week 13 Flashcards

1
Q

Wat testen we in fase I van geneesmiddelonderzoek?

A
  • Veiligheid van (nieuw) geneesmiddel
    • Stapsgewijs op zoek naar beste dosering voor vervolgonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat testen we in fase II van geneesmiddelonderzoek?

A

Doorgaans single-arm studie met eindpunt op effectiviteit (bv respons)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat testen we in fase III van geneesmiddelonderzoek?

A
  • Gerandomiseerd onderzoek in vergelijking met huidige standaardbehandeling
    • Eindpunten: overall survival (OS), progression free survival (PFS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

Wat het lichaam doet met het medicijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is farmacodynamiek?

A

Wat het medicijn doet met het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van chemotherapie?

A
  • Ontwikkeling sinds jaren ‘40 en ‘50
    • Dosering doorgaans obv lichaamsoppervlak (mg/m2)
    • Divers scala aan cytostatica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van hormoontherapie?

A
  • Opheffen hormonale stimulans tumoren
    → Tamoxifen
    → Aromataseremmers
    → LHRH-agonisten/antagonisten
    • Vaste dosering (flat fixed)
    • Vooral oraal, ook s.c. / i.m.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken van targeted therapy?

A
  • Proteine kinase remmers
    • Begonnen met imatinib
    • ~20 jaar geleden veelbelovend
    • Orale toediening
    • Vaste dosering
    • Werken heel gericht op bepaalde plek in de cel (pathway)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is therapeutic drug monitoring (TDM)?

A
  • Meten van geneesmiddelspiegels
    • Aanpassen dosering bij spiegel onder streefwaarde
    • Momenteel onderwerp van onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn monoklonale antilichamen?

A
  • Kunnen aan buitenkant cel bepaalde receptor blokkeren
    • Targeted therapy (tumorgericht) of immunotherapie (T-cel gericht)
    • Volledig ander metabolisme dan andere systemische therapieen
      → Conform endogeen IgG
      → Dus geen CYP450 etc
    • Dosering in mg/kg (alleen cetuximab mg/m2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de dosering van immunotherapie?

A

· Anti-PD1 (nivolumab / pembrolizumab) meest gangbaar
· Dosering bij registratie op mg/kg
· Piekconcentraties lijken niet relevant: doseringsinterval verdubbeld
· Op basis van PK-modellen naar fixed dose aangepast (zoals bij 80 kg)
· Lopend onderzoek om overdosering (kosten!) te beperken:
→ Dosis aanpassen aan blootstelling
→ Behandelduur inperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat veroorzaakt cervixcarcinoom?

A
  • Humaan papillomavirus (HPV)
    • Eenvoudig DNA virus
    • Niet zelf in staat tot replicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de microscopische structuur van HPV?

A
  • 55nm (ongeveer 130x kleiner dan een erythrocyt)
    • Icosaedrische mantel (72 capsomeren)
    • L1 en L2 capside eiwitten
    • Circulair DNA
    • Is afhankelijk van een gastheercel voor zijn replicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie gebieden van de genomische structuur van HPV?

A
  1. LCR (Long Control Region):
    • Startpunt van DNA replicatie
    • Transcriptie controlerende elementen van enhancer en promoter
  2. Vroeg gebied:
    • Genen die het eerste worden afgelezen
    • Transcriptie van vroege genen (E1, E2, E4, E5, E6 en E7)
  3. Laat gebied:
    • Transcriptie van late genen (L1 en L2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een HPV infectie optreden en hoe verloopt het?

A

Binnendringen van viruspartikels in de basale laag van het epitheel (wondjes)
1. Viruspartikel bindt aan specifieke moleculen op het oppervlak van de cel
2- Viruspartikel dringt de cel binnen door endocytosis
3- Afbreken van virale mantel door celproteasen
4- Viraal DNA gaat naar de celkern, transcriptie van virale genen begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat het stimuleren van de proliferatie van de gastheercel door HPV?

A

E6, E7 en E5:
* Onderdrukking van apoptose (E6/p53)
* Onderdrukking van celcyclus controle (E7/pRb)
* Stimuleren van de epidermale groeifactor-receptor (EGFR)(E5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er bij virusreplicatie?

A

E2 remt expressie van E6 en E7 en activeert de productie van E1 (DNA helicase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er bij assemblage en export van viruspartikels?

A

Productie van L1/L2 en E4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kan HPV overgaan in cervixcarcinoom?

A

A- Persisterende infectie: Onderdrukking van de lokale immuunrespons (hrHPV)
B- Kritische stap: Partiële integratie van viraal DNA in het genoom van de gastheercel

E2/E4 afwezig; permanente expressie van E6/E7 –> permanente proliferatie/Immortalisatie –>
genomische instabiliteit –> progressie tot kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een oncolytisch virus?

A
  • Ongewone cel groei veroorzaakt door genetische mutaties
    • Blokkade van het immuunsysteem dat kanker zou moeten aanvallen
    • Groei en verspreiding door het lichaam via lymfestelsel en bloedsomloop
      Om ongecontroleerd door te kunnen groeien (proliferatie), hebben tumor cellen hun antivirale immuniteit opgegeven
21
Q

Wat is een virus?

A

Een bolletje eiwit met daarin genetisch materiaal
* Er circuleren duizenden virussen om ons heen
* Maar een heel klein percentage veroorzaakt ziekte

22
Q

Wat is het principe van de werking van een oncolytisch virus?

A

Normale cellen hebben een antivirale afweer die voorkomt dat het virus vermeerderd
Tumor cellen: geen antivirale afweer

23
Q

Wat is een oncolytisch virus precies?

A

Een virus dat specifiek tumor cellen lyseert en anti-tumor immuniteit opwekt
* Natuurlijk voorkomend of genetisch gemodificeerd virus
* Specifieke targeting van kanker cellen
→ Cel-oppervlak/receptoren/promotoren
→ Verschil in genexpressie (gevoeligheid) bv aangeboren afweer (innate immunity)

24
Q

Wat is het anti tumor effect van oncolytische virussen?

A
  • Directe oncolyse
    • Niet-specifieke immuun stimulatie
    • Aantrekken cytotoxische T-cellen (tumor specifieke immuun respons)
25
Q

Wat veroorzaakt een oncolytisch virus en wat is het NIET?

A

Een oncolytisch virus veroorzaakt een acute infectie: lichaam ruimt het zelf op
Geen vaccin of anti-virale therapie nodig
Een OV is niet:
* Een birus dat zich inbouwt in het genoom van gastheer
* Een virus dat muteert naar ‘gevaarlijke mutanten’

26
Q

Noem 3 voorbeelden van oncolytische virussen?

A

Natuurlijk voorkomend of genetisch gemodificeerd
* Adenovirussen
* Influenza virus
* Paramyxovirussen: newcastle disease virus, mazelen

27
Q

Waarom zijn ebola, HIV, hepatitis geen OV?

A
  • Incorporatie in genoom
    • Te pathogeen voor mens
28
Q

Wat zijn de eisen voor veiligheid en effectiviteit van OV’s?

A

Veilig:
* Veilig voor patiënt: niet ziekteverwekkend
* Veilig voor omgeving van patiënt: mens en dier
Effectief:
* Veroorzaakt oncolyse van tumorcellen
* Induceert of verhoogd anti-tumor immuun respons van de host
* (dus het ‘niet inbouwen in genoom’ is geen eis, maar een eigenschap!)

29
Q

Hoe kunnen we de veiligheid en effectiviteit van OV’s verbeteren?

A

Attenuatie = minder bijwerkingen (voor veiligheid)
Bv.
* Natuurlijke ge-attenueerde stammen, minder pathogeen voor patiënt (gebruik vaccin stammen)
* Virussen met andere ‘host range’: animale virussen die geen ziekte veroorzaken in de mens
Versterking van virulentie (voor hogere effectiviteit)
* Hogere virulentie: meer tumor regressie
‘arming’ (voor hogere effectiviteit EN veiligheid)
* Inbouwen immuun modulatoire genen: IL-2, interferon, check point inhibitors etc.
* Inbouwen ‘cancer markers’: specifieke targeting voor tumoren

30
Q

Wat is Newcastle Disease Virus?

A
  • Veroorzaakt ‘pseudovogelpest’ in vogels
    • Infectie van mens veroorzaakt milde symptomen (ooginfectie, conjunctivitis)
    • Vaccinatie van alle gehouden kippen in nederland
    • Specificiteit voor kankercellen gebaseerd op ‘aangeboren afweer’
    • Verschillende varianten, verschillen in virulentie in vogels (maar niet in mensen)
    • Laag virulent –> middel virulent –> hoog virulent
    • Middel en hoog virulent: mogelijk fataal voor pluimvee
31
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van NDV als oncolytisch virus?

A

Voordelen:
* Animaal virus: veroorzaakt geen ziekte in mensen, dus veilig voor patiënt
* Eenvoudig genetisch modificeerbaar (sinds 1999)
* Effectiviteit bewezen in verschillende klinische trials (met vaccin stammen)

Nadelen:
* Tot nu toe een te lage effectiviteit, deze moet verhoogd worden
* Virus is potentieel niet veilig voor omgeving (pluimvee)

32
Q

Hoe kunnen we de effectiviteit van NDV verbeteren?

A
  • Hogere virulentie = hoger oncolytisch effect
    → Verhogen virulentie door knip-site in fusie eiwit te veranderen –> dit zorgt voor een hoog virulent virus maar ook voor verhoogd veiligheids risico (voor pluimvee)
    · Stimuleren anti-tumor immuun respons of blokken antivirale immuniteit
    → Inbouwen immuun modulerende genen
33
Q

Wat is de Breslow dikte?

A

Punt waar het melanoom het diepste groeit

34
Q

Wat is het doel van de SNP bij melanoom?

A

Bepalen prognose
Belangrijke rol mbt indicatie adjuvante therapie

35
Q

Wat is de aanbeveling van SNP?

A
  • Advies SNP verrichten bij stadium Ib en hoger om optimaal te stadiëren en te informeren over de prognose
    • Advies geen SNP verrichten bij stadium Ia
    • Advies bij patiënten met positieve SN potentiële voor- en nadelen van een eventuele aanvullende lymfklierdissectie bespreken
      –> stadiërende test, geen therapeutische
36
Q

Wat was de prognose van een gemetastaseerd melanoom in 2010 (mediane overleving in maanden)?

A

6 maanden

37
Q

Welke 2 vormen van therapie zijn er voor melanoom?

A
  • Immuuntherapie
    • Targeted therapy
38
Q

Waar werkt de targeted therapy van melanoom op?

A
  • Incidentie BRAF mutaties bij melanoom: 50%
    • Meestal V600E of V600K mutaties
    • Activerende mutaties, waardoor continue MAPK signaling en dus stimulatie van celdeling/proliferatie
    • Met orale medicatie (BRAF remmers, bv dabrafenib of vemurafenib) weer ‘uitzetten’ van dit signaal –> dit kan dus alleen als er een BRAF V600 mutatie in de kankercellen aanwezig is
39
Q

Wat is een voorbeeld van resistentie op targeted therapy en hoe kunnen we deze weer oplossen?

A

Activerende mutaties in MEK, waardoor weer actief signaal
Oplossing: MEK-inhibitie: signaal blijft ‘uit’ (MEK remmer)

40
Q

Welke immuuncel wordt door immuuntherapie bij melanoom direct beïnvloedt?

A

CD8+ cytotoxische T-cel
Al lang bekend dat T-cellen melanoom aanvallen –> T-cellen verbeteren –> daar is immuuntherapie op gebaseerd

41
Q

Waar doet immuuntherapie niets op?

A

Op de eerste stap van herkenning van de tumorcel door het immuunsysteem

42
Q

Wat doet immuuntherapie van melanoom?

A

Blokkeren de rem van de T-cellen –> versterken immuunrespons tegen kanker

43
Q

Waarom remmen we CTLA-4 bij melanoom?

A

Zodat die niet kan koppelen aan B7 en er geen inhibiterende signalen komen

44
Q

Waarom remmen we PD(L)1 bij melanoom?

A

Zodat die niet aan PD1 kan koppelen en er geen negatieve regulatie kan komen

45
Q

Welke anti-CTLA-4 gebruiken we bij melanoom?

A

Ipilimumab

46
Q

Welke anti-PD(L)1 gebruiken we bij melanoom?

A

Pembrolizumab/nivolumab

47
Q

Wat zijn mogelijke bijwerkingen van immuuntherapie?

A

Alles wat op -itis eindigt bv pneumonitis

48
Q

Wat is de behandeling van de bijwerkingen van immuuntherapie?

A

Prednison
En als dat niet werkt? Nog meer prednison
Behalve hormoonbijwerkingen, die krijg je niet onder controle (permanent)

49
Q

Wat was de prognose van een gemetastaseerd melanoom in 2019 (mediane overleving in maanden)?

A

28 maanden