week 10 Flashcards
preventieve dubbelzijdige mastectomie wanneer gunstig?
- bij BRCA1 mutatie wel, bij BRCA2 mutatie niet
tamoxifen dosering probleem
erg complex metabolisme waardoor spiegels bij iedere patient verschillen. toch krijgt iedereen hetzelfde 20 mg tabletje. Echter is het beter om spiegels te bepalen en doseringen aan te passen
Ook is het zo dat als tamoxifen samen wordt genomen met andere geneesmiddelen dit ook de werking beinvloed
vloeibare biopten
als tumor uitzaaid komen er cellen in de bloedbaan terecht. zo kan er via het bloed uitzaaiingen bewezen worden als ze nog onder de detectiegrens van scans etc zijn
ook hoeft er dan geen biopt meer genomen worden
lymfogene metastasering primair en secundair
schildwachterklier
okselklieren
parasternale klieren
supra en infra claviculaire klieren
klieren in begin van hals
^^ bij primaire lymfkliermetastasen gaat men nog voor genezing
hematogene metastasering van mammacarcinoom
lever long en bot
wanneer zijn metastasen nog geneesbaar
als ze micrometastasen zijn dmv neoadjuvante en adjuvante behandeling
afstadnsmetastasen bij diagnose
5% van alle vrouwen met borstkanker hebben afstandsmetastasen bij diagnose
van de andere 95% krijgt 50% een recidief na locale behandeling door de aanwezigheid van micrometastasen
er is daarom grote rol van (neo)adjuvante behandelingen
mammacarcinoom bij mannen
120 mannen per jaar
worden later gediagnosticeerd, vaker hormoongevoelig, vaker al naar oksel uitgezaaid en zijn er genetische afwijkingen
risicofactoren: obesitas, tesitculaire afwijkingen, bestraling van thorax, etniciteit
stage migration
borskankertumoren worden eerder ontdekt door gevoeligere methoden
belangrijke en kleinere risicofactoren voor het krijgen van borstkanker
klein:
- late menopauze
- late leeftijd geboorte van eerste kind
- obesitas
- orale anticonceptie
grootL
- toegenomen leeftijd
- mutatie BRCA 1/2 (lifetime risk 60-80%, screening)
- bestraling mediastinum in voorgeschiedenis (lifetime risk 60-80%, screening)
- mammacarcinoom in vorgeschiedenis
wat verkleint het risico op krijgen van borstkanker
lichamelijke inspannign 5 x per week
voorkomen van borstkanker
80% sporadish
10% familair
10% hereditair (met aantoonbare genetische factor)
screening voor borstkanker: wanneer>
- familiair voorkomen
- meerdere keren bij dezelfde persoon
- jonge leeftijd bij diagnose
- man met borstkanker
- combinatie van soorten kanker zoals mamma en ovarium
presentatie van borstkanker
- palpabele afwijking
- ingetrokken tepel
- peau d’orange
- pijn als primaire klacht (zelden)
meeste patienten hebben geen klachten en worden vanuit bevolkingsonderzoek doorverwezen
aanvullend onderzoek
- mammografie
- echo mamma en oksel
–> evt cytologische punctie of histologisch biopt
om te stageren en diagnose te stellen: MRI, botscan, CT scan of PET scan
voordelen mammografie
eerste keuze bij verdenking op borstkanker
- goed voor screening
- goed te vergelijken met eerdere mammogrammen
voor en nadelen echografie voor borstkanker
nadeel: niet geschikt voor screening
voordeel:
- goed geschikt voor gericht onderzoek
- mogelijk om gelijk een biopt te nemen
- mogelijk om klieren te stageren
voor en nadelen MRI voor borstkanker
alleen bij indicatie: niet standaard
goed voor:
- discrepantie tussen verschillende onderzoeken
- lobulair carcinoom
- preoperatief: is borstparende operatie mogelijk
- screening van hoogrisicopatienten
nadeel: de hoge sensitiviteit gaat gepaard met hoge specificiteit en veel fout positieven
wanneer FGD-PET scan
bij hoog risico op afstandmetastasen:
- T4 tumor
- lymfekliermetastasen
- recidief mammacarcinoom
- klinische verdenking op metas
TNM classificatie borstkanker
T1: < 2 cm
T2: 2-5 cm
T3: > 5 cm
T4: ingroei huid of thoraxwand
N0: geen
N1: bewegelijke regionale klier
N2: gefixeerde regionale klier
N3: ipsilaterale lymfklier
mamma epitheel
twee lagig:
binnenkant: luminale cellen met secretoire eigenschappen
buitenkant: myoeptiheliale cellen met contractiele eigenschappen
als de myoepitheliale cellaag weg is, is er sprake van borstkanker
voorkeur van preoperatieve pathologie
histologisch biopt
- classificerende diangose mogelijk
- onderscheid tussen in situ en invasief is mogelijk
- bepaling receptor status is mogelijk
uitslag kan echter lang duren
goedaardige pathologie van mamma
- fibrocysteuze veranderingen: cysten, fibrose, hyperplasie van klierweefsel
- fibroadenoom: scherp begrensd, intakt tweelagig epitheel, veel bindweefsel
- phyllodes tumor (kan benigne, maligne of borderline)
groeit sneller, lijkt op sarcoom, scherp begrensd
carcinoma in situ
DCIS:
- nog omgeven door myoepitheel en groeit in buizen
- verkalking zichtbaar op mammogram
- diffusieafhankelijk waardoor vaak centrale necrose en verkalking
veroorzaakt M. Paget
LCIS:
- geen symptomen, geen calcificaties: vaak toevalsbevinding bij microscopie
- diffuus en bilateraal
- verlies aan e-cadherine
carcinoom
ductaal (NST): cellen liggen bij elkaar, er is soms buisvorming
lobulair: cellen liggen diffuus en verspreid door verlies van E-cadherine
receptorstatus bij pathologie
ER, PR en Her2- receptorstatus
belangrijk voor nabehandeling evt
borstsparende operatie
altijd bestraling
mammasparende therapie MST
altijd gevolgd door bestraling
niet bij:
- grote tumor in kleine borst
- eerder bestraald op de borst
- als tumor in meerdere kwadranten aanwezig is