week 2 hc Flashcards

1
Q

waar geven de galblaas en pacreas hun substanties af

A

dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar ligt de oesophagus

A

dorsaal, vlak voor de wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

is de druk in de thorax hoog of laag, waarom?

A

laag, om longen open te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

is de druk in het abdomen hoog of laag, waarom?

A

hoog, om organen op plek te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een sphincter

A

sluitspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar is de UES en van welk spierweefsel is het gemaakt?

A

overgang pharnyx naar oesophagus, dwarsgestreept spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar is de LES en van welk spierweefsel is het gemaakt?

A

waar slokdarm door diafragma gaat, glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een functionele kringspier, noem voorbeeld

A

niet zichtbaar of palpabel, LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe zijn de twee spierlagen van het maag darm kanaal georienteerd

A

buitenste spierlaag, longitudinaal, lengte. binnenste spierlaag, circulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soorten afbraak van voedsel vind plaats in de maag

A

mechanisch en chemische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe noem je de vloeibare voedselbrij die ontstaat door chemische en mechanische afbraak

A

chymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de fibrae oliquae

A

binnenste schuine spierlaag van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de pylorus en de functie

A

anatomische sfincter, is verdikking van de circulaire spierlaag. het zorgt dat de zure maag inhoud niet in een keer aan de dunne darm wordt afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderdelen dunne darm op volgorde

A

duodenum, jejenum, ileum Dikke Jongeren Inhaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderdelen dikke darm

A

appendix veriformis, cecum, colon ascendens, colon transversum, colon descendens, colon sigmoid, rectum, anale kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de drie uitwendige kenmerken van de dikke darm

A

taeniae = lengte spierlaag
haustra = zakvormige uitstulpingen
appendices omentales = vetjes

17
Q

waarmee is de lever aan de voorzijde bevestigd aan de buikwand

A

ligament falciforme

18
Q

welke structuren gaan door de porta hepatis, leverhilus

A

vena portae
arteria hepatica propria
ductus hepaticus

19
Q

hoe verlaat bloed de lever naar het hart

A

via de venae hepaticae naar de vena cava inferior

20
Q

hoeveel segmenten heeft een lever en wat hebben de allemaal

A

acht segmenten, tetraire tak van de arteria hepatica en vena portae

21
Q

waar is de pancreas

A

achter de maag

22
Q

waar is de kop van de pancreas

A

c bocht duodenum

23
Q

waar is de staart van de pancreas

A

reikt tot de milt

24
Q

wat voor functies heeft de pancreas

A

endocrien, hormonen glucagon en insuline. exocrien, spijsverting zoals amylase en lipase

24
Q

welke buizen ontvangt het duodenum. waar komen ze samen
welke kringspier

A

ductus choledus, gal
ductus pancreatus, afvoer pancreas
papil van vater
sfincter van oddi

25
Q

welk deel van de dunnedarm neemt het meeste op en hoe zie je dat en hoe heet dat

A

jejenum, veel plooien. plooien van kerckring

26
Q

functie ileum

A

opname b12

27
Q

hoe komt gal in de galblaas

A

doordat sfincter van oddi goed is afgesloten. er is hoge druk, stroomt naar galblaas

28
Q

hoe ontspant sfincter van oddi

A

hormoon CCK

29
Q
A