Week 2 Flashcards
1
Q
Noem de vier fasen van het voorarrest en wanneer de vlh begint.
A
- Ophouden voor onderzoek, art. 56a en b SV (ook voor feiten waar geen vlh is toegelaten, dan kun je hem tot 6 uur ophouden. De grond is altijd in het belang van het onderzoek. Wel vlh, dan 9 uur ophouden);
- ## Inverzekeringstelling, art. 57 Sv e.v. Vlh moet zijn toegelaten. Ook hier is de grond nog steeds in het belang van het onderzoek.Voorlopige hechtenis (definitie: art. 133 Sv)
- Bewaring, art. 63 Sv e.v. Vanaf hier moet sprake zijn van vlh én vanaf dit moment moet er ook een grond voor vlh zijn. (vluchtgevaar en collusie);
- Gevangenhouding (zonder bewaring wordt het gevangenneming genoemd), art. 65 Sv e.v. Ook hier moet er dus voldaan zijn aan de grond etc., net als bij bewaring.
2
Q
Vijf voorwaarden om rechtmatigheid van de in verzekering stelling te beoordelen (toetsing door RC, 59a Sv. Hij kijkt terug of in verzekering stelling rechtmatig was)
A
- Is er een redelijke verdenking (redelijk vermoeden van schuld op het moment dat RC toetst)
- Is er een geval van vlh, art. 67 Sv
- Is er een onderzoeksbelang (grond om vlh te vorderen)
- Is er voldaan aan de vormvoorschriften (bijv. was de aanhouding rechtmatig, waarborgen in acht genomen?
- Ongeschreven recht
3
Q
Vier voorwaarden voorlopige hechtenis (toetsing door RC voor de toekomst of iemand langer vast mag worden gehouden)
A
- Geval van voorlopige hechtenis art. 67 Sv
- Ernstige bezwaren art. 67 lid 2 Sv (moet een zwaardere verdenking zijn dan redelijk vermoeden van schuld. Moet meer bewijs zijn, bijvoorbeeld getuigen etc.)
- Grond voor voorlopige hechtenis (art. 67a Sv)
- Anticipatiegebod (art. 67a lid 3 Sv)