Week 14 - 28 februari t/m 4 maart Flashcards

1
Q

Welke vormen van nierfunctie vervangende therapie zijn er?

A
  • Dialyse

- Niertransplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bestaat de macroscopische beoordeling uit bij de analyse van urine?

A
  • Kleur
  • Volume
  • Reuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bestaat de microscopische beoordeling uit bij de analyse van urine?

A
  • Cellen
  • Cylinders
  • Kristallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar draait het om bij de Jaffé methode om creatinine te bepalen?

A

De omzetting van creatinine met behulp van picrinezuur en NaOH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van verhoogd serum creatinine?

A
  • Verslechterde nierfunctie
  • Grote spiermassa
  • Verhoogde spierafbraak
  • Anabole steroïden gebruikers
  • Gebruik creatininesupplementen
  • Zeer hoog eiwitdieet/vleesinname
  • Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke parameters is de creatininewaarde afhankelijk?

A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Etniciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke epitheelcellen zijn er in de urine onder een microscoop te zien?

A
  • Plaveiselcellen: uit blaas of lage urinewegen

- Rondcellig tubulaircellen: uit tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vindt polymerisatie van eiwitten plaats?

A

Lis van Henle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer kan een eGFR berekend worden?

A

Als er sprake is van een steady state

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee soorten hematurie zijn er?

A
  • Macroscopische hematurie: met blote oog te zien

- Microscopische hematurie: alleen met microscoop of stickje te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van hematurie?

A
  • Tumoren (urologisch)
  • Aangeboren afwijkingen
  • Trauma
  • Ontstekingen
  • Stenen
  • Systeemoorzaken (stollingsstoornis, lichamelijke inspanning)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van microscopische hematurie?

A
  • Asymptomatisch
  • Afhankelijk van definitie: 10-15% van populatie
  • Vaak toevalsbevinding
  • Vaak geen oorzaak gevonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke symptomen pleiten bij microscopische hematurie voor een nefrologische oorzaak?

A
  • Hoge bloeddruk
  • Proteinurie (eiwit in urine)
  • Nierfunctiestoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke onderzoeken kunnen helpen in de diagnostiek van hematurie?

A
  • LO
  • Echografie
  • Buikoverzichtsfoto
  • CT
  • MRI
  • Urine cytologie
  • Urethrocytoscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zijn nierstenen altijd op een BOZ, echo en CT te zien?

A
  • BOZ: niet altijd
  • Echo: wanneer ze in de nier zitten wel, in urineleider niet
  • CT: ja, mits CT kleine coupes heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manier wordt een flexibele cystocopie uitgevoerd?

A
  • Op poli: lokale anesthesie
  • In dagbehandeling: sedatie
  • Op OK: narcose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de meest uitgebreide analyse van hematurie?

A
  • Urethrocystoscopie
  • CT scan
  • Urine cytologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van glomerulaire hematurie?

A
  • IgA nefropathie
  • Syndroom van Alport
  • Thin Membrane Nephropathy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar zit IgA?

A

In de slijmvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kan IgA doen?

A
  • Polymeriseren

- Herkennen en ‘‘om hulp roepen’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het syndroom van Alport?

A

Erfelijke ziekte waarbij collageen in de basaalmembraan niet goed is aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe ziet de basaalmembraan eruit bij het syndroom van Alport?

A

Verdikt, meer lek en hobbelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is thin membrane nephropathy?

A

Collageenstoornis en basaalmembraan is aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar presenteert het syndroom van Alport zich op jonge leeftijd mee?

A
  • Hematurie

- Proteinurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe erft het syndroom van Alport over?
Zowel autosomaal (dominant en recessief) als geslachtsgebonden (vaker)
26
Wat is de functie van de basaalmembraan in de glomerulus?
Stevigheid
27
Waar hebben nefrotische syndromen mee te maken?
Verlies van selectiviteit, verlies van tegenhouden van bepaalde eiwitten door filtratiebarrière
28
Welke eiwitten zijn aanwezig tussen de tenen van podocyten?
Nefrine-eiwitten
29
Wat is de functie van de glycoproteïnen op de endotheelcellen?
Zijn negatief geladen en zorgen zo voor ladingsselectiviteit
30
Wat is kenmerkend voor een nefrotisch syndroom?
Oedeem van de benen, met blaren of van oogleden -> toename extracellulair volume door toename Na
31
Wat is de definitie van het nefrotische syndroom?
- Proteïnurie > 3,5 gram per dag - Hypoalbuminemie - Oedeem: toename ECV = Na-retentie - Hyperlipidemie
32
Hoeveel creatinine plast men per dag uit?
10 mmol (in steady state)
33
Hoe kan je de proteinurie per dag uitrekenen?
De proteinurie omrekenen naar 10 mmol creatinine
34
Hoe verschilt het nefritisch syndroom ten opzichte van het nefrotisch syndroom?
- Minder proteinurie (<3 gram / dag) - ''Actief sediment'': rode & witte bloedcellen en cilinders/gemengde cilinders in urine (hematurie) - Progressieve achteruitgang nierfunctie - Hypertensie - Oligurie
35
Wat is kenmerkend voor minimal change nefropathie?
- Met lichtmicroscoop geen verschil tussen normale en afwijkende glomerulus - 15-20 g eiwit per dag, maar geen afwijkingen - Albuminurie
36
Wat is een mogelijke oorzaak van minimal change nefropathie?
Door positief geladen cytokine wat op negatief geladen glycoproteïnen is geland -> verlies ladingsselectiviteit
37
Waar wordt minimal change nefropathie mee behandeld?
Prednison (immunosuppressivum) -> komt vooral bij kinderen voor
38
Wat is kenmerkend voor focale segmentale glomerulosclerose?
- Focaal in de nier en segmentaal in de glomerulus: sclerose (littekenweefsel) - Segment van glomerulus wordt afgesloten - Soms meer fibrose rondom mesangiumcellen
39
Hoe kan focale segmentale glomerulosclerose ontstaan?
- Primair (idiopathisch) of secundair aan andere aandoening | - Genetisch: mutaties op niveau van slitpore
40
Wat gebeurt er bij membraneuze glomerulopathie?
- Eiwitten op podocyten kunnen Ig maken -> zorgen voor complementactivatie - Complementen boren gaatjes in celmembraan -> eiwitten slaan neer onder basaalmembraan: immuundeposities
41
Wat is de oorzaak van membraneuze glomerulopathie?
Antistoffen tegen PLA2-receptor -> zit op bodem van podocyt: leidt tot een immuunreactie tegen de onderkant van de podocyt
42
Wat is kenmerkend voor het nefritisch syndroom?
- Auto-immuun gemedieerde ontstekingen - Beschadiging van filtratie barrière - Immunoglobulines spelen een rol
43
Wanneer wordt complement gevormd bij een nefritisch syndroom?
Op het moment dat een immunoglobuline (antilichaam) contact maakt met zijn doelwit
44
Wat is een immuuncomplex?
Antigeen + antilichaam -> activeert complement | - C1q + 2 IgG's
45
Wat is het membrane attack complex?
Boormachine die gaten maakt in de membraan van bacteriën maar ook van gewone cellen (podocyten)
46
Waar kunnen immuuncomplexen zich vormen?
- In de nier zelf | - In de circulatie (kunnen blijven hangen aan de bloedkant van de zeef -> nefritisch syndroom)
47
Wat zijn streptokokken?
Bacteriën die veel voorkomen in de luchtwegen
48
Wat gebeurt er als streptokokken kapot gaan?
Kunnen bepaalde stukjes eiwit (afvalproducten) in de circulatie brengen -> bij sommigen: immuunreactie
49
Wat gebeurt er bij een immuunreactie als gevolg van het kapot gaan van streptokokken?
Eerst veel streptokokken antigeen waar in de loop van de tijd het lichaam immunoglobulines tegen gaat maken -> eerst APC die zorgt voor productie antistoffen
50
Waar wordt de plaats van de neerslag van circulerende immuuncomplexen door bepaald?
- Plaats van het antigeen | - Lading en grootte van immuuncomplex
51
Wat is het verschil tussen nefritisch en nefrotisch syndroom qua neerslag?
- Nefritisch: neerslaan van immuuncomplexen onder endotheelcellen of als leukocyten wel bij antigenen kunnen - Nefrotisch: neerslaan van antilichamen onder endotheelcellen doordat ze niet bij antigenen kunnen
52
Wat is een van de kenmerken van een nefritisch syndroom en snelle achteruitgang van nierfunctie?
In ruimte van Bowman meer proliferatieve processen -> schel van delende cellen
53
Wat is Anti-GBM glomerulonefritis?
Antistoffen gevormd tegen onderdelen van glomerulaire basaalmembraan -> in bepaalde situaties ontwarren collageenkluwen zich en komen aan oppervlak: door IgG herkend als antigeen
54
Wat is het gevolg van Anti-GBM antilichamen?
Reactie van GBM-antilichamen: antigeen ligt in BM en IgG's gaan er naartoe -> lineaire depositie van IgG
55
Hoe kenmerkt de histologie van Anti-GBM glomerulonefritis zich?
Door extra capillaire proliferatie
56
Waar bestaat de behandeling van anti-GBM-glomerulonefritis uit?
- Acuut: plasmaferese dialyse -> circulerende IgG uit bloed gehaald - Lange termijn: prednison-> remming antilichaamproductie
57
Wat zijn symptomen van poststreptokokken glomerulonefritis bij een kind?
- Minder plassen - Donkere urine (bloed) - Hypertensie
58
Wat zijn anti-cytoplasmatische antistoffen?
Antistoffen die niet gericht zijn tegen lichaamseigen antigenen maar tegen antigeen in witte bloedcel
59
Wat is het gevolg van anti-cytoplasmatische antistoffen?
Witte bloedcel raakt geprikkeld en gaat zich misdragen -> gaan op allerlei plekken de wand in: vasculitis (huid, nieren, longen)
60
Hoe kan GPA worden vastgesteld?
Door meten van IgG in plasma ipv immunofluorescentie in de nier
61
Waar bevinden zich de immuuncomplexen bij membraneuze glomerulopathie?
Sub-epitheliaal
62
Wat is lupus nefritis?
Lichaam maakt antistoffen (immuuncomplexen) tegen DNA en compartimenten van DNA -> chronische immuuncomplex ziekte (leidt tot allerlei auto-immuun problemen)
63
Waar hangt het ziektebeeld van lupus nefritis sterk vanaf?
Waar immuuncomplexen neerslaan en voornamelijk afhankelijk van lading
64
Wat zijn enkele functionele afwijkingen ten gevolge van tubulaire afwijkingen?
- Verminderde GFR - Proximale functiestoornis (Fanconi) met glucosurie, proximale RTA etc. - Distale renale tubulaire acidose (dRTA) - Tubulaire proteïnurie (< 3,5 g/dag) - Polyurie - Na verlies en hyperkaliëmie
65
In welke categorieën kunnen tubulaire aandoeningen worden ingedeeld?
- Erfelijke tubulaire aandoeningen - Acute tubulusnecrose - Acute interstitiële nefritis - Chronische tubulo-interstitiële ziekten
66
Wat zijn voorbeelden van erfelijke tubulaire aandoeningen?
- Cystenieren (ADPKD) - Bartter/Gitelman/Liddle's syndroom - Nefrogene diabetes insipidus
67
Wat zijn voorbeelden van chronische tubulo-interstitiële ziekten?
- Analgetica nefropathie - Chinese kruiden nefropathie - Balkan nefropathie - Chronische urinewegobstructie - Sikkelcelziekte - Afstotingsreactie niertransplantaat (kan ook acuut)
68
Wat zijn cystenieren?
Veel met vocht gevulde blaasjes aan de tubuli in het nierweefsel
69
Waar staat ADPKD voor?
Autosomale dominante polycysteuze nierziekte
70
Bij welke groep komen recessieve kinderziekten het vaakst voor?
Kinderen
71
Wat is de eerste manier waarop cysten ontstaan?
Tubuluscellen gaan voor zichzelf beginnen en gaan actief vloeistof opnemen -> doordat tubuluscellen in verkeerde richting prolifereren en er nieuw(e) tubulus/blaasje ontstaat
72
Wat is de tweede manier waarop cysten ontstaan?
Doordat in primaire cilia 2 eiwitten zitten (polycystine I en III), die bij mutatie de polariteit van cel verstoren -> tubuluscel gaat transportrichting omdraaien en veel vloeistof in de cel
73
Wat is er kenmerkend voor het syndroom van Bartter?
Fout in de NKCC2-transporter (ingebouwd lisdiureticum)
74
Wat is er kenmerkend voor het Gitelman syndroom?
Fout in NCC-transporter (ingebouwd thiazide diureticum)
75
Wat is er kenmerkend voor het Liddle's syndroom?
Fout in ENaC-kanaal
76
Wat is nefrogene diabetes insipidus?
Stoornis in het concentratievermogen van de nieren door het niet werken van circulerend ADH
77
Hoe ontstaat nefrogene diabetes insipidus?
Door X-gebonden mutatie in vasopressine receptor of in aquaporine 2 gen
78
Wat zijn gevolgen van nefrogene diabetes insipidus?
- Ernstige polyurie met lage osmolaliteit van urine | - Meestal geen hypernatriëmie doordat patiënten veel dorst krijgen
79
Wat is acute tubulus necrose?
Vorm van acute nierinsufficiëntie waarbij door prerenale factoren ischemie is ontstaan (reversibel)
80
Wat is acute interstitiële nefritis?
Ontsteking van het interstitium en de tubuli -> gekenmerkt door infiltraat van eosinofiele granulocyten: allergische reactie
81
Wat is er op de huid te zien bij acute interstitiële nefritis?
Kenmerkende rode plekken: exantheem -> ontstaat vaak bij allergische reacties op medicatie
82
Wat is analgetica nefropathie?
Onomkeerbare schade aan nier door langdurig gebruik van pijnstillers -> agv chronische tubulo-interstitiële nefritis veroorzaakt door pijnstillers
83
Wat is balkan nefropathie?
Chronische tubulo-interstitiële nefritis door aristochelic acid
84
Wat is een chronische urineweg obstructie?
Wanneer langdurig urine uit de blaas terug kan lopen door ureter(s) naar nier: nierbekken gaan opzetten en renale nierinsufficiëntie kan ontstaan
85
Wat is sikkel cel ziekte?
Bloedziekte waarbij rode bloedcellen door erfelijke afwijking vastlopen in de bloedvaten
86
Wat is het gevolg van sikkelcel ziekte?
Hypoperfusie en ontstaan tubulaire functiestoornissen
87
Speelt stress een essentiële rol in de pathogenese van (primaire) hypertensie?
Nee
88
Pleit een hoge plasmarenineconcentratie tegen renovasculaire hypertensie (bijv. nierarteriestenose)?
Nee
89
Wat is de verhouding van primaire en secundaire hypertensie?
95% primair en 5% secundair
90
Waar pleit een positieve familie anamnese voor bij hypertensie?
Primaire hypertensie
91
Wat is primaire hypertensie?
Vaak voorkomende vorm van hypertensie waarbij de oorzaak onbekend is
92
Wanneer denk je aan secundaire oorzaak van hypertensie?
- Jonge patiënten - Plots ontstaan of verergeren - Negatieve familie-anamnese - Hypertensieve crisis - Therapieresistentie - Kenmerkende symptomatologie - Afwijkingen LO of bij routinelab
93
Waar is primaire hypertensie een combinatie van?
- Erfelijke factoren | - Factoren van buitenaf
94
Wat zijn oorzaken van secundaire hypertensie?
- Slaap-apneu syndroom (OSAS) - Endocrien - Dieet / genotsmiddelen - (Reno)vasculair - Parenchymateuze nierziekten - Geneesmiddelen (- Monogetisch)
95
Waar bestaat de behandeling van OSAS uit?
1. Leefregels - Gewichtsreductie - Minder alcohol - Zij- ipv rugligging 2. Interventie - CPAP middels neusmasker - Operatief: KNO-arts
96
Welke hormonen zorgen voor stijging van de bloeddruk?
- Cortisol - (nor)adrenaline - Aldosteron
97
Wat zijn voorbeelden van endocriene oorzaken van secundaire hypertensie?
- Primair hyperaldosteronisme - Feochromocytoom: productie (nor)adrenaline - Hypercortisolisme
98
Waarom heeft niet iedereen met een primair hyperaldosteronisme een hypokaliëmie?
Hangt af van voedselinname
99
Waar bestaat primair hyperaldosteronisme voornamelijk uit?
Hypertensie + hypokaliëmie
100
Wat zijn voorbeelden van dieet gerelateerde oorzaken van secundaire hypertensie?
- Drop - Zouthout - Cocaïne
101
Hoe zal de aldosteronwaarde zijn bij drophypertensie?
Laag omdat lichaam door heeft dat er voldoende stimulatie van minerale corticoïd receptor blokker is door cortisol
102
Wat is renovasculaire hypertensie?
Hypertensie tgv verminderde perfusie van een nier of beide nieren, veroorzaakt door vernauwing van nierslagader(s)
103
Hoe wordt renovasculaire hypertensie veroorzaakt?
Door verhoogde renineproductie door de nier achter de vernauwde nierslagader
104
Wat zijn oorzaken van nierarteriestenose?
- Atherosclerose (ouderen) - Fibromusculaire dysplasie (jongeren, vooral vrouwen) - Arteritis
105
Welke geneesmiddelen kunnen secundaire hypertensie veroorzaken?
- Corticosteroïden - Cyclosporine - Angiogenese-remmers - NSAID's - Orale anticonceptiva
106
Wat is een hypertensieve crisis?
Acuut ontstane, sterk verhoogde bloeddruk die nu gecompliceerd wordt of op de korte termijn kan worden door acute hypertensieve orgaanschade van de hersenen, het hart, de nieren en/of ogen.
107
Hoe ziet de bloeddruk eruit bij een hypertensieve crisis?
- Systolisch: bijna altijd hoger dan 220 mmHg | - Diastolisch: bijna altijd hoger dan 120-130 mmHg
108
Wat is retinopathie?
Schade aan de ogen (door bijvoorbeeld hypertensie)
109
Wat is een hypertensief spoedgeval?
Sterke verhoging van de bloeddruk, die wordt gecompliceerd door acute schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen
110
Hoe ontstaat een hypertensieve crisis / hypertensief spoedgeval?
Schade aan het endotheel -> door hoge bloeddruk raakt vaatwand beschadigd -> haarvaatjes kunnen worden afgesloten: ischemie (ook in nier) -> renine afgifte -> bloeddruk verder omhoog
111
Bij welke soort hypertensief spoedgeval kan hoofdpijn ontstaan?
Hersenbloeding
112
Welke typen orgaanschade kunnen ontstaan als gevolg van hypertensief spoedgeval?
- Aortadissectie - Acuut hartfalen - Coronair ischemie - Herseninfarct - Hersenbloeding - Hypertensieve encephalopathie - Hypertensieve crisis met retinopathie, microangiopathie of acute nierinsufficiëntie
113
Welk type orgaanschade past bij een bloeddruk van 230/120 mmHg en pijn op de borst?
- Aortadissectie | - Acuut hartinfarct
114
Welke typen orgaanschade kan een patiënt met een hypertensief spoedgeval zonder klachten hebben?
- Nierinsufficiëntie | - Retinopathie
115
Wat is hypertensieve encefalopathie?
(sub)acuut organisch hersensyndroom tgv doorbraakvasodilatatie
116
Wat is het belangrijkste risico van het verlagen van de bloeddruk van een patiënt die gedurende langere tijd een hoge bloeddruk heeft gehad?
Verlaging van de cerebrale perfusie
117
Wat is het gevolg van fragmentatie hemolyse?
Anemie
118
Hoe wordt fragmentatie hemolyse veroorzaakt?
Beschadiging van het endotheel -> stollingsactivatie -> fibrinedraden: erytrocyten gaan stuk als ze hier langs stromen
119
Wat zijn oorzaken van hypertensieve spoedgevallen?
- Cocaïne-intoxicaties (of andere sympathicomimetica) - Adrenerge crisis - Glomerulonefritis - Geacceleerde primaire of secundaire hypertensie - Sclerodermie/vasculitis - Preëclampsie
120
Hoe zorg je dat de bloeddruk niet in een keer te veel daalt bij een hypertensief spoedgeval?
- Lage dosering: infuus (snelle en reversibele behandeling)
121
Wat is het belangrijkste doel van de behandeling van hypertensie?
Orgaanschade voorkomen
122
Wat zijn voorbeelden van leefstijlmaatregelen om hypertensie tegen te gaan?
- Zoutinname beperken - Stoppen met roken - Bewegen - Voeding: veel fruit en groente - Alcohol beperken
123
Hoeveel wordt de bloeddruk verlaagd door een bloeddrukverlager in de vorm van een tablet?
5-10 mmHg
124
Welke klassen hypertensiva zijn er?
- Centraal-aangrijpende middelen - Diuretica - Bètareceptorblokkerende symphaticolytica - Alfa-1-receptorblokkerende sympathicolytica - Calciumantagonisten - ACE-remmers - Anti-RAAS-middelen
125
In welke categorieën kunnen anti-RAAS-middelen worden opgedeeld?
- Angiotensine II receptor antagonisten - Directe renineremmers - Directe vaatverwijders
126
Wat zijn veel gebruikte calciumantagonisten?
- Phenylalkylaminen (verapamil): vaatverwijding, negatieve inotropie en negatieve chronotropie (niet icm bètablokker) - Benzothiazepines (diltiazem): zelfde effect als verapamil - Dihydropyridines (nifedipine, amlodipine): alleen vaatverwijdend
127
Wat is de belangrijkste bijwerking van calciumantagonisten?
Enkeloedeem
128
Wat is het effect van ACE-remmers?
Remmen productie van ACE: minder omzetting van angiotensine I naar angiotensine II
129
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van ACE-remmers?
- Droge hoest | - Angio-oedeem van lippen of keel
130
Wat zijn nadelen van RAAS-blokkerende middelen?
- Renine concentratie gaat omhoog -> kan deel van effect van de middelen teniet doen - Nierfunctieverslechtering bij nierarterie stenose
131
Wat is een veel voorkomende bijwerking van diuretica?
Hyponatriëmie
132
Wat zijn bijwerkingen van bèta-blokkers?
- Koude acra (handen en voeten) - Bradycardie - Moe/down - Impotentie - Bronchusconstrictie
133
Bij welke groep wordt alfa-methyldopa vaak toegediend?
Zwangere vrouwen
134
Wat zijn mogelijkheden voor een niertransplantatie met een nier van een levende donor?
- Directe donatie - Cross-over - Door bloedgroep heen - Door kruisproef heen - Anonieme donatie
135
Wat zijn mogelijkheden voor een niertransplantatie met een nier van een overleden donor?
- Donatie na hersendood: intacte bloedsomloop - Donatie na circulatiestilstand: zonder intacte bloedsomloop - Donatie na euthanasie: zonder intacte bloedsomloop
136
Wat zijn voordelen van een levende donor?
- Betere transplantaatoverleving - Betere kwaliteit organen - Mogelijkheid om transplantatie op meest optimale tijdstip te doen - Mogelijkheid om moeilijk te transplanteren patiënten te helpen
137
Welke 2 onderzoeken zijn nodig in de voorbereiding voor niertransplantatie voor de ontvanger?
- Bloedgroep - HLA typering en anti-HLA antistoffen - Uitgebreide medische screening - Risico op recidief nierziekte - Chirurgische beoordeling: vaatstelsel, overgewicht, plaatsing - Donornier
138
Hoe verloopt de procedure van een niertransplantatie?
- Implantatie linker of rechter fossa, soms intra-abdominaal - Obesitas maakt moeilijker - Urologische beoordeling afwijkende blaas
139
Welke complicaties kunnen er optreden bij een niertransplantatie?
- Trombose - Bloeding - Infectie - Lekkage / stenose urineleider
140
In welke cellen worden door APC's stukjes antigeen gepresenteerd?
MHC-moleculen = HLA-moleculen
141
Door welke cellen worden MHC/HLA-moleculen herkend?
T-cel receptor
142
Wat gebeurt er op het moment dat de donornier wordt vastgemaakt aan de bloedvaten?
Ontvanger APC's treden in de nier, pakken daar een stukje op en gaan naar lymfeklier: hier interactie met T-/B-cellen
143
Welke immunosuppressiva worden na een niertransplantatie gegeven?
- Prednison - Tacrolimus of ciclosporine - Mycofenolaat mofetil of azathioprine
144
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van prednison?
- Gewichtstoename / dik gezicht | - Suikerziekte
145
Wat zijn nadelen van immunosuppressiva?
- Infecties - Kanker - Hart- en vaatziekten - Nierschade
146
Wat zijn de belangrijkste infecties die kunnen op treden na niertransplantatie?
- Urineweginfecties - CMV: broertje van Pfeiffer - PJP: schimmel -> ernstige pneumonie - EBV: Pfeiffer virus
147
Welk type kanker komt het meest voor na niertransplantatie?
Huidkanker (door zonlicht expositie)
148
Welk immuunsuppressivum is nefrotoxisch?
Tacrolimus
149
Wat is het acute effect van immunosuppressiva in het kader van nefrotoxiciteit?
- Vasoconstrictie afferente arteriole - Trombotische micro-angiopathie - Isometrische tubulaire vacuolisatie - Tubulaire disfunctie en elektrolytstoornissen
150
Wat is het chronische effect van immunosuppressiva in het kader van nefrotoxiciteit?
- Arteriolaire hyalinose - Interstitiële fibrose - Tubulaire atrofie - Glomerulaire sclerose
151
Wat zijn symptomen van een rejectie?
- Heel weinig tot geen klachten! - Functio laesa = verminderde nierfunctie = lagere GFR - Soms koorts, soms pijn, soms zwelling - Oedeem en hypertensie
152
Met welk geneesmiddel wordt afstoting van een nier behandeld?
1. Methylprednison ( 3 dagen 500-1000 mg/dag) | 2. Polyklonaal of monoklonaal antilichaam
153
Wat zijn klachten die passen bij chronische nierinsufficiëntie die langzaam is ontstaan?
- Moeheid - Verminderde inspanningstolerantie - Dikke voeten - Jeuk: door ophoping afvalstoffen in huid - Misselijkheid/braken - Hoofdpijn
154
Wat zijn bevindingen van LO die passen bij chronische nierinsufficiëntie?
- Soms wat gepigmenteerde huid - Krabeffecten - Vaak hypertensie - Soms oedeem - Soms sufheid - Soms pericardwrijven
155
Welke soorten nierfunctie vervangende therapie zijn er?
- Hemodialyse - Peritoneaal dialyse - Niertransplantatie
156
Wat gebeurt er bij hemodialyse?
Bloed wordt vanuit het lichaam langs een semipermeabel membraan geleid -> aan andere kant van membraan: dialysevloeistof
157
Waarop is het transport bij hemodialyse gebaseerd?
Concentratiegradiënt: lage concentratie in dialysevloeistof
158
Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?
- Osmose: verplaatsing van water | - Diffusie: verplaatsing van deeltjes
159
Wat is ultrafiltratie?
Watertransport op basis van drukverschil: drijvende kracht is fysiek drukverschil
160
Wat is klaring?
De hoeveelheid plasma die in een gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof
161
Hoe wordt de effectiviteit van de dialyse behandeling aangegeven?
Als klaring
162
Wat is een fistel?
Een kunstmatige toegang naar de bloedvaten onderhuids waarbij aan de zijkant van de de a. radialis de v. cephalica wordt vastgezet
163
Wat is PTFE?
Een vaatprothese die je kan vastnaaien op een arterie en ader -> hier kan je gaten in prikken
164
Hoeveel ml bloed pompt een dialyse apparaat per minuut?
500
165
Wat zijn de functies van het dialyse apparaat?
- Bloed pompen | - Dialysevloeistof maken
166
Wat gebeurt er wanneer er geen tijd is om een shunt te maken?
Katheter inbrengen in centrale vene: liefst v. jugularis of evt v. femoralis (v. subclavia geeft meer risico op stenoses)
167
Hoe wordt een katheter in de v. jugularis gebracht?
Je doet een naald op een spuitje met fysiologisch zout en op plek waar je vermoedt waar de v. jugularis zit -> wanneer er donkerrood bloed uitstroomt: door naald metalen veer naar binnen zodat katheter weet in welke richting hij moet gaan.
168
Waar komt de katheter na de v. jugularis uit?
In bovenkant van het rechteratrium
169
Wat gebeurt er bij peritoneale dialyse?
Buikwand van de patiënt wordt als semi-permeabel membraan gebruikt
170
Wat is de functie van het viscerale en pariëtale blad van de darmen?
Werkt als filter waardoor stoffen uit de bloedbaan naar de afvoer gaan -> door diffusie en osmose onttrek je afvalstoffen
171
Wat is een veel voorkomende complicatie bij peritoneale dialyse?
Peritonitis (buikvliesontsteking)
172
Hoe kan peritonitis worden opgemerkt door patiënten?
De zak met vloeistof wat voorheen in de buik zat is dan helemaal wit
173
Welke soorten glomerulaire ziekten zijn er?
- Hematurie - Nefrotisch syndroom - Nefritisch syndroom
174
Welke soorten nefrotisch syndroom zijn er?
- Minimal change disease - Focaal-segmenteuze glomerulosclerose - Membraneuze glomerulaire nefropathie
175
Welke soorten nefritisch syndroom zijn er?
- Anti-GBM - Pauci immuun GN - Post-streptococcen GN (IgA)
176
In welke vormen van focale sclerose voorkomen?
- Primair: stoornis in immuniteit waardoor podocytstoornis ontstaat -> proteinurie (idiopathisch) - Secundair: genetisch
177
Wat zijn synoniemen voor nefritisch syndroom (definitie)?
- Vasculitis (pathofysiologie) - Rapidly progressive glomerulonefritis (epidemiologisch) - Crescentic glomerulonefritis (patholoog anatomisch)
178
Wat gebeurt er bij immunofluorescentie?
Door middel van gekleurde antistoffen maak je duidelijk waar in de nier welke antistoffen zitten
179
Wat is de eerste distinctie van antistoffen bij immunofluorescentie?
Zijn het antistoffen van IgA type of IgG type? | - IgA: vaak in mesangium
180
Bij welk syndroom hoort een lineaire depositie van antistoffen?
Anti-GBM
181
Bij welk syndroom hoort een granulaire depositie van antistoffen
Membraneuze glomerulaire nefropathie
182
Wat zijn ANCA's?
IgG antistoffen -> zitten in cytoplasma van leukocyt
183
Van welke soorten transport wordt er gebruik gemaakt bij hemodialyse?
- Diffusie - Filtratie - Convectie
184
Welke 2 mechanismen reguleren de bloeddruk?
- Hartminuutvolume | - Perifere weerstand
185
Waarom leidt nierinsufficiëntie tot hypertensie?
Onvermogen van de nier om bij normale bloeddruk voldoende natrium en water uit te scheiden: gestoorde druknatriurese (behandeling: lisdiuretica)