Week 22 Oefeningsselectie en Oefeningstechniek Flashcards

1
Q

wat is range of motion (rom) ?

A

rom wordt gemeten in graden, niet in afstand, het is de mate van flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom zou je volledige rom willen realiseren?

A

omdat we een hoge mate van spieractivatie en mechanische spanning willen hebben over de
gehele lengte van de spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen een compound en isolatie oefening

A

compound oefening traint meerdere spiergroepen tegelijk en gaat over meerdere gewrichten heen, isolatie werkt maar een spiergroep en een gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn voordelen van compound oefeningen?

A

verbrand meer calorieen, bespaard tijd, hogere kracht, wat weer voordelen heeft voor andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zijn compound oefeningen beter dan isolatie oefeningen voor spieropbouw?

A

ze hebben dezelfde mate van spieractivatie, als we
de andere factoren buiten beschouwing laten. spieren reageren alleen op stress dus het maakt niet uit als er stress is op meerdere gewrichten tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geef de definitie van principe 1: de beperkende factor.

A

Een oefening is het meest effectief voor een spier als die spier een beperkende factor is bij het uitvoeren van de oefening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

noem wat voorbeelden van de beperkende factor

A

grijpkracht bij barbell, onstabiele ondergronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de bijdrage van bi-articulaire spieren?

A

spieren die twee gewrichten kruisen en daarom beweging kunnen produceren in beide gewrichten. Wanneer een bi-articulaire spier aanspant, kan het niet
kiezen op welk gewricht het torsie (een krachtmoment) produceert. Het zal noodzakelijk torsie produceren bij beide gewrichten. Als dit gewenst is op beide gewrichten zal spieractivatie ongehinderd zijn. Als sommigen dit zijn, maar andere niet, zal dit desondanks een probleem vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom is de squat een slechte oefening voor de hamstrings?

A

Tijdens een squat, is heupextensie gewenst om je torso omhoog te laten komen, maar knieflexie zou ervoor zorgen dat je dijen naar beneden worden getrokken. De hamstrings antagoniseren daarom dus ook op directe wijze de quadriceps tijdens de squat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom is de squat slecht voor de rectus femoris?

A

Ze helpen de knie te strekken, wat cruciaal is om op te staan vanuit een squatpositie. Ze buigen ook de heup, wat het tegenovergestelde is van wat je wilt om op te staan bij een squat: heupextensie. Als resultaat hiervan draagt de rectus femoris nauwelijks bij aan een squat en groeit deze niet veel van squatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom is een barbell effectiever dan dumbbells voor de triceps?

A

In tegenstelling tot bij de barbell press, kunnen je handen naar buiten bewegen bij een dumbbell press. Excessieve buitenwaartse handbeweging verandert de beweging in principe naar een fly-beweging, wat ervoor zorgt dat de triceps niet meer kunnen bijdragen als actieve beweger van het gewicht. Daarom wordt de bijdrage van de triceps gedurende dumbbell presses significant verlaagd vergeleken met barbell presses. De resulterende spierschade en spiergroei bij de triceps worden ook verlaagd bij dumbbell presses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef de definitie van principe 2, dynamische contractie

A

een dynamische contractie is een beweging die excentrisch en concentrisch is en die zijn dus superior aan oefeningen die puur con, exc of isometrisch zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom zijn dynamische contracties superieur?

A

De superioriteit van dynamische contracties komt doordat de excentrische en de concentrische fase resulteren in verschillende morfologische en neurale aanpassingen. Concentrische en excentrische acties zorgen ook voor andere activatie van anabole cel- signaleringspatronen en satellietcelactiviteit is ook verschillend. Om kracht en spiermassa te maximaliseren, heb je zowel een con als exc fase nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef de definitie van principe 3, Weefselstressdistributie

A

Hoe meer stress een oefening op je spier aanbrengt en hoe minder stress er op het bindweefsel komt te staan, hoe beter de oefening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kunnen vrije gewichten superieur zijn aan machines vanwege een weefselstressdistributie standpunt?

A

Je motor cortex, het deel van je brein dat beweging reguleert, is erg goed in zijn werk.
Het kan je gewrichten dusdanig laten bewegen dat het zo efficiënt mogelijk de
gewenste beweging produceert. Wanneer we deze vrijheid beperken, zal een beweging
al snel minder efficiënt worden. Dit leidt tot meer blessures, of verlaagde
neuromusculaire adaptaties: een slechtere weefselstress distributie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verschil tussen Oefeningen met een gesloten kinetische keten vergeleken met oefeningen met een open kinetische keten?

A

Als je kracht gebruikt op een object zal of jij, of het object bewegen. Als jij beweegt is
de kinetische keten gesloten. Als het object beweegt is de kinetische keten van de
oefening open.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het voordeel van oefeningen met een gesloten kinetische keten

A

Oefeningen met een gesloten keten laten je eigen lichaamsstructuur bepalen welke gewrichten bewegen en welke niet, wat stress van de gewrichten afhaalt
en ervoor zorgt dat de spieren het werk doen. Oefeningen met een gesloten keten zijn vaak beter
voor je gewrichten en voor je spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

geef de definitie van principe 4: range of motion

A

Hoe groter de range of motion (ROM) van een oefening is voor een gewricht, des te beter deze is voor de actieve prime movers (spieren) van dat gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe meet je de rom?

A

ROM staat gelijk aan de hoekuitslag van een gewricht

tijdens een oefening. ROM wordt gemeten in graden, niet in afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waarom willen volledige rom uitvoeren?

A

De reden dat we gewrichten over hun gehele range of motion willen trainen, is omdat we een hoge mate van spieractivatie en mechanische spanning willen hebben over de gehele lengte van de beoogde spieren, voor maximale spiergroei. Aangezien de gewrichtspositie beïnvloed hoeveel mechanische spanning er geplaatst is op een spier gedurende een bepaalde oefening, op verschillende delen van een oefening, kunnen
bepaalde delen van een spier meer groeien dan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

geef de definitie van principe 5, krachtcurve=weerstandscurve

A

Hoe beter de weerstandscurve van een oefening overeenkomt met je krachtcurve,
hoe beter de oefening, als we de andere factoren buiten beschouwing laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is de weerstandscurve?

A

de mate van hoeveel de weerstand verandert en op welk punt in een oefening

23
Q

wat is de krachtcurve?

A

moment in een oefening waar jij kracht kan produceren en hoeveel

24
Q

wat is Accomoderende weerstand?

A

een weerstand die meebeweegt tijdens de oefening (denk aan kettingen en banden)

25
Q

wat zijn voordelen van Accomoderende weerstand training?

A

Een belangrijk mechanisme is dat spieren over het algemeen 20+% sterker zijn als ze verlengd worden, vergeleken met wanneer ze verkort worden. Het versterken van de weerstand tijdens de verlengende fase zorgt er dus voor dat je meer kracht kunt
genereren, meer werk kan verzetten, en hogere mate van spieractiviteit bereikt.

26
Q

geef de definitie van principe 6, Unilateraal > bilateraal

A

Oefeningen die maar één ledemaat gebruiken zijn altijd beter dan oefeningen waarbij je beide ledematen moet gebruiken

27
Q

waarom zijn unilaterale oefeningen beter dan bilaterale oefeningen?

A

Vanwege de asymmetrie is de motorcortex niet zo goed in het aansturen van twee lichaamsdelen tegelijk. Unilaterale oefeningen hebben hogere mate van spieractiviteit en kracht-output per ledemaat dan bilaterale oefeningen.

28
Q

kun je het bilateral deficit verkleinen?

A

Je kunt het bilateral deficit verkleinen door vaak te oefenen in een heleboel bilaterale oefeningen. Je zou hierbij mogelijk zelfs het gat volledig kunnen dichten, maar als je altijd unilaterale oefeningen doet, eindig je over het algemeen nog steeds met verhoogde mate van spieractiviteit.

29
Q

geef de definitie van Principe 7: Microlaadbaarheid

A

Hoe preciezer de weerstand van een oefening bepaald en verhoogd kan worden, hoe beter een oefening

30
Q

als je sportschool niet klein genoege microplaten heeft wat zou je dan aan kunnen raden voor je clienten?

A

kleine magnetische add-ons zoals platemates

31
Q

geef de definitie van Principe 8: Terminale consistentie

A

Oefeningen met een vast eindpunt hebben de voorkeur boven die met een variabel eindpunt

32
Q

noem een aantal voorbeelden van het overtreden van het principe van terminale consistentie:

A

elke keer op een andere plek uitstappen bij een lunge
wegglijden tijdens hip thrusts
optillen van je benen tijdens een pull-up zodat het een inverted row wordt.

33
Q

noem alle 8 principes van oefeningsselectie?

A
  1. De beperkende factor
  2. ROM
  3. Weefselstressdistributie
  4. Dynamische contractie
  5. Weerstandscurve = krachtscurve
  6. Microlaadbaarheid
  7. Unilateraal > bilateraal
  8. Terminale consistentie
34
Q

noem wat goeie oefeningen voor de borst

A
bayesian fly
dumbbell press
bench press
banded push up
suspension ring push up
35
Q

noem wat goeie oefeningen voor de lateral delts

A

dumbbell overhead press
butterfly raises
unilateral cable raises
unilateral sumo press

36
Q

noem wat goeie oefeningen voor de upper traps

A

monkey shrugs
wide cable shrugs
wide barbell shrugs

37
Q

noem wat goeie oefeningen voor de rear delts&lower/middle traps

A

shoulder pulls
face pulls
reverse bayesian fly

38
Q

noem wat goeie oefeningen voor de lats&teres major

A

chin ups
wide grip pull ups
unilateral pulldown
lat prayers

39
Q

noem wat goeie oefeningen voor de biceps

A

bayesian curl

chin ups

40
Q

noem wat goeie oefeningen voor de triceps

A

skull-overs
bodyweight tricep extensions
unilateral cable overhead triceps ext

41
Q

noem wat goeie oefeningen voor de quads

A

squats
front squats
unilateral leg ext
bulgarian split squats w/ deficit

42
Q

noem wat goeie oefeningen voor erector spinae

A

back extensions

43
Q

noem wat goeie oefeningen voor de hamstrings

A
glute-ham raise
romanian deadlift
hip extension
unilateral lying leg curl
sumo goodmornings
44
Q

noem wat goeie oefeningen voor de glutes

A

hip thrusts from deficit
pull throughs
glute kickbacks

45
Q

noem wat goeie oefeningen voor calves

A

unilateral standing calf raises

calf jumps leg press

46
Q

noem wat goeie oefeningen voor de core

A

planks
roll outs
reverse crunches

47
Q

hoeveel variatie hebben spieren nodig?

A

Oefeningsvariatie hoeft vaak niet op de korte duur te gebeuren: het wisselen tussen verschillende oefeningen naar verloop van tijd is waarschijnlijk net zo
effectief en daarbij ook praktischer, ten opzichte van het spreiden van je trainingsvolume over tig verschillende oefeningen.

48
Q

waarom hebben gevorderde sporters meer voordeel uit oefeningsvariatie?

A

Door bovenstaande zullen gevorderde sporters meer voordeel halen uit oefeningsvariatie dan beginners. Ten eerste hebben ze simpelweg meer volume om te verdelen. Daarbij hoeven ze minder te focussen op
oefeningstechniek. Ten derde zijn gevorderde sporters per definitie dichter bij hun genetische grens wat betreft spiergroei, wanneer regionale groei veel
belangrijker wordt.

49
Q

hoe bereken je trainingsvolume per spiergroep?

A

Tel alleen de agonisten (ook wel ‘doel’ genoemd) en synergisten voor elke oefening als effectief
trainingsvolume en negeer de rest.

50
Q

definieer de mind muscle connectie

A

de kracht van de neurale connectie tussen je spieren en je brein.

51
Q

wat is een goeie mind muscle connectie?

A
  1. Goede proprioceptie, met name het kunnen voelen welke spieren op een moment actief zijn en in welke mate.
  2. De vaardigheid om opzettelijk het spieractivatiepatroon van je motorcortex te
    overschrijden en actief te selecteren welke spieren actief zijn tijdens een bepaalde oefening.
52
Q

hoe kan het zijn dat de spier die je voelt als actief, niet daadwerkelijk mechanische spanning bevind?

A

Je voelt voornamelijk metabole stress en de rek op de spieren, geen directe mechanische spanning.

53
Q

zou je moeten focussen op een mind muscle connectie tijdens een oefening?

A

het is beter om je motor cortex haar werk te laten doen tijdens de oefening. focus op performance en je behaalt automatisch maximale spieractivatie levels