Week 16 - 14 maart t/m 18 maart Flashcards

1
Q

Wanneer is hijgen abnormaal?

A

Als het niveau niet overeen komt met wat je zou verwachten van iemand: iemand wil meer dan dat hij krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt de ademhaling?

A

Er zijn prikkels die aan je hersenen zeggen dat je harder of zachter moet gaan ademen -> aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen de receptoren op het middenrif?

A

Geven de rek van het middenrif aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het alveolocapillaire membraan?

A

Stukje tussen alveoli en bloedvaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is stuwing?

A

Bijv. als gevolg van disfunctioneren LV: verhoogde druk in longvaten waardoor vocht uit capillairen wordt geduwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van stuwing?

A

Vocht in de interstitiële ruimte (tussen capillairen en alveoli) -> alveolo-capillaire wand raakt verdikt: diffusiecapaciteit neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar wordt het prestatievermogen door bepaald?

A

Maximale zuurstofopname

- Normaal > 85% van voorspeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar wordt de inspanning normaal gesproken door beperkt?

A
  • Hart
  • Circulatie
  • Spierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn cardiovasculaire parameters bij inspanning?

A
  • Zuurstofopname als functie van belasting
  • HF beloop / maximale HF
  • ECG
  • Bloeddrukverloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zegt een verhoogde/verlaagde lineaire toename van zuurstof bij oplopende belasting?

A
  • Verhoogd: toegenomen O2 behoefte

- Verlaagd: afgenomen O2 aanvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten aangeboren aortastenoses zijn er?

A
  • Valvulaire aortastenose
  • Subvalvulaire aortastenose
  • Supravalvulaire aortastenose
  • Coarctatie van de aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is pulmonale hypertensie?

A

Verhoogde weerstand in de bloedvaten van de longen

- Bij mean pulmonary arterial pressure > 20 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van pulmonale hypertensie?

A
  • Leidt tot RV overbelasting

- Uiteindelijk RV falen (waardoor druk naar beneden gaat) -> verlaagde cardiac output en vroegtijdige dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn oorzaken van pulmonale hypertensie?

A
  • Hart: linkerventrikeldisfunctie / kleplijden
  • Chronisch trombo-embolische ziekten
  • Longeziekten en/of chronische hypoxemie
  • Overige zeldzamere ziekten: sarcoïdose etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat geeft informatie over de oorzaak van pulmonale hypertensie?

A

Transpulmonale gradiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee vormen van pulmonale hypertensie zijn er?

A
  • Precapillair: in de arteriolen richting de capillairen in je longen
  • Postcapillair: in de arteriolen achter de capillairen in je longen door stuwing (door linkszijdige hartziekten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan de diagnose PH worden gesteld?

A

Met behulp van een rechts catheterisatie

18
Q

Wat is de reden om zuurstof aan een (long)patiënt te geven?

A

Om het zuurstofgehalte op peil te houden

19
Q

Hoe wordt dyspnoe gedefinieerd?

A

Patiënten kunnen zeggen dat ze benauwd zijn, snel buiten adem zijn, kortademig, een druk op de borst voelen, gebrek aan lucht hebben of hijgen

20
Q

Waardoor krijgt iemand dyspnoe?

A

Doordat reflexbanen aan de hersenen doorgeven dat er geademd moet worden

21
Q

Waardoor krijgt iemand met hartfalen een verlengd expirium?

A

Er zit overal meer vocht, ook rondom de kleine luchtwegen

22
Q

Door welke harthelft ontstaat oedeem?

A

Combinatie van beide

- Longoedeem door linkerkamer

23
Q

Wat is hypoxie?

A

Te weinig zuurstofaanbod aan je weefsels -> afhankelijk van saturatie, cardiac output, Hb

24
Q

Wat is hypoxaemie?

A

Te weinig zuurstof in het bloed

25
Welke groepen zijn er bij pulmonale hypertensie?
1. Pulmonale arteriële hypertensie 2. Hartziekten 3. Longziekten 4. Longembolieën 5. Restgroep
26
Waarom piept een patiënt met longoedeem?
- Door vocht rondom de luchtwegen - Vernauwde luchtwegen door weinig bloedaanbod aan longen - Alles wordt zo vol in de thorax -> longen dichtgedrukt
27
Hoe kan metabole acidose ontstaan?
Door ischemie van de darm
28
Wat zijn bronchiectasieën?
Wanden van luchtwegen zijn verdikt: bij chronische longziekten zoals CF
29
Wat is ascal?
Een vorm van aspirine
30
Waarom geef je aan patiënt met hartfalen door MCI pas later bètablokker?
Heeft een negatief inotroop effect: contractiliteit neemt af -> shock
31
Waar komt diuretica resistentie door?
- Te lage dosis | - Niet trouw aan zoutbeperking
32
Wat zijn oorzaken van ventriculaire tachycardie?
- Hypokaliëmie | - Myocardinfarct (littekenweefsel)
33
Wat zie je op een ECG bij een hyperkaliëmie?
Spitse T toppen
34
Wat is jicht?
Neerslag van urinezuur
35
Hoe werken ACE remmers op de nieren?
Verlagen efferente vaattonus in de nier en daarmee de GFR
36
Hoe werken NSAID's in de nier?
Verhogen afferente vaattonus en verlagen daarmee de GFR
37
Hoe kan pulmonale hypertensie zorgen voor shock?
- Toegenomen rechterventrikel druk en dilatatie | - Verminderde cardiac output naar linkerkant
38
Wat is het verschil tussen een UIP en NSIP?
Bij NSIP nog deels een inflammatoir beeld en bij UIP bijna alleen maar fibrose (begint in onderkwabben)
39
Welke cellen zijn hoofdverantwoordelijk voor longfibrose?
Pneumocyt type II
40
Welke immuundeposities kan IgG hebben?
- Lineair bij anti-GBM -> over hele basaalmembraan | - Granulair bij membraneuze glomerulopathie -> niet over hele basaalmembraan
41
Hoe zorgt diabetes insipidus voor verdunde urine?
Door afwezigheid van het ADH effect: - ADH is afwezig: centrale diabetes insipidus - ADH werkt niet: renale diabetes insipidus