Week 15 - 7 maart t/m 11 maart Flashcards

1
Q

Waar kijk je naar tijdens inspanningsfysiologie?

A

Wat de maximale zuurstofopname van de patiënt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet het verloop van zuurstofopname eruit?

A
  • Convectief gastransport in geleidende luchtwegen
  • Gasmenging alveolaire ventilatie
  • Diffusie
  • Pulmonale cirulatie
  • Circulatie
  • Spieren
  • Diffusie
  • Mitochondriën: warmte + effectieve arbeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke systemen spelen een rol bij inspanningsfysiologie?

A
  • Hart
  • Longen
  • Bloedvaten
  • Spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar is de maximale O2-opname aan gekoppeld?

A

Maximale energieproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke reserves zijn het grootst?

A

Ventilatoire reserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de maximale hartfrequentie?

A

HRmax = 220-leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel neemt het slagvolume toe bij inspanning?

A

30-50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel neemt de hartfrequentie toe bij inspanning?

A

2-2,5 keer zo groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de zuurstofpuls?

A

Maat voor je slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt naar gekeken om te zien of de patiënt maximaal heeft ingespanning?

A
  • Is de maximale hartslagfrequentie bereikt

- Zijn er aanwijzingen voor anaerobe arbeid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het respiratoir quotiënt?

A

RQ = CO2-productie / O2-opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar is het respiratoir quotiënt van afhankelijk?

A

Van welke voedingsstoffen je verbrandt: koolhydraten, vetten of eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de dyspneu index?

A

Het percentage van je maximale AMV dat je verbruikt hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hartfalen?

A

Syndroom, waarbij patiënten symptomen hebben en klinische tekenen waarneembaar zijn, die het gevolg zijn van dysfunctie van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn objectieve parameters bij dysfunctie van het hart?

A
  • Ejectiefractie
  • Diastolische dysfunctie
  • Vullingsdrukken
  • Cardiac output (HF x SV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn meest voorkomende symptomen van hartfalen?

A
  • Vermoeidheid
  • Verminderde inspanningstolerantie
  • Dyspnoe (kortademigheid)
  • Enkeloedeem
  • Orthopnoe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn klinische tekenen van hartfalen?

A
  • Tachycardie
  • Crepitaties / wheezing (overvulling)
  • Oedeem (overvulling)
  • Ascites (overvulling)
  • Verhoogde CVD (overvulling)
  • Hepatomegalie (overvulling)
  • Verplaatste apex
  • Cachexie en afname spiermassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kan de ejectiefractie berekend worden?

A

Ejectiefractie = (EDV-ESV) / EDV x 100%

- Normaal > 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn oorzaken van dysfunctie van het hart?

A
  1. Primair hartspierprobleem
  2. Overbelasting van het hart
  3. Instroombelemmering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn ziektebeelden die onder primaire hartspierproblemen vallen?

A
  • Myocardinfarct
  • Cardiomyopathie
  • Myocarditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke ziektebeelden horen bij overbelasting van het hart?

A
  • Drukbelasting: klepstenose, hypertensie
  • Volumebelasting: klepinsufficiëntie, shunts
  • Ritmestoornissen (oorzaak en gevolg van hartfalen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke ziektebeelden horen bij instroombelemmering?

A
  • Mitralis- of tricuspidalisklepstenose

- Constrictieve pericarditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de drie belangrijkste oorzaken van hartfalen?

A
  1. Coronair lijden: ischemie, myocardinfarct
  2. Hypertensie: LVH, meestal behouden LV functie
  3. Gedilateerde cardiomyopathie: familiair, non-familiair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke soorten cardiomyopathieën zijn er?

A
  • Gedilateerde: hart wijder
  • Hypertrofische: hartspier dikker
  • Restrictieve
  • Arytmogene rechterventrikel cardiomyopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke toxische stoffen kunnen tot hartfalen lijden?
- Alcohol (vit B1 deficiëntie) - Chemo - Cocaïne
26
Hoe wordt de hartfrequentie geregeld?
- Sympathisch: ''gaspedaal'' -> ook toename contractiliteit | - Parasympathisch: ''rempedaal''
27
Door welke factoren wordt het slagvolume beïnvloed?
- Preload - Afterload - Contractiliteit
28
Wat is de preload?
Eind-diastolisch volume: hoeveelheid bloed aanwezig op einde van diastole in rechter of linkerventrikel
29
Wat is het verband tussen slagvolume en EDV?
Slagvolume neemt toe naarmate de ventrikel een hoger EDV heeft (rekking myofibrillen)
30
Wat is de wet van Frank-Starling?
Myofibrillen worden langzaam opgerekt tot op het moment dat de rek eruit is -> dan gaat slagvolume omlaag
31
Wat is de afterload?
Weerstand, waartegen het hart moet contraheren
32
Wat is het verband tussen de afterload en de cardiac output?
Hoe hoger de afterload, hoe lager de cardiac output
33
Waar wordt de afterload door bepaald?
- Systeem (LV) en longweerstand (RV) - Karakteristieken van de vaatwand - Bloedvolume dat wordt uitgeperst
34
Wat is de wet van LaPlace?
T = P x R
35
Wat gebeurt er als de nieren een lage bloeddruk ervaren?
Geven renine af: angiotensine I wordt angiotensine II -> vasoconstrictie + afgifte aldosteron: water- en zoutretentie
36
Wat is het gevolg van het RAAS systeem?
- Preload gaat omhoog | - Vasoconstrictie
37
Welke compensatie mechanismen spelen een rol bij acuut hartfalen?
- Sympathicus | - RAAS
38
Welke compensatie mechanismen spelen een rol bij chronisch hartfalen?
- Preload (wandstress stijgt) - Neurohumorale activatie (RAAS, sympathicus, endotheline, NO, natriuretische peptiden, vasopressine) - Ontstekingsreacties (cytokines, TNF etc) - Remodelling
39
Wat is het gevolg van water/zout retentie op korte en lange termijn?
- Kort: preload stijgt | - Lang: long/leverstuwing
40
Wat is het gevolg van perifere vasoconstrictie op korte en lange termijn?
- Kort: perfusie stijgt | - Lang: afterload stijgt
41
Wat is het gevolg van sympaticus activatie op korte en lange termijn?
- Kort: hartfrequentie en contractiliteit stijgen | - Lang: energiebehoefte stijgt
42
Wat is het gevolg van myocardhypertrofie op korte en lange termijn?
- Kort: ontlasten myocyten | - Lang: beschadiging
43
Wat is het gevolg van myocardfibrose op korte en lange termijn?
- Kort: voorkomen dilatatie | - Lang: diastolische dysfunctie
44
Wat zijn kenmerken van myocardiale remodeling?
1. Hypertrofie 2. Verlies van myocyten 3. Toename interstitiële fibrose
45
Welke medicatie wordt er eerst gegeven bij patiënten die overvuld zijn door hartfalen?
Diuretica: water- en zoutretentie bestrijden
46
Wanneer kunnen patiënten met hartfalen bètablokkers krijgen?
Als ze niet meer overvuld zijn
47
Welke vormen van RAAS Blokkers zijn er?
- ACE remmers - Angiotensine receptor blokkers - ARNI
48
Wat is kenmerkend voor systolisch hartfalen (hartfalen met verminderde EF = HFREF)?
- Afgenomen contractie - Verlaagde ejectiefractie - Symptomen en tekenen van hartfalen
49
Wat is kenmerkend voor diastolisch hartfalen (hartfalen met normale EF = HFPEF)?
- Vullingsprobleem - Ejectiefractie is bewaard - Symptomen en tekenen hartfalen
50
Wat is kenmerkend voor acuut hartfalen?
- Ontstaat vaak in korte tijd | - Weinig tijd voor inschakelen van compensatie mechanismen
51
Wat is kenmerkend voor chronisch hartfalen?
Ruim tijd voor compensatiemechanismen
52
Wat zijn uitlokkende factoren van hartfalen bij dysfunctie?
- Ritmestoornis - Koorts - Overmatige zout- of vochtinname - Anemie - Zwangerschap - Overmatige alcoholinname - Hyperthyreoïdie - Perifere arterioveneuze shunts
53
Wat is meestal het eerste gevolg van acuut hartfalen?
Backward failure: snel oplopende eind diastolische druk in LV -> hoge druk in LA -> hoge druk in longvenen -> longstuwing, longoedeem
54
Wat is meestal het gevolg van backward failure bij acuut hartfalen?
Forward failure: te lage cardiac output -> hypotensie -> onvoldoende weefselperfusie (shock) -> multi-orgaan falen en overlijden
55
Wat zijn symptomen van acuut longoedeem?
- Dyspnoe - Orthopnoe Klinisch: crepitaties
56
Wat is cardiomyopathie?
Ziekte van de hartspier: deze functioneert structureel en functioneel abnormaal in afwezigheid van oorzakelijke ziekte die de afwijking kan verklaren
57
Wat zijn voorbeelden van oorzakelijke ziekten die cardiomyopathie eventueel zouden kunnen verklaren?
- Coronaire hartziekte - Hypertensie - Klepziekte - Aangeboren hartziekte
58
Wat is pericarditis?
Ontsteking van het pericard
59
Wat is myocarditis?
Inflammatoire hartspierziekte veroorzaakt door verschillende infectieuze en niet-infectieuze triggers
60
Wat zijn monogenetische ziekten?
Er is 1 pathogene DNA-variant die verantwoordelijk is voor het ontstaan van het ziektebeeld
61
Hoe erven cardiomyopathieën over?
Autosomaal dominant
62
Waar zijn de eiwitten waar pathologische DNA varianten in genen voor coderen voor verantwoordelijk?
- Kracht generatie en transmissie - Metabolisme - Calciumhomeostase
63
Wat zijn voordelen van genetisch testen bij cardiomyopathieën?
- Definitieve diagnose - Identificatie van familieleden die at risk zijn - Specifieke therapie
64
Wat zijn nadelen van genetisch testen bij cardiomyopathieën?
- Afwezigheid pathogene DNA variant sluit genetische oorzaak niet uit - Genotype-fenotype relaties zijn teleurstellend
65
Wat is kenmerkend voor hypertrofische cardiomyopathie?
- Verdikking van hartspier is niet te verklaren op basis van andere aandoening - Wanddikte > 15 mm (normaal < 13 mm) - Belangrijke oorzaak voor plots overlijden < 35 jaar
66
Wat is kenmerkend aan een echo van een hypertrofische cardiomyopathie?
- Hypertrofie is asymmetrisch verdeeld - Septum is verdikt - Smallere LVOT - Voorwaartse beweging mitralisklep - Dynamische obstructie
67
Welke klachten komen voor bij patiënten met hypertrofische cardiomyopathie?
- Vaak asymptomatisch - Dyspnoe d'éffort - POB - Palpitaties - Syncope
68
Wat is kenmerkend voor gedilateerde cardiomyopathie?
- Dilatatie - Verminderde systolische LV functie - Verworven oorzaken moeten uitgesloten worden
69
Wat zijn oorzaken van voor gedilateerde cardiomyopathie?
- Genetisch - Viraal (na myocarditis) - Toxisch (medicatie, alcohol) - Vitamine deficiëntie - Peripartum - Idiopathisch
70
Welke klachten komen voor bij patiënten met gedilateerde cardiomyopathie?
- Lang zonder symptomen - Hartfalen: uitlokkingsmomenten - Ritmestoornissen: AF, ventriculaire tachycardie - Geleidingsstoornissen
71
Wat is kenmerkend voor arytmogene rechterventrikel | cardiomyopathie?
- Progressieve vervanging van rechter ventriculair myocard door vet- en fibreus weefsel - Belangrijke oorzaak van plots overlijden van jonge personen
72
Hoe presenteren mensen met arytmogene rechterventrikel cardiomyopathie zich vaak?
- Levensbedreigende hartritmestoornissen | - Systolisch hartfalen
73
Hoe wordt de primaire vorm van restrictieve cardiomyopathie veroorzaakt?
Veroorzaakt door fibrose van myocard en endomyocardiale verlittekening
74
Hoe wordt de secundaire vorm van restrictieve cardiomyopathie veroorzaakt?
Veroorzaakt door hypertrofie of infiltratie van myocard door bijv amyloid
75
Wat is kenmerkend voor restrictieve cardiomyopathie?
- Systolische functie normaal, diastolisch probleem - Gestoorde vulling van de ventrikels (zijn te klein en stijf)! - Klinisch beeld: hartfalen door vochtretentie
76
Wat is kenmerkend voor de linkerventrikel non-compactie cardiomyopathie?
- In de apex van het hart zijn kanaaltjes, instulpingen aanwezig in de hartspier - Probleem met compact worden van hartspier
77
Welke klachten horen bij linkerventrikel non-compactie cardiomyopathie
- Hartfalen | - Bloedstolsel in fijnmazig weefsel -> CVA
78
Wat is het pericard?
Zakje dat om het myocard heen zit
79
Waarop en hoe is een pericarditis te zien?
ECG: ST elevaties in bijna alle afleidingen
80
Welke criteria zijn nodig voor de diagnose pericarditis (2 of meer nodig)?
- Pijn op de borst - Pericardwrijven - ECG afwijkingen: elevaties in alle afleidingen - Pericardeffusie: echo
81
Wat voor pijn op de borst ervaren patiënten met pericarditis?
- Scherpe pijn | - Beter bij rechtop zitten en voorover leunen
82
Welke klachten passen bij myocarditis?
- POB - Hartfalen - Hartritmestoornissen - Koorts - Virale klachten - Klachten passend bij pericarditis
83
Waar wordt naar gekeken wanneer er een hart voor transplantatie beschikbaar is?
- Bloedgroep | - Lengte en gewicht
84
Op welke manieren komt kleplijden voor?
1. Stenose (obstructie) 2. Insufficiëntie (lekken) 3. Gecombineerd
85
Wat is het gevolg van een klepstenose?
Drukbelasting van de hartholte voor de stenose
86
Wat is er aan de hand bij een aortaklepstenose?
Linker ventrikel wand verdikt door drukbelasting LV
87
Wat is er aan de hand bij een mitralisklepstenose?
- Linker atrium verdikt en vergroot - Verhoogde druk in LA en longvenen - Kans op atriumfibrilleren, vorming thrombose in hartoor en op perifere embolieën
88
Wat is er aan de hand bij een pulmonalisklepstenose?
Rechter ventrikel wand verdikt
89
Wat is er aan de hand bij een tricuspidalisklepstenose?
Rechter atrium is verdikt en vergroot
90
Wat is het gevolg van een klepinsufficiëntie?
Volumebelasting van de hartholte voor en achter de insufficiënte klep (slagvolume + lekvolume)
91
Wat is het gevolg van een aortaklep insufficiëntie?
- LV en AO dilateren - Wandspanning van LV stijgt - Coronaire flow daalt - Fibrose vorming
92
Wat is het gevolg van een mitralisklep insufficiëntie?
- LA en LV dilateren en hypertrofie - Volumebelasting voor en achter de klep - Dysfunctie LV: hartfalen - Dysfunctie LA: atriumfribrilleren, thrombusvorming
93
Wat is het gevolg van een pulmonalisklep insufficiëntie?
RV en PA dilateren
94
Wat is het gevolg van een tricuspidalisklep insufficiëntie?
RA en RV dilateren
95
Wat is de grootste oorzaak van aortaklep stenose en mitralisklep insufficiëntie?
Degeneratie (verkalking, neerslag...) -> ontstaat met ouder worden
96
Wat is er te zien op een ECG bij klepafwijkingen?
- Gray scale images (hoe groot is de kamer, hoe ziet de klep eruit...) - Doppler velocity data - Colour doppler
97
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van aortaklepstenose?
1. Verkalking van de aortaklep 2. Bicuspide aortaklep 3. Acuut gewrichtsreuma
98
Welke klachten komen voor bij aortaklepstenose?
1. Angina pectoris: hypertrofie van wand, mindere output van linkerkamer en duur tussen systole, wandspanning stijgt en diastole verandert 2. Duizeligheid/syncope: door ritmestoornissen, perifere vasodilatatie of gefixeerd HMV 3. Hartfalen: LVH, fibrose, ischemie 4. Plotse dood
99
Wat merk je bij lichamelijk onderzoek bij een patiënt met aortaklepstenose?
Je hoor bij auscultatie een systolisch ejectiegeruis en verminderde en late A2 ook 4e toon
100
Hoe ziet de indicatie van een aortaklepvervanging bij een aortaklepstenose eruit?
1. Ernstige aortaklepstenose + klachten 2. Ernstige aortaklepstenose zonder klachten: klachten tijdens inspanningstest + LV ejectiefractie < 50% 3. Patiënten met > matige aortaklepstenose, die andere cardiale chirurgie moeten ondergaan 4. Patiënten met bicuspide aortaklep die dilatatie hebben van aorta ascendens > 50 mm of toenemend met > 5 mm/jaar
101
Hoe is aortaklepinsufficiëntie te zien?
Met colour doppler
102
Wat is het gevolg van volumebelasting voor en na de klep bij aortaklepinsufficiëntie?
- Excentrische hypertrofie van het LV | - Dilatatie van aorta ascendens
103
Op welke manieren kan chronische aortaklepinsufficiëntie ontstaan?
1. Ontsteking 2. Structureel: atherosclerose, bicuspide klep 3. Genetisch 4. Stress: hypertensie
104
Op welke manieren kan acute aortaklepinsufficiëntie ontstaan?
1. Bacteriële endocarditis 2. Aneurysma dissecans aorta ascendens 3. Ruptuur van aortaklep 4. Malfunctie kunstklep
105
Welke klachten komen voor bij aortaklepinsufficiëntie?
- Lichte/matige AI: jarenlang geen klachten - Moeheid (hartfalen) - Dyspnoe (hartfalen) - Angina pectoris
106
Wat hoor je tijdens LO bij een patiënt met aortaklepinsufficiëntie?
Decrescendo diastolisch hoogfrequent geruis in aansluiting aan A2
107
Hoe ziet de indicatie van een aortaklepvervanging bij een aortaklepinsufficiëntie eruit?
1. Acute ernstige aortaklepinsufficiëntie door bijv. endocarditis 2. Ernstige aortaklepinsufficiëntie en klachten 3. Ernstige aortaklepinsufficiëntie zonder klachten met EF < 50% 4. Ernstige aortaklepinsufficiëntie zonder klachten met EF > 50%, maar met LV dilatatie 5. Patiënten met > matige aortaklepinsufficiëntie die andere cardiale chirurgie moeten ondergaan
108
Welke mogelijkheden zijn er bij aortaklepvervanging?
1. Mechanische klep: gaat lang mee maar wel antistolling 2. Bioprothese 3. Homograft 4. TAVI: percutane aortaklepimplantatie
109
Wat is kenmerkend voor tricuspidalisklepstenose?
- Zeer zeldzaam - Vaak ook linkszijdige afwijkingen - Acuut gewrichtsreuma, carcinoïdsyndroom - RA drukbelasting - Rechtszijdig hartfalen
110
Wat is kenmerkend voor tricuspidalisklep insufficiëntie?
- Komt vaker voor - Functioneel bij rechterventrikel dilatatie - Afwijkende tricuspidalisklep: acuut gewrichtsreuma, endocarditis, carcinoïd syndroom en Ebsteins anomaly
111
Welke symptomen horen bij tricuspidalisklepinsufficiëntie?
Symptomen van rechter hartfalen
112
Wat is kenmerkend voor pulmonalis klep stenose?
- Zeldzaam, congenitaal, AGR, carcinoïd - RVH en RAH - Moeheid, syncope en rechter hartfalen
113
Wat is kenmerkend voor pulmonalis klep insufficiëntie?
- Dilatatie PV-ring bijv. bij pulmonale hypertensie | - Meestal geen klachten
114
Waar bestaat de mitralisklep uit?
- Klepblaadjes - Klepring (annulus) - Chordae tendinae - Papillairspieren
115
Hoe ontstaat een mitralisklep insuffciëntie?
1. Annulus: dilatatie bij gedilateerde cardiomyopathie 2. Chorda: ruptuur 3. Papillairspier: disunfunctie of ruptuur bij ischemie 4. Klepblad: perforatie bij endocarditis, prolaps
116
Welke klachten komen voor bij mitralisklep insuffciëntie?
- Jarenlang geen symptomen - Dyspnoe & orthopnoe: verhoogde pulmonale drukken - Moeheid & lethargie: lage cardiac output - Tekenen van rechter hartfalen - Cachexie
117
Wat is er bij een patiënt met mitralisklep insufficiëntie te horen?
Systolisch geruis: luidst op de apex van het hart -> klep hoort gesloten te zijn tijdens systole
118
Wat is er te zien op een echo bij een patiënt met mitralisklep insufficiëntie?
Hart is gedilateerd: annulus is niet iets te groot voor klep waardoor deze lekt
119
Waar bestaat de medicamenteuze behandeling van mitralisklep insufficiëntie uit?
- Behandeling van hartfalen | - Bij vergroot LA en AF: antistolling
120
Wanneer vindt er een operatie plaats bij mitralisklep insufficiëntie?
- Ernstige MI, symptomen, EF > 30% en LVEDD < 55 mm - Ernstige MI, geen klachten, met LVES > 45 mm - EF < 60% of AF of hoge rechtsdrukken
121
Welke operatieve mogelijkheden zijn er bij mitralisklep insufficiëntie?
- Klepplastiek - Klepvervanging - Percutane behandeling (mitraclip): suboptimaal
122
Op welke manieren kan mitralisklep stenose ontstaan?
- Acuut gewrichtsreuma | - Congenitaal: zelden
123
Welke klachten horen bij mitralisklepstenose?
- Dyspnoe (rechter ventrikelfalen) - Zwakte (rechter ventrikelfalen) - Vermoeidheid (rechter ventrikelfalen) - Pitting oedeem (rechter ventrikelfalen) - Hepatomegalie (rechter ventrikelfalen) - Palpitaties = hartkloppingen (AF) - Embolieën
124
Wat hoor je bij LO bij mitralisklepstenose?
1. Luide 1e toon (sluiten zieke klep) 2. Openings 'snap' (openen van zieke klep) 3. Instroomgeruis: diastolisch ''roulement'' volgend op openings ''snap''
125
Waar bestaat de medicamenteuze behandeling van mitralisklep stenose uit?
- Bij snel AF: digoxine en/of bètablokker - Bij longvaatovervulling / stuwing: diuretica - Bij vergroot LA en bij AF: antistolling
126
Waar bestaat de invasieve behandeling van mitralisklep stenose uit?
- Ballon valvuloplastiek - Open commissurotomie - Klepvervanging
127
Welke twee factoren spelen een rol bij endocarditis?
1. Bacteriëmie: slechte gebitsverzorging, iv drugsgebruik, weke delen ontsteking, ingrepen 2. Abnormaal cardiaal endotheel: trombocyten en fibrine neerslag, waar micro-organismen kunnen neerslaan en groeien: vegetatie
128
Wat zijn de major criteria voor de diagnose endocarditis?
- Bloedkweek: typische verwekker | - Bewijs van betrokkenheid endocard: typische echocardiografische afwijkingen, nieuw kleplekkage
129
Wat is endocarditis?
Endovasculaire infectie van cardiovasculaire structuren, meestal kleppen, maar ook van pacemakerdraden en kunstkleppen
130
Wat zijn de minor criteria voor de diagnose endocarditis?
- Predisponerende hartafwijking / iv drugsgebruik - Koorts - Perifere afwijkingen - Immunologische verschijnselen - Positieve bloedkweek, niet typische verwekker
131
Wanneer kan de diagnose endocarditis gesteld worden?
- 2 major criteria - 1 major en 3 minor criteria - 5 minor criteria
132
Welke patiënten hebben een verhoogd risico op endocarditis?
- Patiënten met klepprothese - Na eerdere endocarditis - Bij sommige aangeboren hartafwijkingen
133
Welke ingrepen hebben een risico op bacteriëmie?
- Ingrepen in mondholte - Ingrepen bovenste luchtwegen - Diagnostische en operatieve ingrepen in tractus digestivus en urogenitalis - Ingrepen in geïnfecteerd weefsel
134
Welke vragen wil je beantwoord hebben bij de diagnostiek van hartfalen?
1. Is er hartfalen? 2. Aard dysfunctie (systolisch/diastolisch)? 3. Oorzaak? 4. Bijdragende of uitlokkende factoren? 5. Ernst hartfalen?
135
Hoe wordt de diagnose hartfalen geformuleerd?
- Hartfalen op basis van ... | - Hartfalen veroorzaakt door ...
136
Met welke voorgeschiedenis hebben patiënten kans op mogelijke hartspierschade?
- Myocardinfarct - Hypertensie - Hartklep afwijking - Ritmestoornissen
137
Welke specifieke zaken horen bij lichamelijk onderzoek bij een patiënt met hartfalen?
- Gestegen centraal veneuze druk (in hals) - Positieve hepatojugulaire reflux - Derde harttoon (gallopritme) - Apex naar lateraal verplaatst - Hartgeruis
138
Waar bestaat het aanvullend onderzoek bij hartfalen uit?
1. ECG 2. Echocardiogram 3. Laboratoriumonderzoek 4. X-thorax
139
Wat is er te zien op een ECG?
- Hartfrequentie - Ritmestoornis - Geleidingsstoornis - Q-golf: oud infarct - Linker ventrikel hypertrofie (LVH): negatieve T-top - ST-verandering: ischemie
140
Wat is er te zien op een echocardiogram?
- Cardiomyopathie - Systolische en diastolische functie - Klep afwijkingen - Congenitale afwijkingen - Rechter ventrikel falen - Pericard afwijkingen
141
Waar is bloedonderzoek voor nodig?
- Bloedbeeld: hemoglobine, leukocyten - Elektrolyten: Na en K - Nierfunctie - Leverfunctie - Glucose - TSH (en vit B1): schildklierfunctie - Natriuretische peptiden: stresshormoon van hart
142
Wat zegt een normaal natriuretisch peptide over patiënten met acute klachten?
Sluit significant hartfalen uit
143
Wat is er te zien op een X-thorax?
- Vorm van hart, cardiomegalie - Kalk (kleppen, pericard) - Longvaten, stuwing, oedeem - Pleuravocht - Infiltraat of massa in longen
144
Welke andere onderzoekstechnieken zijn er om naar het hart te kijken?
- Cardiale MRI - Coronair angiografie - Multi slice CT-scand - Endomyocardiale biopsie: vermoeden van myocarditis of infiltratieve afwijkingen (sarcoidose)
145
Hoe ziet de NYHA-klasse eruit?
I: geen beperkingen II: geen klachten in rust, wel milde klachten (kortademigheid of moeheid) bij inspanning III: klachten bij geringe inspanning IV: kan geen inspanning doen / klachten zijn aanwezig in rust
146
Wat zijn korte termijn problemen die kunnen optreden bij een harttransplantatie?
- Primaire functie donorhart: vereist -> gezond donorhart, goede preservatie, korte ischemische duur (< 4 uur) & longvaatweerstand niet te hoog - Geleidingsproblemen: tijdelijke pacemaker (altijd) - Acute rejectie: immunosuppressie
147
Wat gebeurt er bij irreversibele pulmonale hypertensie?
- A. pulmonalis druk stijgt - RV druk stijgt -> dilatatie -> TI (tricuspidalis insufficiëntie) - RA druk stijgt -> dilatatie -> VC (v. cava) druk stijgt - Falen RV - Onvoldoende aanbod LA en LV - LA en LV druk daalt
148
Wat zijn problemen op de lange termijn post-transplantatie?
- Acute afstoting: immunosuppressiva - Coronairlijden - Gevolg medicatie
149
Wat zijn indicaties voor harttransplantatie?
- Eindstadium hartziekte - Optimale conventionele behandeling - Goede compliance / leefregels / dieet - Geen andere interventies mogelijk - Aanzienlijke winst te verwachten in duur en kwaliteit van leven - Goede nierfunctie, longfunctie en geen andere belangrijke pathologie
150
Hoe wordt eindstadium hartfalen gedefinieerd?
- NYHA klasse III, afwisselend IV - Vochtretentie, moeheid, dyspneu, slechte eetlust, cachexie - Frequente ziekenhuisopnames - Aan huis gebonden
151
Wat zijn mogelijkheden voor tijdelijke mechanische maatregelen bij een patiënt met ernstig hartfalen?
- Intra-aortale ballonpomp (IABP) - ECMO - LVAD
152
Welke types ECMO zijn er?
- Veno-arterieel: ondersteunt hart en longen | - Veno-veneus: ondersteuning longen bv bij respiratoire insufficiëntie bij pneumonie
153
Wat zijn contra-indicaties voor een harttransplantatie?
- Niet beïnvloedbare pulmonale hypertensie - Infectie / focus voor infectie - Nierinsufficiëntie / leverinsufficiëntie - Ernstig vaatlijden buiten hart - Diabetes + orgaanschade - Ziekten met beperkte prognose - Problemen tav behandeling
154
Wat is het gevolg van activatie van bèta receptoren door het sympathische zenuwstelsel?
- Hart: myocyt hypertrofie, ischemie, ritmestoornis (stijging frequentie en contractiliteit) - Nier: zoutretentie
155
Wat is het gevolg van continue stimulatie van bètareceptoren?
Downregulatie
156
Uit welke systemen bestaat de neurohumorale activatie?
- Sympathicus: (nor)adrenaline - RAAS: onderscheid RAS-RAAS - Vasopressine (ADH)
157
Waar bestaat de farmacotherapie uit bij acuut hartfalen?
- IV nitraten/lisdiuretica - Dopamine - Dobutamine (stimuleert dosisafhankelijk b1 > b2 en helaas a1) - Fosfodiësteraseremmer (milrinon) - Calcium sensitizer (levosimendan)
158
Hoe werkt dopamine?
- Het bindt aan dopaminereceptoren -> vasodilatatie en natriurese. - Bij grotere dosis: activatie bèta receptor -> vasodilatatie en hartactivatie - Hele grote dosis: activatie a1 -> vasoconstrictie
159
Wat is het gevolg van fosfodiësteraseremmers?
cAMP wordt normaal afgebroken door fosfodiësterase -> door remming meer cAMP: positief inotrope en chronotrope (sneller pompen) effecten
160
Waar bestaat de farmacotherapie uit bij chronisch hartfalen?
- Diuretica - ACE-remmers - Bèta-receptor antagonist - Na-K ATPase remmer - Aldosteron receptor antagonisten
161
Wat zijn voorbeelden van diuretica?
- Furosemide - Bumetanide - Hydrochloorthiazide - Chloortalidon
162
Wat zijn voorbeelden van ACE-remmers / RAS-blokkers?
- Captopril - Enalapril - Losartan - Aliskiren
163
Wat zijn voorbeelden van bèta-receptor antagonisten?
- Metroprolol - Carvedilol - Bisoprolol
164
Wat is een voorbeeld van een Na-K ATPase remmer?
Digoxine
165
Waarom wordt diuretica gegeven bij chronisch hartfalen?
Grijpen met name aan op de nieren en zorgen dat de patiënt natrium en vocht kwijtraakt - Nadeel: hypokaliëmie -> kaliumsparende diureticum
166
Hoe werken ACE-remmers bij chronisch hartfalen?
Verlagen mortaliteit en remmen cardiale remodelling | - Nadeel: icm diuretica kan grote bloeddrukdaling ontstaan
167
Hoe werken bètareceptor antagonisten bij chronisch hartfalen?
- Verlagen mortaliteit en verbeteren ejectiefractie - Door lagere frequentie meer tijd voor perfusie van hartspier - Werken anti-aritmisch, zijn negatief chronotroop: aritmie verlagend effect - Langere diastole
168
Wat is het effect van digoxine?
- Remt Na-K ATPase waardoor Na uitstroom daalt en intracellulair Na toeneemt -> zet Na/Ca exchange uit -> meer Ca in cel: positief inotroop effect - Stimulerend effect op n.vagus en remmende werking op sympathicus
169
Wat zijn voorbeelden van aldosteron receptor antagonisten?
- Spironolacton | - Eplerenon
170
Hoe werken aldosteron receptor antagonisten?
- Aldosteron zorgt in nier voor vasthouden van water en zout en werkt mee aan remodellering proces: wordt geblokkeerd - Kaliumsparend effect: risico op hyperkaliëmie
171
Hoe wordt een hyperkaliëmie door aldosteron receptor antagonisten veroorzaakt?
Oudere mensen hebben vaak al een verlaagd aldosteron en MR wordt ook nog geblokkeerd
172
Welke MR antagonist veroorzaakt geen hyperkaliëmie?
Finerenone
173
Wat is de ejectiefractie?
Het slagvolume als deel van EDV -> bij gezonde mensen > 55%
174
Wat zijn de 5 onderdelen die nodig zijn om een hart te bouwen?
1. Hartzakje 2. Coronairen 3. Hartspier 4. Hartkleppen 5. Geleidingsweefsel
175
Wat zijn algemene gevolgen van immunosuppressiva?
- Infectie | - Maligniteit