Week 2 arresten Flashcards
De Cubber tegen België
De zaak DE CUBBER ging over het opeenvolgend uitoefenen van de functie van onderzoeksrechter en vonnisrechter door één en dezelfde persoon in één en dezelfde zaak. Het Hof besloot uiteindelijk tot een schending van de objectieve onpartijdigheid. Het Hof hechtte vooral belang aan de schijn van partijdigheid die ontstaat doordat de rechter verschillende functies cumuleerde. Het Hof achtte de schijn van partijdigheid gewettigd, omdat de onderzoeksrechter over uitgebreide bevoegdheden beschikte om bewijsmateriaal te verzamelen en dus een sterke “voorkennis” had, die een objectieve belangenafweging kon verhinderen.
NB: Na dit arrest volgt er een ommekeer, zie Hauschildt tegen Denemarken!! Het hof stelde uitdrukkelijk dat bepalend is of de vrees van de rechstonderhorige objectief gerechtvaardigd kan worden: schijn moet dus geobjectiveerd worden.
Hauschildt tegen Denemarken
Onpartijdigheid van de rechter, art. 6 EVRM en 14 IVBPR.
Redelijk vermoeden van schuld (verdacht, aanhouden) en ernstige bezwaren (vlh) en wettig en overtuigend bewijs (ott). Zijn allemaal oplopende verdenkingsraden. In casu zat dit ver boven de ernstige bezwaren. Volgens het Hof lag dit zo dichtbij de zittingsmaatstaf dat er sprake was van ‘special circumstances’. Ernstige bezwaren zitten dus daaronder.
In de zaak HAUSCHILDT tegen Denemarken was er discussie omtrent de onpartijdigheid van een vonnisrechter die zich voordien als “dwangmiddelenrechter” had moeten uitspreken over de vraag of er tegen de verdachte voldoende sterke vermoedens van schuld bestonden.
De rechtsvraag was: Is een rechter partijdig als hij tijdens het vooronderzoek betrokken was en daarna zittingsrechter is in dezelfde zaak?
> De onpartijdigheid van de rechter moet worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve test, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een bepaalde rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve test, waarbij moet worden vastgesteld of de rechter voldoende waarborgen bood om iedere gerechtvaardigde twijfel te zijnen opzichte uit te sluiten (schijn is hierbij ook van belang!).
> Rechtsregel: Het enkele feit dat een rechter in een strafzaak ook in de fase van het vooronderzoek beslissingen heeft genomen, rechtvaardigt op zichzelf nog geen vrees ten aanzien van diens onpartijdigheid. Dit ligt evenwel anders, wanneer die rechter zich daarbij heeft moeten uitspreken over aspecten van de schuldvraag die weinig verschillen van de aspecten waarop het te vellen vonnis betrekking heeft.
Sepotmededeling en vertrouwensbeginsel
De raadsman had, nadat de verdachte door de politie was gehoord, om duidelijkheid gevraagd bij de ovj. De ovj had aan de secretaresse van de raadsman medegedeeld dat verdachte niet zou worden vervolgd.
Onderzocht had moeten worden of vanwege het OM de beslissing van niet vervolgen telefonisch aan de secretaresse van de raadsman is doorgegeven en of de telefoonnotitie wel juist/volledig was. Het gaat erom wie de toezegging heeft gedaan en of diegene bevoegd was. Niet de persoon aan wie een zodanige mededeling zou zijn gedaan is beslissend, maar de vraag of een dergelijke mededeling is gedaan. In de gewraakte overweging ligt de suggestie besloten dat een secretaresse van een advocaat niet zo betrouwbaar is en daartegen moet toch krachtig stelling worden genomen.
Brogan tegen het Verenigd Koninkrijk (wg)
Schending art. 5 lid 3 EVRM.
Onverwijlde voorgeleiding is vier dagen en 6 uur te lang. Is niet meer promptly. Is te lang om geen rechter te zien in die tijd. In Nederland hebben we 3 dagen en 18 uur en dat is goed.
Belang van het onderzoek (wg)
Wat is volgens de Hoge Raad de betekenis van het begrip ‘belang van het onderzoek’ in art. 57 lid 1 Sv?
Niet alleen het onderzoek naar het mogelijk gepleegde strafbare feit, maar ook het onderzoek, zowel door de rechter als de ovj die over een door de ovj gevorderde vlh heeft te oordelen. Dit is de kern van dit arrest!
Buzadji tegen Moldavië (wg)
Is alleen een verdenking van een strafbaar feit volgens het EHRM voldoende om aan een verdachte zijn vrijheid te ontnemen?
Schending art. 5 lid 3 EVRM.
Na verloop van tijd moet d verdenking blijven bestaan, maar je hebt meer nodig dan alleen een verdenking om iemand vast te houden voor een voortgezette vrijheidsneming. Op het moment van de prompte voorgeleiding, op het moment dat de verdachte in de tijd voor de rechter komt, zijn ook meer gronden vereist. Niet alleen een redelijk vermoeden van schuld. Op het moment dat verdachte voor RC komt is er een grond voor vlh nodig, dat zijn de aanvullende gronden in NL. Relevant and efficient reasons.
• Half gemachtigde raadsman
Indien de raadsman uitdrukkelijk gemachtigd is mag hij alle rechten van de verdachte uitoefenen. Indien hij niet uitdrukkelijk gemachtigd is kan dit niet, behoudens de bevoegdheid om toe te lichten waarom de verdachte niet is verschenen en evt. om aanhouding te verzoeken. Een beperkte machtiging is niet mogelijk. De rechter kan niet onderzoeken of een raadsman uitdrukkelijk gemachtigd is of niet. De raadsman dient een uitdrukkelijk verweer te voeren als hij een beroep op nietigheid van de dagvaarding wil doen.
Het spook van Vrouwenpolder
Het OM wil beklaagde niet dagvaarden en klagers dienen een schriftelijk beklag in o.g.v. art. 12 Sv. De ouders wilden dat de persoon werd vervolgd voor poging tot doodslag, dus vervolging op een andere grondslag. Ze waren niet tevreden over het soort delict dat het Om koos. Het hof verklaarde beklag n.o., want er wordt als vaststaande aangenomen dat het OM nog steeds voornemens heeft het begane feit te vervolgen. Hierdoor is er geen sprake van een strafbaar feit dat niet wordt vervolgd of dat de vervolging niet wordt voortgezet zodat er niet wordt voldaan aan art. 12 Sv.
Bij een art. 12 Sv is er een volle toetsing en je kunt klagen over de grondslag van de vervolging en over het al dan niet vervolgen m.b.t. art. 12 Sv (klagen over grondslag vervolging, niet verder vervolgen en vervolgend door uitvaardigen van een strafbeschikking).