Week 1 | Inleiding constitutioneel recht, machtsverdeling en democratie Flashcards

1
Q

Binnen het staats- en bestuursrecht wordt er een onderscheid gemaakt tussen:

A

Feitelijke handelingen en rechtshandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe valt het begrip staat te omschrijven?

A

Als een organisatie die, met voorrang boven andere organisaties, effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen binnen een bepaald grondgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we het gezag bij één persoon?

A

Absolutisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noemen we gezag bij een bepaalde groep personen meestal door het volk gekozen?

A

Democratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn 4 kenmerken van de staat?

A
  1. Territorium (grondgebied)
  2. Volk (gemeenschap van mensen)
  3. Gezag (uitgeoefend over het volk)
  4. Regering (door een organisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie waren de grondleggers van de klassieke liberale rechtsstaat?

A

Montesqieu en Rousseau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar was de klassieke liberale rechtsstaat op gebaseerd?

A

Vrijheid, gelijkheid en broederschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was bij vrijheid, gelijkheid en broederschap het uitgangspunt?

A

Beperkt overheidsgezag en onbeperkte vrijheden voor burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 4 elementen van de klassieke liberale rechtsstaat?

A
  1. Legaliteitsbeginsel
  2. Machtenscheiding
  3. Grondrechten
  4. Rechterlijke controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar streeft de democratische rechtsstaat naar?

A

Gelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 beginselen gelden er in een democratische rechtsstaat?

A
  1. Actief en passief kiesrecht
  2. Politieke grondrechten
  3. Pluriforme media
  4. Openbaarheid van bestuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 vormen van democratie kennen we?

A
  • Directe democratie
  • Indirecte democratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van een sociale rechtsstaat?

A

Het hanteren van beschermende, stimulerende en herverdelende maatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de sociale rechtsstaat meer op gericht?

A

Gelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen trias politica en ‘checks and balances’?

A

In NL spreken we van een ‘spreiding’ der machten. De organen houden elkaar in evenwicht en controleren elkaar. Daarom is er geen sprake van een zuiver gehanteerde ‘trias politica’, maar van het systeem van checks and balances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke 6 stappen gaat de NL procedure van grondwetsherziening/wijziging?

A
  1. Indiening voorstel tot grondwetswijziging;
  2. Eerste lezing
  3. Ontbinding van Tweede Kamer
  4. Tweede lezing
  5. Ondertekening
  6. Bekrachtiging
17
Q

Wat zijn de 3 formele aspecten van de rechtsstaat?

A
  • scheiding der machten
  • legaliteitsbeginsel
  • onafhankelijkheid rechterlijke macht
18
Q

Wat zijn de materiële aspecten van de rechtsstaat?

A

Grondrechten
onder te verdelen in klassieke en sociale grondrechten

19
Q

Wat is het meerderheidsstelsel?

A

Er wordt één kandidaat gekozen per district. De kandidaat krijgt vervolgens één zetel. Bij het meerderheidsstelsel kan gebruik gemaakt worden van de absolute of relatieve meerderheid.

20
Q

Wat is absolute meerderheid

A

Er wordt een kandidaat gekozen als hij in een district de absolute meerderheid heeft behaald van het aantal uitgebrachte stemmen

21
Q

Wat is relatieve meerderheid

A

De kandidaat met de meeste stemmen krijgt de zetel in dat district

22
Q

Wat zijn 3 voordelen van het meerderheidsstelsel?

A
  1. Regeringsvorm gaat vaak gemakkelijker
  2. Er bestaan weinig kleine partijen, relatief eenvoudige regeringsvorm.
  3. Sterkere band tussen gekozenen/kiezers
23
Q

Wat zijn 3 nadelen van het meerderheidsstelsel?

A
  1. Stemmen van kiezers gaan verloren
  2. geen goede weerspiegeling van het verkiezingsresultaat
  3. Geen duidelijke relatie tussen verworven stemmen en verkregen zetels
24
Q

Welk stelsel geldt in NL

A

Evenredige vertegenwoordiging

25
Q

Wat is de kiesdeler/kiesdrempel

A

Aantal uitgebrachte stemmen, gedeeld door het aantal zetels.

26
Q

Waar is het evenredige vertegenwoordiging stelsel op gebaseerd

A

Proportionaliteit

27
Q

Wat zijn 2 voordelen aan het stelsel van evenredige vertegenwoordiging

A
  • Een goede afspiegeling verkiezingsresultaat
  • Variërende vertegenwoordiging parlement
28
Q

Wat zijn 2 nadelen aan het stelsel van evenredige vertegenwoordiging

A
  • Band tussen kiezers en gekozenen is niet sterk
  • Kabinetsformatie gaat veelal moeizaam