week 1 alles op de citroenzuurcyclus enzo na dat moet je nog maar even doorlezen Flashcards

1
Q

wat betekend een sterk gereduceerde binding
wat voor stof is het meest gereduceerd en wat is de atwaterfactor

A

veel h, weinig o en weinig dubbele bindingen
vetzuren, 9 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt glucose opgenomen

A

glucose in darmlumen
gaat met natrium door SGLT1 in enterocyt, cotransport
maar na moet weer de cel uit om concentratie laag te houden, secundair actief Na/K/ATPase
via GLUT gaat glucose vanuit enterocyt naar bloed, carrier mediated

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen glucokinase en hexokinase

A

zijn isozymen
zetten allebei glucose om in g6p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke kinase wordt geremt door g6p

A

hexokinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beschrijf affiniteit en capaciteit hexokinase

A

grote affiniteit kleine capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beschrijf affiniteit en capaciteit glucokinase

A

lage affiniteit grote capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar zit glucokinase vooral

A

lever en betacellen pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom zetten gluco en hexo een fosfaatgroep aan glucose

A

GLUT werkt twee kanten op, met fosfaatgroep kan glucose niet terug de cel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn glut transporters

A

membraaneiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar zie je GLUT 2

A

lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar zie je glut 4 en waar is het onder invloed van en waarom

A

spieren, insuline

insuline zorgt door een cascade dat AKT gefosforlyeerd wordt en actief wordt, deze activeert vervolgens GLUT 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeelden carrier mediated transport

A

na k pomp
glut, gefasciliteerde difussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat doet na k atpase

A

secundair actief transport
als na met glucose de cel in is gegaan moet na de cel ook weer uit om de concentratie laag te houden. hierbij gaat na naar buiten en k naar binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar worden insuline, glucagon en adrenaline geproduceerd

A

insuline: beta cellen pancreas eilandjes langerhans
glucagon: alfa cellen pancreas eilandjes langerhans
adrenaline: chromafinecellen bijniermerg, medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op welke receptoren werkt adrenaline en op welke glucagon
wat is de functie

A

adrenalne: a en b
glucagon: b

proces van a en b zorgen voor fosforylase kinase (wel op andere manier)
deze fosforylase kinase zorgt voor glycogeen fosforylase, hierdoor komt er weer glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

effect insuline op hepatocyten

A

glycogenese
glycolyse
lipogenese
synthese eiwitten
remt gluconeogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

effect insuline op myocyten

A

glycogenese
glycolyse
meer opname glucose door glut 4
synthse eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

effect insuline op adipocyten

A

glycolyse
lipogenese
glucose opname, ook door glut 4, opgeslagen als triglyceriden
synthese lipoprotein lipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is glyconeogenese

A

nieuwe synthese glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is glycolyse

A

Aerobe verbranding: afbraak glucose tot 2 pyruvaat, levert atp en nadh
anaerobe verbranding: lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is glycogenolyse

A

afbraak glycogeen in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is glycogenese

A

omzetting g6p tot glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is lipogenese

A

omzetting pyruvaat naar coa en vetzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is lipolyse

A

wtriglyceriden afbreken tot glycerol en vrije vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
effecten glucagon op hepatocyten
glycogenolyse gluconeogenese afbraak vet
26
wat maakt de mond om koolhydraten af te breken en wat breekt dit
amylase 1 4
27
wat komt er in het duodenum om koolhydraten af te breken en hoe komt dit
cck zorgt dat de pancreas zijn goedje met enzymen zoals amylase afgeeft secretine zorgt dat pancreas bicarbonaat afgeeft om ph te verlagen
28
welk enzym breekt 1 6 verbindingen af in de dunne darm
isomaltase
29
welke koolhydraten gaan door sglt 1 naar enterocyt
galactose en glucose
30
hoe gaat fructose naar enterocyt
glut 5
31
hoe gaan galactose, fructose en glucose naar het bloed
glut 2
32
welke cellen zorgen voor cck, gastrine en secretine
cck: i cell secretine: scell gastring: g cell
33
wat geven chief cellen en parietale cellen af in reactie op gastrine
chief: pepsinogeen en maaglipase parietaal: hcl en if
34
hoe worden de pro peptidases van de pancreas actief in het duodenum om eiwitten af te breken
dunne darm heeft enteropeptidasen en die zetten propeptidase trypsinogeen om in trypsine trypsine zet de andere propeptidases om
35
hoe gaan aminozuren een enterocyt in
net als glucose met natrium, PepT1 gefacilliteerde difussie
36
wat zijn endopeptidasen en noem voorbeelden
knippen eiwitten in het midden trypsine, chromotripsine en elastase
37
wat zijn exopeptidase en noem voorbeeld
knipt eiwit aan de buitenkant exopeptidase
38
waar en hoe worden vetten afgebroken in de mond en maag en wat doet dit
linguaal lipase in mond en maag lipase breekt triglyceriden af tot diacylchlycerol en vetzuren
39
wat gebeurd er in het duodenum met vet
er komt gal bij en die emulsificeert het
40
welke enzymen breken vetten in het duodenum af
cholesterolesterase fosfolipase a2 pancreaslipase en colipase
41
welke vetten kunnen door de enterocyten worden opgenomen
glycerol cholesterol lysofosfolipiden vetzuren
42
wat kan niet meteen door enterocyten worden opgenomen hoe worden ze toch opgenomen
cholesterolester fosfolipiden di en triglyceriden ze worden door het golgi een chylomicron dit is een lipoproteine die grote vetten in bloed transporteert chylomicronen gaan door lymfe naar vena subclavia en dan in de omloop
43
wat breekt chylomicronen af
lipoproteine lipase
44
waar helpt fosfor bij
eiwit koolhydraat stofwisseling en stevigheid skelet
45
waar helpt chroom bij
functioneren insuline
46
waar helpt koper bij
vorming bindweefsel botten en afweersyteem
47
waar helpt jodium bij
vormen schildklierhormoon
48
in welke voeding zit calcium
zuivel en groente
49
functie calcium
spiercontractie second messenger bloedstolling bouwsteen bot en tand
50
onder invloed van welke vitamine wordt calcium opgenomen
vit d
51
hoe wordt calcium opgenomen in de dunnedarm
door difussie en klein deel in duodenum door actief transport
52
hoe komt calcium in bloed
atp gevoerde valcium pomp en calciumnatrium uitwisselaar
53
in welk eten zit magnesium
donkergroene groente, vlees en granen
54
funtie magnesium
werking enzymen doorgeven zenuwprikkels aan spieren
55
hoe wordt magnesium opgenomen in de darm
actief in ileum en daarvoor passief
56
in welk eten zit ijzer
in vlees en vis heemgebonden, neemt makkelijker op en groente als ion
57
functie ijzer
zuurstoftransport bloed door heemgroep
58
welke vitamine bevordert ijzeropname
vitamine c
59
hoe wordt na vooral opgenomen in jejenum
door cotransport glucose, met die na k pomp
60
hoe wordt na vooral opgenomen in duodenum en jejenum
als bicarbonaat vrijkomt stimuleert die de na h pomp
61
hoe wordt na vooral opgenommen in colon
specifieke natriumkanale, ENaC kanalen, gestimuleerd door aldosteron
62
welke vitamines zijn wateroplosbaar en hoe heten ze en hoe worden ze opgenomen
hydrofiele vitamine c en b direct in bloed
63
welke vitamine zijn niet wateroplosbaar, hoe heten ze en hoe worden ze opgenomen
k a d e hydrofoob door emulsificatie van galzouten, het worden chylomicronen en dan gaan ze via lymfe in bloed
64
hoe wordt b12 opgenomen
parietale cel zorgt voor if in ileum wordt het opgenomen
65
functie vit d
opname calcium weerstand hart en bloed darmen
66
functie vit a
tanden en slijmvlies
67
functie vit e
celsignalering en genexpressie
68
functie vit b12
aanmaak dna, rode bloedcellen en goede werking zenuwstelsel
69
in welke voeding zit b12
dierlijke producten
70
waar zien we glut 1
hersenen
71
waar zien we glut 3
neuronen
72
hoe wordt pepsinogeen omgezet in pepsine
doordat de parietale cel maagzuur afgeeft
73
wat gebeurd er met rest stoffen van aminozuren
ammoniak wat ureum wordt en dan in de urine
74
functie cck
secretie pancreas enzymen stimuleert afgifte galzour remt maagledeging en gastrine productie stimuleert verzadiging
75
functie secretine
secretie bicarbonaat remt gastrine zorgt voor afgiste somatostatine
76
glucose opname van darm tot vetcel
darmlumen na symporter enterocyt glut 2 bloed circulatie glut 4 vetcel
77
wat is een normale nuchter waarde
tussen 3,5 en 6,0
78
waar is glucose de enige brandstof voor
hersenen en erytrocyten
79
met welke substraten kan de lever gluconeogenese doen
lactaat, anaerobe verbranding aminozuren, alanine en glutamine glycerol, product vetafbraak = lipolyse GAL
80
wat is er bij type 1 diabetis en hoe los je dit op
geen insuline productie, insuline geven
81
wat is er bij type 2 diabetis en hoe los je dit op
insuline resistentie, wel prductie hypoglycemische medicatie geven, cellen gevoeliger voor insusline
82
welke disaccharides zijn er in welke monomeren worden de dissacharides hierdoor omgezet
Maltase: maltose wordt 2 glucose Sucrase: sucrose wordt 1 glucose en 1 fructose Lactase: lactose wordt 1 glucose en 1 galactose
83
wat wordt afgegeven als gevolg van cck en wat door secretine
cck: galzouten van galblaas en amylase, propeptidasen en lipsaen door pancreas secretine: bicarbonaat door pancreas
84
hoe zorgt glucose voor insuline
glucose door glut 2 er komt hierdoor meer atp door glucose metabolisme meer atp remt kalium sluiting kalium zorgt voor depolarisatie calcium kanaal gaat open door depolarisatie celcium influx toename calcium zorgt voor insuline afgifte
85
wat is het probleem bij MODY 2
glucokinase werkt niet geen omzetting van glucose naar g6p geen glycolyse geen atp k niet dicht geen depo geen ca instroom geen insuline
86
hoe gaat vanaf de lever vet in het bloed
via vldl´s
87
wat kan lipoproteine lipase allemaal afbreken
chylomicronen vldls micellen