Week 11 Flashcards

1
Q

Wat is een symptoom?

A

Een door de patiënt aangegevenklacht op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied als uiting of gevolg van een onderliggende ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet de normale anatomie van de tractus digestivus er (globaal) uit?

A
  • mond: intake van voedsel
  • slokdarm: voedsel richting maag
  • maag: vertering en door vervoeren naar duodenum
  • duodenum: gal (vetvertering en bruine kleur ontlasting) en pancreassap (verdere
    vertering eiwitten en vetten) toevoegen
  • dunne darm: absorptie van belangrijke voedingsstoffen
  • dikke darm: colon ascendens, -transversum, -descendens, -sigmoïd en rectum, vocht uit voedselbrij onttrekken
  • anus: ontlasting verlaat lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe moet je klachten van de tractus digestivus interpreteren?

A

Inschatten hoe erg de klacht is, is erg belangrijk!
- een acutere klacht is alarmerend in vergelijking met een langer bekende klacht
- bijv. 80% v.d. Westerse bevolking heeft last van maagzuur –> een klein deel krijgt hierdoor een ontsteking en nog een kleiner deel een Barrett slokdarm –> daarom eerst 2 wkn maagzuurremmers en daarna pas doorsturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn risicofactoren voor een tumor in de tractus digestivus?

A
  • leeftijd
  • geslacht: slokdarm- en darmkanker vaker bij mannen
  • leefstijl: roken, alcohol (slokdarmkanker)
  • familiegeschiedenis
  • voorgeschiedenis
  • andere symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn algemene en specifieke symptomen van gastro-intestinale tumoren?

A

Algemeen: vaak bij een verder gevorderd stadium
- moeheid
- gewichtsverlies (vergroot energieverbruik en verminderde eetlust)
- pijn

Specifiek:
- obstructieklachten: afhankelijk van locatie verschillende symptomen
- bloedverlies: tumoren van GI-stelsel bloeden snel (bloedarmoede, zwarte ontlasting, rode ontlasting, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen bij een slokdarmcarcinoom?

A

passageklachten (dysfagie): door een vernauwd lumen
pijn (odynofagie = pijn bij het eten)
ongewild gewichtsverlies (minder eten o.a. door pijn)

minder voorkomend:
- bloedbraken/melena (zwarte ontlasting)
- heesheid (proximale tumoren, drukken op n. laryngeus recurrens)
- hikklachten (onderkant slokdarm, prikkelen het middenrif (n. phrenicus))
- maagzuur
- foetor ex ore (slechte adem)
- anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen bij een maagcarcinoom?

A

Erg afhankelijk van de locatie en de grootte van de tumor
- Proximaal: dysfagie (passageklachten), bloedverlies en gewichtsverlies
- Niet-proximaal: verminderde eetlust, snel vol gevoel, misselijkheid, braken (bij blokkade van de pylorus), gewichtsverlies, pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen bij een colorectaal carcinoom (CRC)?

A

Veel voorkomend:
- veranderd defecatiepatroon
- bloedverlies: rechtszijdig (vaak anemie) minder goed zichtbaar omdat het gemengd is in de ontlasting (melena). Kan ook niet zichbaar: anemie
- buikpijn: veel minder bij rechtszijdige tumoren (20%) omdat de ontlasting hier nog dun is en er goed langs kan

Minder voorkomend:
- ileus (misselijkheid en braken)
- gewichtsverlies
- vermoeidheid

Als de tumor rechts zit, hoe minder de tumor klachten geeft rondom ontlasting wordt ook vaak in laat stadium gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen bij een pancreascarcinoom?

A

Vaak pas symptomen in een vergevorderd stadium, wat het erg dodelijk maakt
- rugpijn: doorborend, begint in de navel en trekt door naar de rug, komt doordat de pancreas retroperitoneaal ligt
- gewichtsverlies: vaak extreem, verminderde vertering voedingsstoffen (waaronder vetten)
- (stille) icterus: 75% pancreaskopcarcinoom en dus afdrukken galwegen, hierdoor gele kleur en/of jeuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen bij een galwegcarcinoom?

A
  • icterus
  • jeuk
  • pijn in de bovenbuik
  • verminderde eetlust
  • gewichtsverlies
    –> bij 1 aangedane galweg maar minimale icterus symptomen (wel aanwezig in het bloed!)
    → Kan soms lijken op de presentatie van een pancreascarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naar welke organen metastaseren tumoren in de tractus digestivus het snelste/vaakste?

A
  • lever (via v. portae): pijn (uitzaaiing tegen leverkapsel met zenuwen), referred pain (uitstralingspijn), icterus
  • long (via v. cavae): kortademigheid, hemoptoë (bloed opgeven) en pijn aan de thorax
  • mindere mate naar de botten: pijn en zenuwuitval

Hoe eerder een metastase gevonden wordt, hoe beter de prognose
Hoe meer tumorload (incl. uitzaaiingen), hoe meer energie het kost van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is vroege opsporing voor tumoren in de tractus digestivus belangrijk?

A
  • voor ontdekking in een vroeg stadium
  • voor meer kans op genezing
  • voor meer kans op minder invasieve behandelingsopties

–> echter moeilijk omdat patiënten in een vroeg stadium eigenlijk geen symptomen hebben
–> slokdarm- (Barret), maag- (metaplasie/atrofie) en CRC (poliep) hebben allemaal een voorstadium waarbij de ontwikkeling naar een maligniteit voorkomen kan worden als het op tijd ontdekt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is het bevolkingsonderzoek naar CRC in Nederland?

A
  • via een FIT (fecaal immunochemische test) van de ontlasting (zoekt naar bloed (zichtbaar en onzichtbaar))
  • bij gevonden bloedsporen patiënt uitnodigen voor colonoscopie (sensitiever) –> op zoek naar carcinomen of voorstadia hiervan (poliepen –> direct weghalen)
  • bij mensen tussen 55-75 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de epidemiologie van slokdarmcarcinomen?

A

Wereldwijd komt het erg veel voor, met name in China, Korea en Japan (alle drie genetisch), Dit is voornamelijk het plaveiselcelcarcinoom.
Minder bij ons in NL; wel forse toename adenocarcinoom
- toename waarschijnlijk door een slechtere levensstijl
- toename sinds jaren ‘80
- kans op oesophaguscarcinoom is 1,5%
- 2,7% van alle maligniteiten
- 65-70% is ouder dan 65 jaar
- 4% is jonger dan 45 jaar
- Overleving is laag, er ontstaat pas laat klachten waardoor de tumor meestal al gemetastaseerd is (>50% van de gevallen), dan geen curatie meer mogelijk
- 5 jaars overleving voor alle patiënten is 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk lichamelijk/vervolg onderzoek doe je bij een verdenking op een slokdarmcarcinoom?

A

LO: nauwelijks afwijkingen te vinden
–> soms zijn de lymfeklieren palpabel (metastasen op afstand)

Vervolg: gastroscopie met biopsie (biopten ter bevestiging diagnose en beoordeling maag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is de stadiëring van een slokdarmcarcinoom?

A

T: tumordiepte, met EUS (endosonografie) beoordeeld (inwendige echo)
- T1: intramucosaal
- T2: muscularis propria (vanaf hier al reële kans op lymfeklier metastasen)
- T3: door adventitia
- T4: ingroei in ander orgaan

cN: aantal verdachte klieren, met EUS, CT-scan of PET-CT beoordeeld
- N1: 0
- N2: 1-2
- N3: 3-6
- N4: >6

M: metastasen op afstand (lever, bot, hersenen, longen of lymfeklier heel ver van de originele tumor), met CT-scan, PET-CT, EUS of echo van de hals beoordeeld
- M0: geen metastasen
- M1: wel metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de relatie tussen de stadiëring en de behandeling bij een slokdarmcarcinoom?

A
  • Oppervlakkige tumor (T1N+): kan endoscopisch weggehaald worden
  • Diepere tumor (T2-3N+): kan curatief behandeld worden, 5-jaarsoverleving van 55%
  • Gemetastaseerde tumor (M1): kan alleen palliatief behandeld worden (dit geldt altijd!), gemiddelde overleving nog 11 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is de behandeling van een slokdarmcarcinoom? (ws tentamenvraag)

A
  • Bij 50% curatieve opzet: o.a. slokdarmresectie (complicatiegevoelig, hoge mortaliteit (4%) en morbiditeit (>50%)), patiënt moet operabel zijn
  • Bij 50% palliatieve opzet: geen slokdarmresectie palliatief door een te hoge morbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke histologische types zijn er van slokdarmcarcinomen?

A
  • adenocarcinoom (ong. 20%): vaak door Barrett oesophagus (door reflux (GERD) een verslechterde werking van LES (lagere slokdarmsfincter) –> maagzuur omhoog richting slokdarm –> lage pH waardoor metaplasie (plaveiselcel –> slijmbekercel) ontstaat –> hierna onzekere dysplasie (indefinitie) –> laaggradige en hooggradie dysplasie –> adenocarcinoom, 1/10 met reflux ontwikkelt Barrett (verhoogd kans op slokdarmkanker met 30-50x), meestal distaal in slokdarm (bij overgang maag), risicofactoren als Barrett oesophagus (1-2% met Barrett krijgt slokdarmcarcinoom, daarom 1x in 2 jaar een scopie), obesitas, roken of radiotherapie
  • plaveiselcelcarcinoom (ong. 80%): in de hele slokdarm, risicofactoren vooral leefstijl (kroegtijgers, roken, alcohol, corrosie (drinken chemische middelen)) of door radiotherapie in hals-/thorax regio, KNO-tumor of achalasie (ontbreken peristaltische beweging slokdarm)
  • andere soorten zoals: melanoom, sarcoom, GIST (gastro-intestinale stromale tumor) (<1%)

Plaveiselcelcarcinoom zit vaak hoog en adenocarcinoom vaker laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verloopt de palliatieve behandeling van een slokdarmcarcinoom?

A

Gericht op vermindering van symptomen en soms verlenging van het leven

Bij T4 tumoren, metastasen op afstand, en niet operabele patiënten
Afhankelijk van levensverwachting en conditie patiënt de behandeling bepalen:
- levensverwachting > 3 maanden: radiotherapie voor dysfagie
- levensverwachting < 3 maanden: stent
- als de conditie het toelaat: palliatieve chemotherapie (levert maar gemiddeld ong. 6 weken op)
- Gemiddelde levensverwachting bij gemetastaseerde ziekte is 9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit bestaat de curatieve behandeling van een slokdarmcarcinoom?

A

Van alle patiënten die slokdarmkanker hebben, komt maar 50% in aanmerking voor een curatieve behandeling, Binnen die groep leeft nog maar 50% na 5 jaar.

Behandeling:
- Neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door een slokdarmresectie (90%). Bij 90-95% van de patiënten kunnen we alle kanker weghalen die op de scan gezien is. Toch leeft er naar 5 jaar nog maar 50%. Er moest dus iets zijn waar dit door komt (Weten we nog niet)

Andere opties:
- neoadjuvante chemotherapie gevolgd door slokdarmresectie: bij contra-indicatie voor radiotherapie, 5-jaarsoverleving van 30%
- direct opereren: bij vroegcarcinomen of contra-indicaties voor chemo(radio)therapie
- definitieve chemoradiotherapie: toxischer dan definitieve radiotherapie
- definitieve radiotherapie: contra-indicatie voor chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 2 opties zijn er voor continuïteitsherstel na een slokdarmresectie?

A
  1. Buismaag (99%): vergelijkbare operatie met gastric sleeve (bariatrische operatie), van een deel van de maag een slokdarm maken, gemiddeld 10% van gewicht afvallen maar kan meestal zonder sondevoeding, a. gastroepiploica/omentum belangrijk voor de verbinding
  2. Coloninterpositie (1%): deel van het colon losmaken als vervanger van de slokdarm verbinden op de dunne darm, toegepast bij tumorinfiltratie in de maag/slokdarm of bij eerdere maagchirurgie
    - Alleen als de maag niet gebruikt kan worden
    - Bv bij grote tumoren
    - Bij eerdere bypass operatie
    - Bloedtoevoer niet goed
    - Dit is een enrome operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke operatietypen en mogelijkheden zijn er voor een slokdarmresectie?

A
  • transhiatale resectie: via buik en hals, niet perse in thorax opereren, niet mogelijk bij een te hoge tumor of verdachte lymfeklier
  • transthoracale resectie: via de buik en borstholte (evt. hals)

Hierbinnen verschillende mogelijkheden:
- open chirurgie
- minimaal invasief (laparoscopisch en thoracoscopisch) (minder kans op pneumonie, bloedverlies en kortere opnameduur)
- hybride
- robot geassisteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke soorten slokdarm operaties doe je bij de onderstaande patiënten:
- hoog-midden oesophagus gelegen tumor
- hoog mediastinale lymfeklieren
- meer tumorinfiltratie in de maag (–> kortere buismaag)
- bestraling bovenste mediastinum ?

A
  • hoog-midden oesophagus gelegen tumor: transthoracaal en cervicale naad
  • hoog mediastinale lymfeklieren: transthoracaal
  • meer tumorinfiltratie in de maag (–> kortere buismaag): intrathoracale naad
  • bestraling bovenste mediastinum: cervicale naad

–> ook pariëntgerelateerde factoren (comorbiditeiten/wensen) –> dan een transhiatale resectie

25
Q

Wat zijn de complicaties van een slokdarmresectie?

A

Perioperatieve mortaliteit <5%, maar morbiditeit >50% (waarschijnlijk rond de 80%), zoals:
- wondinfectie
- nabloeding
- naadlekkage (vacuüm sponsje proberen)
- atriumfibrilleren
- pneumothorax
- atelectase
- pneumonie
- chyluslekkage
- stembandparese

–> daarnaast is de QALY blijvend minder dan deze voor de operatie was

26
Q

Waarnaar kijkt de patholoog bij een ingestuurde slokdarm van een slokdarmresectie?

A
  • radicale verwijdering van de kanker (bij <5% is het echt mislukt, zie percentages over vitale tumor in het resectiepreparaat in de afbeelding)
  • soort kanker
  • lymfeklier uitzaaiingen
  • reactie op chemoradiotherapie (pathologische respons)
  • behandelmethoden bij nog aanwezige kanker
27
Q

Wat is een optie als er na de resectie nog kanker in het preparaat zit?

A

Immuuntherapie, een jaar lang is dit aan iedereen, met nog kankercellen in het resectiepreparaat, gegeven. Nu niet meer omdat er nog cijfers moeten komen die laten zien wat dit op de overleving doet.

28
Q

Wat wordt er met de SANO2 studie?

A

Er wordt geprobeerd bij patiënten die goed reageren op chemoradiotherapie door middel van ze goed in de gaten te houden met gastroscopie en PET-CT een operatie te voorkomen.
Er wordt dus onderzocht of dit een mogelijke nieuwe curatieve behandeling kan zijn ook omdat een slokdarmresectie een heftige operatie is.

29
Q

Hoe vaak komt colorectaal carcinoom (CRC) voor in NL?

A
  • 15.000 in NL, 5.000 overlijden per jaar
  • 90% is >50 jaar
  • 25-30% heeft een rectumcarcinoom
  • maar 50% wordt in stadium I/II ontdekt
30
Q

Hoe is de 5-jaarsoverleving bij de 4 stadia van CRC?

A
  • Stadium I: T1-2N0M0: 80-90%
  • Stadium II: T3-4N0M0: 70-80%
  • Stadium III: TxN1M0: 60-70%
  • Stadium IV: TxNxM1: 5%
    –> hoe lager het stadium hoe hoger de overleving (daarom bevolkingsonderzoek)
31
Q

Hoe presenteren mensen zich met een CRC?

A

Lig een beetje aan de plek van de tumor

algemene symptomen:
- buikpijn
- vermoeidheid (anemie)
- onverklaarbaar gewichtsverlies
- wisselend defecatiepatroon

specifieke symptomen:
- rectaal bloedverlies (rectum)
- loze aandrang (rectum)

Steeds meer mensen die zonder klachten gediagnostiseerd worden door bevolkingsonderzoek (55-75 jaar)

32
Q

Hoe wordt de diagnose colorectaal carcinoom gesteld?

A
  1. Colonoscopie (t/m caecum) met evt. een biopt (bijv. CEA is belangrijk voor follow-up later)
  2. CT-scan thorax/abdomen: voor stageringsonderzoek om metastasen op afstand (lever, longen, buikvlies) uit te sluiten + MRI bekken bij een rectumcarcinoom
33
Q

Hoe is de behandeling van een coloncarcinoom?

A

Is gevoelig voor chemo- en niet voor radiotherapie

  • Stadium I t/m III: primair een operatie, alleen bij gunstig pT1N0M0 een lokale resectie (poliepectomie) anders een oncologische resectie (groot stuk darm en drainerende lymfeklieren), bij ongunstig stadium II, stadium III en positieve lymfeklieren (na bepaling pN-stadium) adjuvant chemotherapie voor overlevingswinst
  • Stadium IV: geen curatieve behandeling (tenzij metastasen heel beperkt zijn), alleen palliatief
34
Q

Welke soorten operaties zijn te doen om een coloncarcinoom te verwijderen afhankelijk van de plek en wat zijn kenmerken van een colectomie?

A
  • hemicolectomie rechts: tumor in caecum of colon ascendens
  • colon transversum resectie: tumor in colon transversum
  • hemicolectomie links: tumor in colon descendens
  • sigmoïdresectie: colon in sigmoïd (a. mesenterica inferior drainage meenemen)

Operatie kan zowel open als laparoscopisch (geen verschil in uitkomst oncologisch), laparoscopisch heeft kleinere maar wel meer littekens (betere cosmetiek) en het herstel is sneller, maar het duurt wel langer en het kan niet bij iedereen (adhesies, T4 tumoren)

Operatie zelf 1-3 uur, gemiddeld 200 cc bloedverlies, opnameduur bij ongecompliceerd beloop 3-5 dagen, complicaties:
- wondinfectie (20%)
- langdurige paralytische ileus/gastroparese (10-20%)
- naadlekkage (5-10%)
- platzbauc (hechtingen in buikwand los) (1,5%)

35
Q

Hoe is de behandeling van een rectumcarcinoom?

A

Resectie lastiger door minder ruimte voor ruime resectiemarges –> grotere kans op irradicale resectie (ook door lymfeklieren in mesorectum) en grotere kans op lokaal recidief –> daarom van te voren een MRI voor cTN stadium

Behandelmogelijkheden:
1. Operatie zonder voorbehandeling: lokaal (TEM: transanale endoscopische microchirurgie) of oncologische resectie (tumor + lymfeklieren)
2. Operatie met voorbehandeling: korte voorbehandeling (radiotherapie 5x5 Gy), lange voorbehandeling (chemoradiotherapie 25x2,4 Gy + capecitabine (kleiner maken tumor)) of totale neoadjuvante therapie (TNT: chemotherapie + chemoradiotherapie)

35
Q

Wanneer doe je en hoe verlopen een transanale endoscopische microchirurgie (TEM) en een totale mesenteriale excisie (TME)?

A
  • Transanale endoscopische microchirurgie (TEM): rectumcarcinomen in de mucosa of vroeg stadium (CIS of T1-stadium), radicale verwijdering en geen ongunstige kenmerken is voldoende (dus geen lymfeklieren verwijderen en minder agressief), wand van het rectum openen, tumor eruit en hierna weer vastmaken
  • Totale mesenteriale excisie (TME): bij cT1 t/m cT4, radicaal behandelen door a. mesenterica inferior, lymfeklieren en een darmdeel mee te nemen (ook mesorectum), hierdoor kans op lokaal recidief verlaagd naar 4-6/9% (eerst 25-45%), patiënt krijgt hierna een stoma
36
Q

Hoe wordt bepaald of er voorbehandeling (voor de operatie) van een rectumcarcinoom nodig is?

A

Afhankelijk van de afstand tussen de tumor en de mesorectale fascie (MRF: 1 cellaag over de vetmantel) (op MRI-zichtbaar), voorbeelden:
- cT3N0 met afstand MRF >1 mm: geen voorbehandeling
- cT3N0 met afstand MRF <1 mm: grote kans op irradicale resectie (grote kans op recidief) dus een lange voorbehandeling (chemoradiotherapie) voor tumor verkleining voor een radicale resectie –> bij 20% complete pathologische respons (evt. een watch-and-wait strategie; geen stoma nu, maar 25% krijgt wel een recidief binnen 2 jaar en dan alsnog een rectumresectie)
- cT3N+: korte voorbehandeling geïndiceerd (radiotherapie)
- cT4: lange voorbehandeling (chemoradiotherapie), echter niet altijd is de tumor klein genoeg dus dan tijdens de operatie weer bestralen (intra-operatieve radiotherapie (IORT)) of een ander orgaan ook weghalen (multiviscerale resectie (exenteratie))

37
Q

Welke verschillende technieken zijn er om een rectumresectie uit te voeren?

A
  1. Low anterior resection (LAR): open/laparoscopisch, bij mid-proximaal-distaal tumoren, 2 uiteinden opnieuw verbinden (anastomose maken), vaak een naadlek (10-15%) dus soms een (tijdelijk) dubbelloops ileostoma (voorkomt ernstige complicaties (minder kans op comorbiditeit, incontinentieklachten) doordat ontlasting even niet langs de anastomose gaat)
  2. Abdominoperineale resectie (APR): open/laparoscopisch bij tumoren distaal bij de sfincter, laatste stukje rectum en anus weghalen, aanleg eindstandig colostoma (buikwond en perito neale wond), mogelijk complicaties (wondinfectie, abces, ileus, blaasretentie, sexuele dysfunctie)
  3. Exenteratie: resectie van meerdere organen/compartimenten kleine bekken als ze zijn aangedaan, allemaal weghalen is een totale exenteratie (duurt lang (448 min.), veel bloedverlies (6,3 L), hoge mortaliteit (1%, vooral bij 70+ jaar (>10%)), veel complicaties (67%) –> toch goede overleving (60% bij stadium III)), altijd multidisciplinair (chirurg, uroloog, plastische chirurg, gynaecoloog)
    ~ mannen: blaas/prostaat/vesikels (1) en rectum (2)
    ~ vrouwen: blaas (1), uterus/cervix/vagina (2) en rectum (3) (2 en 3 weg halen heet een achterste exenteratie)
38
Q

Hoe verloopt een reconstructie na een exenteratie van de blaas en de huid?

A

Blaas: kiezen voor een ileumconduit (Bricker) of
colonconduit –> een stuk van de dunne/dikke darm met vaatstelsel en drainagegebied lossnijden en dit gebruiken als stoma voor de urine door het aan de ureteren te verbinden

Huid: bij een groot defect of eerdere radiotherapie is er weinig vitaal weefsel –> dit op een andere plek halen (bijv. de billen/benen) en hierdoor toch de wonden sluiten (spierplastiek)

39
Q

Wanneer is er sprake van metastasen?

A

N+ en/of M+, dus afstandsmetastasen in de lymfeklieren of andere organen
- N+ hangt af van de plek v/d lymfeklier. Bv dicht bij de tumor of juist een eind er vandaan. N+ is dus niet perse altijd een afstandsmetastase.
- M+ bij darmkanker het vaakste de lever (veneuze bloedstroom van colon via v. portae), de longen (veneuze bloedstroom van rectum via v. cava), peritoneaal (door de buikwand) en soms op andere plekken (ovarium, bot, hersenen, bijnieren en klier van Virchow)

–> meestal een systemische therapie, maar je kunt ook lokaal behandelen met chirurgie om het echt proberen te genezen (curatie) (i.p.v. verlengen van het leven of verminderen/verhelpen van klachten)
- De vraag is wel: waarom lokaal behandelen als de ziekte al gemetastaseerd is, dus systemisch is geworden

40
Q

Wat zijn de behandeldoelen van het gemetastaseerd colorectaal carcinoom

A
  • Langere overleving
  • Minder klachten
41
Q

Wat zijn de voorkeurslocaties van colorectale metastasen?

A
  • Lever = 1e stap, want alle organen drainen in de v. portae en komen in de lever
  • Long
  • Peritoneum
  • Klieren op afstand
  • Botten
42
Q

Wat zijn de kenmerken van colorectale metastasen naar de lever?

A

Van de 15.000 mensen/jaar met de diagnose CRC:
- 15-20% heeft al metastasen bij diagnose (synchroon)
- 15-20% zal metastasen ontwikkelen tijdens de ziekte (metachroon)

–> 80% van de levermetastasen is niet-resectabel (palliatieve therapie), maar 20% kan dus curatief worden behandeld
- 5-jaarsoverleving bij levermetastasen is 40%, 10-jaarsoverleving 26% (wel zijn er betere chemotherapieën en lokale therapieën dus overleving wordt beter)

43
Q

Wat zijn de criteria voor de resectie van levermetastasen?

A

Klassieke criteria:
- <4 metastasen in de lever
- beperkt tot 1 helft van de lever
- geen synchrone metastasen
- geen extrahepatische metastasen
- leeftijd < 70 jaar

Huidige criteria: als het technisch mogelijk en oncologisch zinvol is
- radicale resectie mogelijk van alle metastasen
- voldoende resterend functionerend leverweefsel (20-30%) (+ bloedvaten en galwegen moeten intact blijven)
–> de lever heeft overcapaciteit en een regenererend vermogen wat veel chirurgische mogelijkheden geeft
- tegenwoordig ook inductiechemo om niet resectabele metastasen wel resectabel te maken

44
Q

Op welke manieren zijn levermetastasen te behandelen?

A
  • Resectie: met/zonder chemotherapie of ablatio (bloedvaten en galwegen moeten intact blijven!)
    ~ anatomische resectie: altijd hele segmenten weghalen
    ~ hemihepatectomie: helft van de lever weghalen, bloedvaten en galwegen intact houden (rechts (5,6,7,8), links (2,3,4), extended rechts (4,5,6,7,8) of extended links (2,3,4,5,8)
    ~ wigresectie: alleen de tumor uit een segment weghalen, niet het hele segment (voorkeur)
  • Lokale ablatieve technieken:
    ~ radiofrequente ablatie (RFA): naald in de tumor die verhit wordt, hierdoor denaturatie van eiwitten en sterfte van cellen, bij max. 3-4 cm
    ~ microwave (MWA): grotere metastasen (tot 5 cm) wegbranden
    ~ irreversibele elektroporatie (IRE): meerdere naalden in de tumor en hiertussen een elektrische stroom die cellen kapot maakt

-Stereotactische radiotherapie: tumor heel precies van veel kanten bestralen, als ablatio geen mogelijkheid is, maximaal 8 cm en 3 verschillende laesies
- Systemische chemotherapie: inductie of palliatieve chemotherapie

45
Q

Waar hangt de overleving na een leverresectie van af?

A

Gelijk tussen colon- of rectumcarcinoom en synchrone of metachrone metastase

Verschil in overleving tussen unilaterale of bilobulaire tumoren, de grootte en het aantal metastasen

46
Q

Wat is er te doen binnen de chirurgie als een gemetastaseerde lever eigenlijk niet te behandelen is volgens de richtlijn (radicale resectie en minimaal 20-30% leverweefsel over)?

A
  • Reduceren van de tumorload m.b.v. chemotherapie als inductietherapie –> mogelijk hierna wel resectabel
  • Lever groter maken middels een vena porta embolisatie waardoor het functionerend vermogen toeneemt –> mogelijk hierna wel genoeg functionerend leverweefsel over (bloedvoorziening gedeeltelijk afsluiten zodat de andere helft hypertrofisch wordt)
47
Q

Hoe zijn longmetastasen chirurgisch te behandelen?

A

De long heeft geen regeneratief vermogen, maar wel overcapaciteit dus dezelfde lokale mogelijkheden zijn mogelijk: resectie, ablatie, stereotactische radiotherapie

Risico: pneumothorax dus overlevingswinst vs. belasting afwegen (een longresectie is veel ingrijpender dan een leverresectie)

Als het kan de longmetastasen behandelen met stereotactische radiotherapie. Eventueel stabiel houden met chemo, anders OK.

48
Q

Hoe zijn peritoneaal metastasen chirurgisch te behandelen?

A

2 soorten:
1. coloncarcinoom met doorgroei door de darmwand –> afbrokkeling van cellen in de peritoneaalholte en verspreiding via peritoneaalvocht
2. hematogeen (via de bloedbaan naar het peritoneum

Prognose is niet heel goed, maar wel HIPEC (hypertherme intraperitoneale chemotherapie) mogelijk waarbij de chirurg alle zichtbare metastasen wegsnijd en de peritoneaalholte met warme chemotherapie wordt nagespoeld (in opzet curatieve behandeling)

Met de PCI (peritoneal cancer index) schatten hoeveel metastasen er zijn en kijken of een operatie zinvol is (lage PCI = eerder een HIPEC)

49
Q

Wat zijn de complicaties van HIPEC?

A

Complicaties HIPEC:
- langdurige gastroparese
- naadlekkage
- respiratoire insufficiëntie
- enterocutane fisteling
- wondproblematiek
- opnameduur van 10-20 dagen –> daarom belangrijk dat patiënten fit zijn,

contra-indicaties zijn:
- ischemische hartziekte
- hartfalen
- cerebraal vaatlijden
- insuline-afhankelijke diabetes
- chronisch nierfalen
- leeftijd >75 jaar
- Karnofsky < 80
- FEV1 < 1 L

50
Q

Wat is de systemische therapie bij een curatief oesophaguscarcinoom?

A

Neoadjuvant chemoradiotherapie is wereldwijd de standaard
- Neoadjuvant, bij resectabele en operabele patiënten. Dus na deze systhemische therapie wordt er een slokdarmresectie gedaan.
- 5 weken bestraling en chemotherapie
- cisplatine gebruikt; tussen 2 DNA-strengen waardoor DNA niet gerepliceerd kan worden –> bestraling veroorzaakt breuken en hierdoor ontstaat celdood
- voordelen: overlevingswinst, verbetering passage oesophagus, minder kans op lokaal recidief
- nadelen: erg belastende therapie

inductietherapie/immuuntherapie (1 jaar bij resttumor in resectiepreparaat geeft ook winst (11 vs. 22 maanden)) ook mogelijk

Slokdarmcarcinoom is een slecht behandelbare kanker

51
Q

Wat is de systemische therapie bij een niet-curatief oesophaguscarcinoom?

A

Onbehandeld prognose ong. 6 maanden
Met levensverlengende systemische therapie prognose ong. 6-9 maanden

Er zijn geen goede RCT’s beschikbaar over de winst van chemotherapie in deze situatie, kwaliteit van leven neemt wel toe

52
Q

Hoe is de systemische therapie bij een curatief maagcarcinoom?

A

Geen preventieve systemische therapie
Prognose is heel slecht, ook als de behandeling in opzet curatief is (door ontdekken in laat stadium)

Behandeling vaak perioperatieve chemo (zowel voor als na operatie chemotherapie), heel soms als inductietherapie chemotherapie
- chemo bestaat uit een soort cocktail fluorouracil, leucovorin, oxaliplatin, docetaxel)
- 5-jaarsoverleving na chirurgie is 23%, met chemotherapie naar 45% (22% winst, number needed to treat 4,5)
- nadelen: toxiciteit, belasting lichaam (<50% kan hele behandeling afmaken (3 chemokuren voor en na operatie)), >20% krijgt ernstige toxiciteit (graad 3/4 –> ziekenhuisopname/levensbedreigend)

53
Q

Hoe is de systemische therapie bij een niet-curatief maagcarcinoom?

A

Onbehandeld prognose <6 maanden
Bij behandeling met chemotherapie prognose naar 12 maanden

Heel veel soorten combinaties van chemotherapieën mogelijk (beste combinatie niet echt bekend), liever niet als monotherapie
- fluoropyrimidines, epirubicine, oxaliplatin/cisplatin, HER2-inhibitie, paclitaxel, VEGF-inhibitie
- nadelen: kaalheid, braken, gehoorproblemen, nierfalen/-insufficiëntie

Nieuwe middelen zijn transtuzumab (her2-inhibitor) en ramucirumab (monoklonaal antilichaam) maar ze lijken nog weinig te doen voor de overleving, wel geven als gerichte therapie en immunotherapie als 2e-/3e-lijns behandeling

54
Q

Hoe is de systemische therapeutische behandeling van mensen met een niet-curatief colorectaal carcinoom (CRC)?

A

Onbehandeld overleving 6-8 maanden
Streven naar levensverlenging/palliatie, gemiddelde prognose naar ong. 24 maanden
- voordelen: vermindering klachten, levensverlenging, hoop
- nadelen: bijwerkingen, kosten, veel tijd in het ziekenhuis doorbrengen

Mogelijkheden:
- Chemotherapie: fluoropyrimidines (anti-metabolieten, bij inbouw geen verdere synthese van DNA), irinotecan (blokkeren enzym betrokken bij DNA-replicatie), oxaliplatin (creëert crosslinks tussen DNA-strengen waardoor DNA niet meer kan delen), taxanen (werken op microtubuli en hierdoor geen celdeling) –> werken op snel delende cellen, veel bijwerkingen (180% ernstige bijwerkingen)
- Doelgerichte therapie: VEGF-inhibitie (bevacizumab; remt angiogenese), EGFR-inhibitie (cetuximab, panitumumab; remt proliferatie en angiogenese, onder RAS-eiwit), BRAF-inhibitie (encorafenib; remt proliferatie en angiogenese, onder KRAS-eiwit) –> werken op specifieke cellen
- Immunotherapie: pembrolizumab, ipilimumab (CTLA-4 remmer, interactie dendritische en T-cel), nivolumab (PD-1 remmer, interactie T-cel en tumorcel) –> wel kans op immunotoxiciteit (zo’n 10-15% ernstige toxiciteit, pneumonitis, mucositis, colits)

Keuze om te behandelen afhankelijk van opties, aard van de metastasen, leeftijd, conditie patiënt en behandelwens

55
Q

Bij welke groep van colorectale carcinomen (CRC) heeft immunotherapie vooral nut?

A

Hoe meer mutaties een tumor heeft, hoe meer lichaamsvreemde eiwitten op het oppervlak tot expressie, hoe betere herkenning voor de T-cel

–> voornamelijk de groep met een defect in mismatch repair mechanismen (bijv. Lynch (5% van CRC)) zijn gevoelig voor immunotherapie

56
Q

Wat zijn de algemene voor- en nadelen van systemische therapie?

A

Nadelen: pittig, bijwerkingen, hoge kosten, lange tijd in het ziekenhuis
Voordelen: verbetering klachten, overlevingswinst (levensverlenging), gevoel van de patiënt (kwaliteit van leven)

–> altijd voordelen opwegen tegen de nadelen en individueel bepalen

57
Q

Wat zijn prognostische factoren voor palliatieve systeemtherapie?

A
  • Performance status (leeftijd, comorbiditeiten)
  • Type tumor (histologie)
  • Biomarkers
58
Q

Wat zijn de bijwerkingen van chemotherapie?

A
  • diarree: soms wel 10x per dag
  • hand-voet syndroom: staan in brand en zijn erg rood
  • ernstige mucositis: verbranding van het slijmvlies
  • huidtoxiciteit: acne, krentenbaard, pus
  • polyneuropathie, pijn, tintelingen, spierzwakte in handen en voeten