PR1&2 tot wat ontwikkelen neurale lijstcellen

A

neuronen in sensibele en autonome ganglia
gliacellen
pia mater en arachnoid

135
Q

PR1&2 uit welke kiemlaag ontwikkeld de dura mater

136
Q

PR1&2 wat zijn de falx

A

plekken waar de dura dubbelbladen vormt

137
Q

PR1&2 waar zitten de
falx cerebri
falx cerebelli
tentorium cerebelli

A

falx cerebri: tussen beide hemisferen
falx cerebelli: tussen de kleine hersenen
tentorium cerebelli: tussen kleine hersenen en cerebrum

138
Q

PR1&2 waar treedt de arteria vertebralis de schedel binnen

A

foramen magnum