Week 2 Flashcards
Intelligentie
Het algemeen vermogen van een individu om de wereld om hem heen te begrijpen en ermee om te gaan
3 niveaus van intelligentie
- Genetisch bepaalde intelligentiepotentieel
- Intelligent gedrag/ succesvol functioneren
- Academische intelligentie, zoals gemeten met een intelligentietest
G-factor (Spearman)
Algemene intelligentie. De g-factor voorspelt de correlaties tussen verschillende subtests. Het is een onderliggende mentale vaardigheid die je functioneren voorspelt op verschillende gebieden
Primary mental abilities (Thurstone)
Zeven onafhankelijke intelligentiefactoren: verbaal begrip, woordvlotheid, cijferen, geheugen, waarnemingssnelheid, ruimtelijk inzicht en logisch redeneren. De g-factor geeft in dit model een zwakke samenhang weer tussen de verschillende factoren. Deze zeven factoren komen voor een deel overeen met niveau 2 van het model Three-Stratum theory (niveau 2: zevental groepsfactoren)
CHC-model
Combinatie van de verschillende theorieën over structuur van intelligentie
- Fluid Intelligence
- Crystallised intelligence
Three-Stratum theory
Hiërarchisch model met drie niveaus
1. Niveau 1: een groot aantal groepsfactoren
2. Niveau 2: Zevental groepsfactoren
3. Niveau 3: G-factor –> de algemene factor van intelligentie
Fluid intelligence
Based on facts, groeit naarmate een persoon ouder wordt
Crystallised intelligence
Abstract thinking, ability to learn new things (puzzles, etc.)
De indeling van Bannatyne
Bannatyne heeft op basis van een inhoudelijke analyse van de subtests van WISC een hergroepering voorgesteld van de subtests in 4 clusters: begripsfactor, ruimtelijke-analytisch factor, concentratie- of sequentiefactor. In elke factor behoren 3 subtests van WISC. Als een factor significant afwijkt, spreken we van een disharmonisch profiel: het totaal IQ is dan geen goed beeld van de cognitieve mogelijkheden van een kind
Wat is een normale afwijking voor een kind?
- Totaal IQ
- Verbaal IQ en perfomaal IQ
- Intelligentiefactoren
- Bepaling v. sterkere/ zwakkere subtestscores
- Analyse v. ruwe scores & observaties
Structure of intellect-model (Guildford)
In dit model wordt er uitgegaan van 120 cognitieve vaardigheden binnen 3 dimensies als beschrijving voor intelligent gedrag
Neuropsychologische theorie (Luria)
Deze theorie beschrijft drie systemen in functioneren van de hersenen:
1. Arousal en alertheid
2. Perceptie, verwerking en opslag van informatie –> simultaan en sequentieel
3. Uitvoering, het sturen en reguleren van cognitieve processen en gedrag –> executieve functies
Drievoudige intelligentietheorie (Sternberg)
Het gaat bij intelligentie niet alleen om cognitieve processen, maar vooral ook om de manier waarop men van ervaring profiteert en met de omgeving omgaat.
Drie verschillende dimensies:
1. Componentendimensie
2. Ervaringsdimensie
3. Conextdimensie
Componentendimensie
De manier waarop informatie wordt verwerkt –> cognitieve processen
Ervaringsdimensie
De ervaring die men met bepaalde taken heeft –> hoe snel leidt dit tot automatisering van oplossingen en vaardigheden?