Week 2 Flashcards
Overtreding
definitie in art. 5:1 lid 1 Awb (ook schending vergunningvoorschrift; term ‘krachtens’).
-> ‘bij of krachtens’ betekent dat delegatie is toegestaan, dus ook lagere instanties kunnen voorschriften opstellen die met een bestuurlijke boete worden bedreigd
‘Overtreder’
definitie in art. 5:1 lid 2 Awb (ook medepleger = je verricht niet zelf de gedraging, maar je hebt wel een beschikkingsmacht over de gedraging en aanvaard dat het gebeurd).
> Functioneel daderschap (beschikkingsmacht en aanvaarden)
Bestuurlijke boete
Boete is op te leggen zonder voorafgaande tussenkomst rechter (mede oorzaak verschuiving strafrecht naar bestuurlijke boete, met als variant de strafbeschikking).
Waarvoor is de kwalificatie als herstel- of bestraffende sanctie van belang?
Kwalificatie als herstelsanctie of bestraffende sanctie is van belang voor de mate van rechtsbescherming, in het bijzonder intensievere toetsing door de rechter bij bestraffende sancties
Criminal charge
Criminal charge = ‘vervolging in de zin van het EVRM’
Criminal charge is een autonoom begrip dus de labels zijn niet van belang -> op het moment dat het geen autonoom begrip is, kan elke overheid van verschillende landen zelf bepalen welke grondrechten aan iemand gegeven worden. Dus zo’n autonoom begrip betekent dat het EHRM beslist of iets wel of niet een criminal charge is, in het nationaal recht worden zaken nog wel gelabeld.
Özturk criteria
-> ‘criminal charge’ in de zin van art. 6 EVRM:
a) kwalificatie nationaal recht, -> als iets in het nationaal recht in het strafrecht geregeld is, is er sprake van een criminal charge, b en c zijn geen cumulatieve vereisten
b) normadressaat/aard van de overtreding en -> of de regel is gericht op iedereen of een aparte groep -> als het gericht is op een open groep kijk je ook nog of er sprake is van het derde criterium (noem de wet waar het om draait en zegt dat deze voor een ieder geldt -> open norm)
c) aard en ernst van de sanctie; -> kan iemand serieuze gevolgen van een sanctie hebben, is het leedtoevoegend of afschrikwekkend, is het criminal charge)
De bestuursrechter in NL zegt altijd dat een herstellende sanctie nooit een criminal charge is, maar je kan argumenteren nog bij zwaarte maar het is makkelijk om bij het laatste punt zwaarte gewoon te zeggen dat het tot het doel richt etc.
C.L.G.F.H. Albers, ‘Het bestuursrechtelijke handhavingsrecht: de groei naar volwassenheid. Over verhoogde rechtsbescherming, het ontlopen van waarborgen en evenredigheidstoetsing’
De tekst bespreekt de problematiek rond het begrip “Etikettenschwindel” in de juridische context van het bestuursrecht en de evenredigheidstoets. “Etikettenschwindel” verwijst naar een situatie waarbij bepaalde sancties formeel als niet-bestraffend worden aangemerkt, terwijl ze in de praktijk ingrijpende gevolgen hebben, wat misleidend kan zijn. Er wordt voorgesteld om niet alleen te kijken naar de kwalificatie als bestraffende of niet-bestraffende sanctie, maar naar de mate van ingrijpendheid van de overheidsmaatregel als criterium voor verhoogde rechtsbescherming.
In dit verband pleiten sommige juristen, zoals Barkhuysen en Van Emmerik, voor een differentiële toepassing van waarborgen uit artikel 6 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), afhankelijk van de ernst van de maatregel. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft zelfs erkend dat maatregelen zoals de intrekking van een rijbewijs onder bepaalde omstandigheden als een “criminal charge” kunnen worden aangemerkt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft recent, op 2 februari 2022, haar rechtspraak over de evenredigheidstoets herijkt, waardoor de toetsingsintensiteit afhankelijk wordt gemaakt van de ingrijpendheid van de sanctie. Hierdoor is de kwalificatie als bestraffende sanctie minder doorslaggevend geworden.
Daarnaast wordt besproken hoe de toetsing van de evenredigheid in het bestuursrecht traditioneel marginaal was, maar dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden naar een meer intensieve toetsing, vooral bij ingrijpende besluiten. Deze ontwikkeling is in de loop der jaren steeds meer zichtbaar geworden in zowel rechtspraak als wetenschappelijke publicaties. De bestuursrechter houdt bij het bepalen van de toetsingsintensiteit rekening met de aard van de rechtsverhouding en de belangen die voor de burger op het spel staan, wat leidt tot meer maatwerk bij de beoordeling van de evenredigheid van besluiten.
De herijking van de evenredigheidstoetsing door de Afdeling bestuursrechtspraak, zoals geïntroduceerd in de 2 februari-uitspraken, biedt ruimte voor een intensievere toetsing van het evenredigheidsbeginsel bij bestuursrechtelijke besluiten, met name herstel- en andere discretionaire besluiten. De Afdeling past hierbij een drietrapstoets toe, gebaseerd op Unierechtelijke criteria: geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. De toetsing kan per geval verschillen en varieert in intensiteit, afhankelijk van factoren zoals de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de zwaarte van het algemene belang, en de impact van het besluit op burgers en hun fundamentele rechten. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan een flexibele, glijdende schaal van toetsing, in plaats van een strakke driedeling in intensiteit (terughoudend, tussenliggend, indringend).
Hoewel de nieuwe benadering meer ruimte lijkt te bieden voor een intensievere toetsing, blijft de praktijk wisselend. In sommige uitspraken blijft de diepgang beperkt, wat vragen oproept over de mate waarin de nieuwe toetsingscriteria worden toegepast. Dit is vooral het geval bij andere dan bestraffende sancties. De praktijk moet nog uitwijzen of de nieuwe toets daadwerkelijk leidt tot intensievere toetsing in dergelijke gevallen.
Tot slot rijst de vraag of de herijkte evenredigheidstoets een oplossing biedt voor het probleem van “Etikettenschwindel” (het verhullen van bestraffende maatregelen als bestuursrechtelijke maatregelen). Hoewel de nieuwe rechtspraak de evenredigheid van besluiten met beleidsruimte beter toetst, biedt deze geen oplossing voor alle waarborgen van artikel 6 en 7 EVRM.
De conclusie beschrijft de ontwikkeling van het bestuursrechtelijke sanctierecht, dat de laatste decennia snel is uitgebreid met nieuwe sanctiemogelijkheden zoals de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete. Daarbij is de rechtsbescherming van burgers verbeterd, met speciale aandacht voor onderscheid tussen herstel- en bestraffende sancties. Voor bestraffende sancties zijn extra waarborgen vereist op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De bestuursrechter heeft zich verder ontwikkeld tot een soort “bestuursstrafrechter” en kan sinds kort intensiever de evenredigheid van sancties toetsen, afhankelijk van de omstandigheden.
Een probleem blijft echter het fenomeen “Etikettenschwindel”, waarbij sancties ten onrechte worden gelabeld als iets anders dan een bestraffende sanctie om de strengere strafrechtelijke waarborgen te omzeilen. Dit speelt vooral bij de intrekking van begunstigende beschikkingen als sanctie. Terwijl deze vroeger vaak als bestraffend werden beschouwd, gebeurt dat nu zelden meer, hoewel de criteria voor bestraffing ongewijzigd zijn gebleven. Er wordt gesuggereerd dat een meer uitgebreide toets aan het evenredigheidsbeginsel dit probleem zou kunnen verhelpen, maar dit biedt volgens de auteur geen afdoende oplossing, omdat veel appellanten juist specifieke strafrechtelijke waarborgen inroepen die niet via een evenredigheidstoets kunnen worden gedekt. Daarom blijft kritische beoordeling van de kwalificatie van sancties essentieel om te voorkomen dat strafrechtelijke waarborgen worden ontdoken.
Art. 5:10a Awb: zwijgrecht
Degene die wordt verhoord met oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie. is niet verplicht verklaringen af te leggen of te antwoorden
> MAAR alle andere personen aan wie niet de straf zou worden opgelegd zijn wel verplicht te antwoorden
Wanneer is het verplicht om een boeterapport op te maken?
Art. 5:53 lid 1 Awb: wanneer de bestuurlijke boete hoger dan 340 euro is