week 11 Flashcards
risicofactoren van gastro-intestinale tumoren
leeftijd, geslacht (mannen), roken, alcoholgebruik, familie en voorgeschiedenis
symptomen van slokdarmcarcinoom
meest voorkomend: passagaseklachten (dysfagie), gewichtsverlies, pijn(bij borstbeen of tussen schouderbladen)
andere symptomen: bloedbraken, melena, hik (onderste slokdarm tumor ingroei n. phrenicus) heesheid (bovenste slokdarm tumor ingroei n. laryngeus) en slikklachten
plaveiselcel en adenocarcinoom van slokdam
plaveiselcel carcinoom ontstaat uit normaal slokdarm weefsel
adenocarcinoom ontstaat uit barett slokdam
symptomen van maagcarcinoom
hangen af van locatie (proximaal of distaal)
proximaal: passageklachten (dysfagie), gewichtsverlies, bloedverlies (melena of bloedbraken)
distaal: pijn, snel vol gevoel, gewichtsverlies, misselijkheid en braken
symptomen van CRC
bloedverlies, pijn, veranderd defaecatiepatroon
ileus (misselijkheid en braken), vermoeidheid, gewichtsverlies
linkszijdig (70%): bloedverlies beter zichtbaar
rechtszijdig (20%): bloed gemengd met ontlasting: melena
symptomen van pancreaskopcarcinoom
gewichtsverlies (door verminderde vertering van vetten), stille icterus (als de galweg wordt afgedrukt), pijn doorborend van rug naar navel
symptomen van galwegcarcinoom
icterus, jeuk, verminderde eetlust, gewichtsverlies, pijn in bovenbuik
als maar 1 galweg aangedaan is, zijn icterus symptomen beperkt maar is bilirubine wel in bloed te zien
metastaseringspatroon van GI tumoren
lever, long en in mindere mate de botten
om een bevolkingsonderzoek te starten moet er voldoen zijn aan:
- groot aantal mensen krijgt de ziekte
- groot aantal mensen overlijdt aan de ziekte
- incidentie/mortaliteit kan verminderd worden door vroege opsporing
epidemiologie van slokdarmcarcinoom
plaveiselcelcarcinoom komt vnmlk in landen als china, korea, japan voor
adenocarcinoom komt vnmlk voor bij mannen en neemt in westerse landen sterk toe door levensstijl
5-jaars overleving erg slecht aangezien klachten pas laat ontstaan en 50% al afstandsmetastasen heeft bij diagnose
lichamelijk onderzoek van oesofaguscarcinoom
vaak normaal behalve soms palpabele lymfeklieren in hals (klier van Virchow)
wat doen bij alarmsymptoom van slokdarmcarcinoom
gastroscopie + biopt
TNM stadium oesofagus carcinoom
T: EUS
T1: submucosaal/intramucosaal
T2: ingroei tot muscularis propria
T3: doorgroei door adventitia (dus in omringend vet)
T4: ingroei in omliggende organan
N: EUS + FNA
N0: geen
N1: 1-2
N2: 3-6
N3: > 6 lymfeklieren
M: PET-CT lever, longen, brein, botten of lymfeklieruitzaaiing ver op afstand
slokdarmcarcinoom TNM stadium en behandelingsmogelijkheid
T1: endoscopisch verwijderen
T2-3: curatief –> oesofagusresectie (alleen in curatieve opzet door hoge mortaliteit en morbiditeit) na neoadjuvante chemoradiotherapie
M1: palliatief
plaveiselcel vs adenocarcinoom van slokdarm
plaveiselcelcarcinoom: komt overal in slokdarm voor
risicofactoren: roken, alcohol, corrosie, achalasie bestraling van thorax/hals regio,
adenocarcinoom: komt in onderste deel slokdarm voor als gevolg van GERD reflux, dysfunctie van LES, metaplasie en barret oesofagus
risicofactoren: roken, obesitas, barett oesofagus, radiotherapie thorax/hals regio
EMR vs ESD
methodes voor het verwijderen van hoog-gradige dysplasie of vroegcarcinoom T1
EMR: endoscopic mucosal resection
zoutoplossing wordt gebruikt om tumor los te laten komen - kan niet als tumor dieper in de wand zit
ESD: endoscopic submucosal dissection
wegsnijden van weefsel om tumor heen - tijdinvasiever maar weefsel kan beoordeeld worden
palliatieve behandeling van slokdarmcarcinoom
levensverwachting > 3 maanden: radiotherapie tegen dysfagie
levensverwachting < 3 maanden: stent en indien de conditie van patient het toelaat kan chemotherapie besproken worden
curatieve behandeling ban slokdarmcarcinoom
> 90% van patienten: (levert 50% 5-jaars overleving)
1. neoadjuvante chemoradiotherapie
2. gevolgd door radicale resectie van oesophagus + locaregioale lymfeklieren in vetweefsel er om heen
mogelijke manier om oesophagusectomie uit te voeren
meestal transthoracaal: via buik, thorax (en hals)
als tumor of verdachte lymfeklier te hoog zitten bvb
transtiacaal: via buik en hals
bij ernstige comorbiditiet bvb hele slechte longen
complicaties van slokdarmchirurgie
mortaliteit < 5 % maar morbiditeit > 50%
complicaties zijn: nabloeding, naadlekkage, pneumonie, pneumothorax, atriumfibrilleren, stembandparese, atelectase
om deze te verminderen wordt minimaal invasieve chirurgie uitgevoerd en mag de patient in eerste periode na operatie niet eten
SANO studie
aangezien kwaliteit van leven na buismaag operatie daalt wordt onderzocht of na complete pathologische respons na neoadjuvante chemoradiotherapie er wellicht kan worden onthouden van opereren
diagnostiek van CRC
- diagnose stellen dmv totale colonoscopie evt met biopt
- stadieren met CT thorax/abdomen (en MRI bekken bij rectum carcinoom)
behandeling van coloncarcinoom
(pT1: lokale resectie poliepectomie)
stadium 1-3 krijgen operatie
operaties kunnen zijn: hemicolectomie links of rechts, transversumresectie of sigmoidresectie
kan laparoscopisch of open
adjuvante chemotherapie bij:
- stadium 3 of ungunstig stadium 2
- bij posititeve lymfeklieren gevonden in resectiepreparaat
complicaties van colon operatie
- naadlekkage
- wondinfectie
- ileus
verschil rectumcarcinoom vs coloncarcinoom
rectumcarcinoom grotere kans op irradicale resectie door organen in omgeving
grotere kans op locaal recidief door lymfeklieren in mesorectum
altijd preoperatieve MRI voor cTN en afstand tumor–> mesorectale fascie
nooit adjuvante chemotherapie
behandeling rectum carcinoom
pT1: lokale TEM trans endoscopische microchirurgie zonder verwijdering van lymfeklieren
alle andere stadia TME totoale mesenteriale excisie inclusief mesorectum met lymfeklieren