Week 1 - Migration and the multicultural society Flashcards
HC 1 - Bounjour & Scholten - Crul & Schneider - Kagitcibasi - Super & Harkness
Wat is de immigratiegeschiedenis in Nederland (Entzinger, HC), kijkend naar:
1: Tweede helft van 19e eeuw
2: Sinds ‘00
1: Migratie uit voormalig Nederlandse koloniën Surinaams-Nederlands en Antilliaans-Nederlands. Migratie sinds jaren ‘60 als gastarbeiders Turks-Nederlands en Marokkaans-Nederlands.
2: Arbeidsmigranten en economische migranten Oost-Europa (o.a. Polen, Bulgarije, Roemenië) en Azië (India, China). Zij werken vaak in ICT.
Tot 1980 was immigratie een tijdelijk verschijnsel. Leg uit (HC)
Beleid was gericht op tijdelijke huisvesting en welzijnsmaatregelen (zoals andere EU landen). Er was bv tijdelijke ondersteuning in vinden van huis. Ze dachten dat immigranten er tijdelijk waren. Focus werd hierdoor gelegd op behoud eigen cultuur.
In de jaren ‘80 was er het minderhedenbeleid. Wat houdt dit in (HC) en welke drie gevolgen waren er?
De gedachte dat immigranten tijdelijk in NL waren, lieten ze vallen (gastarbeiders werden minderheden). Multiculturele benadering werd behoud van eigen cultuur.
1: Economische moeilijke tijden leidde tot hoge werkloosheid - mensen werden geholpen een baan te vinden.
2: Participatiegraad in secundair onderwijs leidde tot drop out - vooral immigrantenkinderen
3: Marginalisatie ontstond - door economie en deels door support om eigen cultuur te behouden en niet te integreren in NL samenleving.
In de jaren ‘90 ontstond het integratiebeleid. Wat hield dit in (HC)?
Er kwamen verplichte taal- en integratiecursussen, welke van slechte kwaliteit waren. Inburgeringscursus ontstond, gaf geen goed resultaat. Hoge werkloosheid en afhankelijkheid van sociale voorzieningen ontstond.
Wat was een gevolg van het integratiebeleid in de jaren ‘90? (HC)
Segregatie ontstond in de samenleving, scholen in het bijzonder:
1: Verzuild schoolsysteem - Segregatie en polarisatie treedt op omdat immigranten vaak zaten op de openbare scholen en Nederlanders op de katholieke scholen.
2: Hoge delinquentie cijfers onder bepaalde groepen, waardoor hogere uitval ontstond.
Tegen de jaren ‘00 aan ontstond er hoge arbeidsparticipatie. Wat houdt dit in (HC)?
Succes van de tweede generatie werd zichtbaar. Immigranten startten eigen bakkerij, winkel etc. en zijn succesvol. Integratie kan beter verlopen.
In de jaren ‘00 werd er beleid opgericht dat zich richt op assimilatie. Wat houdt dit in (HC)?
(Inter)nationale gebeurtenissen zoals 9/11, moord op Pim Fortyn heeft de ideeën aangescherpt van opvattingen die sommigen hadden in de samenleving. Het publieke debat over integratie en falen hierin. De politiek veranderd (populistisch), de vraag ontstaat of immigranten een bedreiging zijn voor de Nederlandse samenleving.
In de jaren ‘00 treedt culturalisering op. Welke 4 aspecten worden in het hoorcollege behandeld?
1: Toenemende nadruk op islam als oorzaak van alle problemen (moord van Gogh)
2: (Angst voor) radicalisering in Nederland
3: Publieke opinie - groeiend wantrouwen tussen moslims en niet-moslims –> polarisatie
4: Stereotypen over specifieke groepen (bv Polen, dat ze gebruikmaken van onze samenleving)
Definitie multiculturalisme
Definitie melting pot
Definitie segregatie
Definitie exclusie
Multiculturalisme - integreren in NL, behouden eigen cultuur
Melting pot - integreren in NL, niet behouden eigen cultuur
Segregatie - niet integreren in NL, behouden eigen cultuur
Exclusie - niet integreren in NL, niet behouden eigen cultuur
Definitie integratie
Definitie assimilatie
Definitie segregatie
Definitie marginalisatie
Integratie - integreren in NL, behouden eigen cultuur
Assimilatie - integreren in NL, niet behouden eigen cultuur
Segregatie - niet integreren in NL, behouden eigen cultuur
Marginalisatie - niet integreren in NL, niet behouden eigen cultuur
Wat zijn de vier dimensies van cross-culturele communicatie (HC, wordt niet verder uitgelegd)?
1: Individualisme/collectivisme
2: Machtafstand
3: Onzekerheid-vermijding
4: Mannelijkheid-vrouwelijkheid
Wat is het verschil tussen independence en interdependence model van Kagitcibasi? (HC)
Independence is het individualisme. Interdependence is het collectivisme.
Waar bestaat de ‘context’ uit bij individualisme (Kagitcibasi)?
1: Industriële en diensteneconomie
2: Internationale en nationale handel
3: Welvaartsstaten
4: Hoog bbp
5: Uitgebreid onderwijs
Waar bestaat de ‘socialisatiedoelen’ uit bij individualisme (Kagitcibasi)?
1: Individuele ontwikkeling
2: Emotionele en materiële investering in kinderen
3: Psychologische waarden van kinderen
Waar bestaat de ‘familiestructuur’ uit bij individualisme (Kagitcibasi)?
1: Nucleaire familie
2: Hechte, affectieve relaties
3: Gelijkheid man/vrouw
4: Laag vruchtbaarheidscijfer