Week 10: Mammacarcinoom Flashcards

1
Q

Wat is tamoxifen?

A

Een belangrijk middel in de bestrijding van borstkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naar welke 7 organen kan een mammacarcinoom metastaseren?

A

Hersenen
Long
Lever
Huid
Pleuritis carcinomatosa
Ovaria
Bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel vrouwen krijgen per jaar borstkanker? Hoeveel hiervan zijn ductaal carcinoma in situ?

A

17.000
2000 DCIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 4 risicofactoren voor BrC bij mannen?

A

Obesitas
Testiculaire afwijkingen
Hypofyse adenoom
Bestraling thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 7 risicofactoren voor BrC bij vrouwen?

A

Hoge leeftijd
Mutatie BRCA-1 en BRCA-2
Late menopauze
Hormonale substitutie therapie
Orale anticonceptie
BMI >31
Eerder mammacarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 subtypen van mammacarcinoom

A

HR positief, Her-2 negatief
HR positief, Her-2 positief
HR negatief, Her-2 positief
Triple negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe is de 10-jaarsoverleving van mammacarcinoom?

A

> 80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel % van de mammacarcinomen zijn sporadisch, familiair en heriditair?

A

Sporadisch 80%
Familiair 10%
Heriditair 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel risico lopen vrouwen met een BRCA-1 of 2 mutatie op het krijgen van borstkanker?

A

Life time risk: 60-80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke 5 situaties moet je denken aan een erfelijk mammacarcinoom?

A

Familiar
Jonge leeftijd
Meerdere keren
Man
Bepaalde combinaties van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 klachten van een mammacarcinoom?

A

Knobbeltje
Ingetrokken tepel
Inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 aanvullende onderzoeken kan je doen bij een mammacarcinoom?

A

Mammografie
Echo
Cytologische punctie/histologisch biopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welk ziektebeeld wijst de aanwezigheid van kalk?

A

DCIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar gebruik je de echo bij een mammacarcinoom voor?

A

Gericht onderzoek om de N-status te verkrijgen na een mammografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem een voordeel en nadeel van de MRI bij een mammacarcinoom

A

Voordeel: hoge sensitiviteit
Nadeel: tot 41% onnodige bevindingen, wat kan leiden tot onrust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer doe je een MRI bij een mammacarcinoom?(4)

A

Wel palpabel, maar niet op mammografie/echo
Preoperatief
Lobulair carcinoom
Screening bij draagsters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem 4 situaties om een FDG-PET te doen bij een mammacarcinoom

A

T4-carcinoom
Lymfekliermetastasen
Recidief
Klinische verdenking metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 3 goedaardige tumoren van de mamma

A

Mastopathie/fibrocysteuze verandering
Hyperplasie
Fibroadenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is er te zien bij een fibrocysteuze verandering?

A

Cystes en geprikkeld weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is er aan de hand bij een fibroadenoom?

A

Overgroei van het stroma
Epitheel blijft 2-lagig
Mooi afgerond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe heet de maligne variant van een fibroadenoom?

A

Phyllodes tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waardoor ontstaat kalk en necrose bij een carcinoma in situ?

A

Geen bloedvoorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen LCIS en DCIS?

A

Bij LCIS is er een verlies van E-cadherine, en liggen de cellen als losse (ronde) celletjes
Bij een DCIS zitten de cellen nog aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar is een DCIS het voorstadium van?

A

NST (no special type)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke groep van de adenocarcinomen is het grootst in de mamma?

A

NST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe kan je een invasief NST herkennen?

A

Wildgroei buisstructuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke 3 graden van differentiatie zijn er?

A

Goed
Matig
Slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Aan de hand van welke 3 criteria wordt de differentiatiegraad bepaald?

A

Mate buisvorming
Kern atypie
Mitose activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke 3 soorten receptoren zijn er belangrijk voor de behandeling van het mammacarcinoom/

A

Oestrogeen
Progesteron
Her-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke 7 bevindingen laat je weten in het PA rapport?

A

Subtype
Diameter
Differentiatiegraad
Therapierespons
ER/PR en Her-2
Radicaliteit
Lymfeklierstatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een MST?

A

Borstsparende operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is een mastectomie?

A

Borst amputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is een SN?

A

Schildwachter klier procedure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een OKT of OKD?

A

Okselkliertoilet of okselklierdissectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is een GRM?

A

Gemodificeerd radicale mastectomie
Borstamputatie met okselkliertoilet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem 3 contraindicaties voor een MST

A

Grote tumor in kleine borst
Verleden bestraald
Meerdere kwadranten/DCIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe werkt een puntbron bij chirurgie van het mammacarcinoom?

A

Lokalisatie via een draadje van de radioloog of een I125 bron wat eruit ziet als een hagelslagje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer doe je een amputatie of ablatio?

A

Borstsparend niet mogelijk of wenselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer kun je een reconstructie doen?

A

Direct of uitgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wanneer doe je een SN procedure?

A

Klinisch negatieve oksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke behandeling wordt nu vaak gedaan bij een positieve lymfeklieren ipv een okselklier dissectie

A

Radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke behandeling wordt nu vaak gedaan ipv OKT?

A

Neo-adjuvante therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke 4 opties heb je voor een reconstructie?

A

Oncoplastische chirurgie
Protheses
Autoloog weefsel met prothese
Alleen autoloog weefsel (rug, buik, billen of benen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Tot hoeveel % volume excisie kan je bij een MST hebben met een esthetisch resultaat?

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Vanaf hoeveel % is er deformiteit en is een correctie nodig bij een MST?

A

20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Noem 5 contraindicaties voor oncoplastische chirurgie

A

Hoge kans irradicale resectie
T4
Multicentrisch
Microcalcificaties door heel mamma
Inflammatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke 2 typen oncoplastische chirurgie zijn er?

A

Volume displacement: geen toevoeging van weefsel
Volume replacement: met toevoeging van weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe wordt een prothese geplaatst?

A

Soms door middel van een ballon (TE) om huid en spier op te rekken en vervolgens wordt in een 2e ingreep een prothese geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe wordt een volledig autologe reconstructie ook wel genoemd?

A

DIEP

50
Q

Hoe werkt een DIEP?

A

Eigen vet en huis vanuit de buik worden gebruikt

51
Q

Wat moet er in ieder geval gedaan worden voor de DIEP operatie?

A

Bloedvaatjes checken met CT en markeren voor de operatie

52
Q

Wat is een primaire reconstructie?

A

Direct

53
Q

Wat is een secundaire reconstructie?

A

Uitgesteld

54
Q

Noem 4 indicaties voor radiotherapie bij mammacarcinoom

A

Postoperatief na lumpectomie en schildwachtprocedure
Lymfogene axillaire metastasering
Postoperatief na ablatio en SN procedure
Palliatief

55
Q

Noem 4 stappen van radiotherapie van de mamma

A

Positioneren op CT door looddraadjes en tattoeagepuntjes
Doelvolumes bepalen door markeringsclipjes
Dosisplanning
Boosterbestraling

56
Q

Is er bij de mamma sprake van hyper- of hypofractionering?

A

Hypofractionering

57
Q

Wanneer moet je een boosterbestraling geven?

A

Irradicaliteit van operatie
Standaard bij jonge vrouwen

58
Q

Noem 2 indicaties voor partiële bestraling

A

Radicale operatie
>40 jaar met goede prognostische factoren

59
Q

Wat is de prognose bij een partiële bestraling?

A

Even goed als volledige bestraling

60
Q

Hoevaak moet je bestraling bij een partiële bestraling?

A

5x -> dus na 1 week klaar

61
Q

Wanneer geef je locoregionale radiotherapie? (2)

A

> 4 lymfekliermetastasen of positieve okseltopklier
Na irradicale okselkliertoilet

62
Q

Wanneer geef je postoperatieve RT van de thoraxwand na ablatio?

A

T4 tumor
Irradicale tumor: >4 lymfklieren of + okseltopklier

63
Q

Wat is het grootste risico van postoperatieve RT van de thoraxwand na ablatio?

A

Meer kritieke organen in de buurt

64
Q

Noem 2 acute bijwerkingen van RT van de mamma

A

Erytheem
Oedeem

65
Q

Noem 5 late bijwerkingen van RT van de mamma

A

Atrofie
Hyperpigmentatie
Fibrose
Vaatschade
Functieverlies melkproductie

66
Q

Wat is een deep-inspiration breath hold? En wat heeft het voor effect

A

Inademing tijdens bestraling, zorgt voor verlaagde kans cardiale problemen

67
Q

Noem 2 voordelen van protonenbestraling bij de mamma en geef aan wanneer je een doorverwijzing krijgt?

A

Gerichtere dosisafgifte
Omzeilen hart
Verwijzing als deep breath hold niet lukt

68
Q

Hoe is de follow up na RT van de mamma?

A

Om en om met de chirurg
Vanaf het 2e jaar 1x/jaar met mammografie

69
Q

Waar wordt palliatieve bestraling vooral voor gebruikt?

A

Botmetastasen, omdat die extreem veel pijn doen

70
Q

Welke 3 groepen kunnen we onderscheiden wat betreft wie een recidief krijgt en wie niet?

A

Genezen, ook zonder nabehandeling
Geen recidief, dankzij nabehandeling
Wel recidief, ondanks nabehandeling

71
Q

Hoeveel % mag in de groep: geen recidief, dankzij behandeling zitten?

A

Vanaf 3% van de totale groep

72
Q

Waar kan genexpressie wat over zeggen?

A

Prognose en kans op recidief

73
Q

In welke 4 stappen wordt genexpressie geimplementeerd in de kliniek?

A

Ontdekken profiel
Profiel valideren in andere patienten
Multicenter (retrospectieve) studies
Prospectief gerandomiseerd om klinisch nut te bewijzen

74
Q

Welke studie was belangrijk om mammaprint te implementeren in de kliniek als multicenter retrospectieve studie?

A

RASTER

75
Q

Welke studie is de prospectieve studie in het proces om mammaprint in de kliniek te implementeren?

A

MINDACT

76
Q

Wat is mammaprint?

A

Genexpressie profiel

77
Q

Wat is er uit de MINDACT studie gekomen?

A

Bij klinisch laag risicopatienten geen mammaprint doen
Bij klinisch hoog risicopatienten kan MP overbehandeling induceren
Bij jonge vrouwen was het verschil na 9 jaar 5%, dus kunnen we de chemo niet skippen

78
Q

Hoe kan de mammaprint in de praktijk dus gebruikt worden?

A

Alleen toegevoegd ten opzichte van andere factoren (dus bij twijfel: wanneer de winst rond de 3% ligt)

79
Q

Met hoeveel % 10-jaarsoverleving komt een winst van 3% overeen?

A

> 88%

80
Q

Wat is de invloed van eerdere ontdekking van metastases op de overleving?

A

Niks

81
Q

Welk soort metastases is zeer zeldzaam?

A

Oligometastatische

82
Q

Hoeveel % van mammacarcinomen recidiveert binnen 10 jaar?

A

20-25%

83
Q

Hoeveel jaar is de overleving gemiddeld na het vaststellen van een afstandsmetastase?

A

2,5-3 jaar

84
Q

Hoe is de systemische behandeling van een hormoongevoelige tumor? En waarom? Wat is hier een uitzondering op?

A

Eerst anti-hormonaal, dan chemo
Ze zijn even goed, maar als anti-hormonaal effectief is heeft het een langere werking en minder bijwerkingen
Uitzondering: visceral crisis, omdat je dan geen tijd hebt om te kijken of de hormonale therapie werkt

85
Q

Wanneer wordt een tumor hormoongevoelig genoemd?

A

Bij >10% ER of PR positieve cellen

86
Q

Hoeveel van de tumoren zijn hormoongevoelig?

A

70%

87
Q

Welke 4 soorten hormoontherapie zijn er?

A

LHRH agonist
Ovariectomie
Tamoxifen
Aromataseremmers

88
Q

Hoe werken LHRH agonisten en worden deze pre- of postmenopauzaal gegeven?

A

Remt signaal tot productie hormoon
Premenopauzaal

89
Q

Hoe werkt een ovariectomie en wordt dit pre- of postmenopauzaal gedaan?

A

Remt productie
Premenopauzaal

90
Q

Hoe werkt tamoxifen en wordt dit pre- of postmenopauzaal gegeven?

A

Remt receptor van de mamma, lijkt op oestrogenen en gaan daar competitie mee aan
Zowel pre- als postmenopauzaal

91
Q

Hoe werken aromataseremmers en worden deze pre- of postmenopauzaal gegeven?

A

Verlaging van aromataseproductie in de bijnieren
Postmenopauzaal

92
Q

Wat wordt er altijd gedaan bij botmetastasen?

A

Botondersteunende medicatie

93
Q

Welk chemomiddel gebruik je bij een BRCA mutatie?

A

Platina boven taxanen

94
Q

Wat is BRCA-ness?

A

Tumoren die zich gedragen als BRCA, maar niet de mutatie hebben

95
Q

Noem 4 functionele testen die gebruikt worden om bepaalde markers te ontdekken (voor bvb BRCA-ness)

A

Kanker cellijnen
Tumor organoïden
Patient derived xenographs (PDX)
Tumorplakjes

96
Q

Noem 2 voordelen van tumor cellijnen

A

Vernieuwbaar materiaal
Betrouwbare gevoeligheidstesten

97
Q

Noem 4 nadelen van tumor cellijnen

A

Niet (altijd) representatief voor tumor
Geen heterogeniteit
2D groei
Langdurig proces

98
Q

Noem 3 voordelen van kanker organoïden

A

Vernieuwbaar materiaal
Lijkt meer op oorspronkelijke tumor
Gevoeligheidstesten mogelijk

99
Q

Noem 3 nadelen van kanker organoïden

A

Geen heterogeniteit
Geen weefselarchitectuur (geen stroma)
Langdurig proces

100
Q

Wat is PDX?

A

Patient derived xenographs, waar een tumor uit de patient wordt gehaald en in een muis wordt geplaatst

101
Q

Noem 3 voordelen van PDX modellen

A

Vernieuwbaar materiaal
Tumor in organisme
Gevoeligheidstesten mogelijk

102
Q

Noem 3 nadelen van PDX modellen

A

Geen hoge doorvoer mogelijk
Langdurig proces, omdat niet elke tumor groeit in een muis
Tumor verandert in muis

103
Q

Noem 3 voordelen van tumorplakjes

A

Oorspronkelijke tumor
Kortdurende testen
Gevoeligheidstesten mogelijk

104
Q

Noem 2 nadelen van tumorplakjes

A

Geen hoge doorvoer analyse mogelijk
Beperkte kweektijd, niet vernieuwbaar

105
Q

Welke van de 4 functionele testen kan gebruikt worden in de praktijk?

A

Tumorplakjes, de enige die niet extreem lang duurt

106
Q

Noem 4 voordelen van een reconstructie met prothese

A

Geen nieuwe littekens
Korte operatie
Sneller herstel
Bij falen kan altijd nog een lichaamseigen prothese

107
Q

Noem 4 nadelen van een reconstructie met prothese

A

2 operaties bij expander
Lichaamsvreemd
Voelt minder natuurlijk
Hogere kans om ooit een heroperatie te krijgen

108
Q

Waar wordt de Baker-classificatie voor gebruikt?

A

Kapselvorming bij implantaten

109
Q

Wat valt onder Baker-1?

A

Geen contractuur, zachte borst

110
Q

Wat valt onder Baker-2?

A

Minimale contractuur, palpabel, maar niet zichtbaar

111
Q

Wat valt onder Baker-3?

A

Matige contractuur, palpabel en zichtbaar

112
Q

Wat valt onder Baker-4?

A

Ernstige contractuur, harde en pijnlijke borsten met eventueel verplaatsing van het implantaat

113
Q

Wat is het verschil tussen gesteelde lappen en vrije gerevasculariseerde lappen?

A

Bij gesteelde lappen blijven de bloedvaten intact, en wordt de lap naar de omgeving gebracht, zoals bij de latissimus dorsi of rectus abdominalis
Bij vrije gerevasculariseerde lappen worden de bloedvaten doorgesneden en wordt de lap naar verder weg gebracht

114
Q

Wat is een TRAM?

A

Een reconstructie met de rectus abdominalis

115
Q

Wat is een DIEAP?

A

Een reconstructie met een vrije lap uit de buik

116
Q

Noem 4 voordelen van het gebruik van eigen weefsel bij reconstructie

A

Lichaamseigen materiaal
Voelt natuurlijk aan
Bij slagen geen grote operatie in toekomst
Bij DIEAP heb je direct een buikwandcorrectie

117
Q

Noem 3 nadelen van het gebruik van eigen weefsel bij reconstructie

A

Grotere operatie, dus hogere kans op complicaties
Langer herstel
Extra littekens

118
Q

Hoe erft het BRCA gen over?

A

AD

119
Q

In welk borstkwadrant komen de meeste mammacarcinomen voor?

A

Lateraal boven

120
Q

Wat kan je histologisch waarnemen bij een naaldbiopt?

A

Streepvorming litteken