Week 1 - Het Nabije Oosten Flashcards
Steentijd
Oudste periode in de menselijke beschaving, toen mensen stenen werktuigen gebruikten. Verdeeld in oude, midden- en nieuwe steentijd.
Neolithicum
Nieuwe steentijd, ca. 10.000-3200 v.Chr.
Neolithische revolutie
Uitvinding van de landbouw, ca. 10.000 v.Chr.
Regenlandbouw
Landbouw die afhankelijk is van regenval (min. 250 mm per jaar).
Irrigatielandbouw
Landbouw die afhankelijk is van irrigatie door overstromingen van rivieren en/of het aanleggen van kanalen en dijken.
Bronstijd
De periode waarin de mens gebruikmaakte van bronzen werktuigen (in het Nabije Oosten ca. 3200-1200 v.Chr.). Brons is een legering van koper en tin.
Chalcolithicum
De overgangstijd tussen steentijd en bronstijd (ca. 3400-3000 v.Chr.).
Risico van regenlandbouw
Kwetsbaar voor hongersnoden en misoogsten door onregelmatigheid van regen. Minder effectief dan irrigatielandbouw.
Hoe zagen de eerste steden eruit?
De eerste steden kon je herkennen aan de muren en lagen vaak aan rivieren. Ze ontstonden rond 7000 v.c.
Tempeleconomie
Economie in Mesopotamië die gebaseerd was rondom de tempel. De tempel was een grote organisatie en was de grootste grondbezitter. Zij hielden zich bezig met de landbouw, veeteelt en ambacht.
Ontstaan van steden leidde tot…
Het ontstaan van het spijker- en hiërogliefenschrift
Welke tegenstelling vond je in steden
- Stedelingen vs landbouwers
- Sedentairen vs nomaden
Haat-liefde relatie tussen sedentairen en nomaden:
- Haat: sedentairen waren bang voor plunderingen door de nomaden
- Liefde: ze waren afhankelijk van elkaar producten.
Geografische overeenkomsten Mesopotamie en Egypte
Afhankelijk van rivierwater, nauwelijks regenval en weinig grondstoffen.
Geografische verschillen Mesopotamie en Egypte
- Egypte had een gunstiger landbouwklimaat dan Meso.
- Doordat Meso. niet omringt was door woestijn was het kwetsbaarder voor plunderingen.
Hoe werd de Egyptische geschiedenis ingedeeld?
- Dynastieën: bloedlijnen. Indeling bedacht door priester Manetho.
- Rijken: later bedacht door historici. De rijken waren tijden van politieke eenheid en voorspoed. De rijken werden onderbroken door periodes van politieke onrust.
Vroege Bronstijd
Periode waarin bronzen werktuigen gebruikt werden in het Nabije Oosten, ongeveer het derde millennium v.Chr.
Sumeriers
Het oudste bij name bekende volk in Zuid-Mesopotamië (3e millennium v.Chr.). Leefden in stadstaten en tempelsteden als Ur, Uruk en Nippur. Ze spraken de oudst bekende taal en ontwikkelden spijkerschrift.
Akkadiers
Volk dat laat in het 3e millennium opkwam rond de stad Akkad in Mesopotamië. Sprak Semitisch en gebruikte spijkerschrift.
Sargon
Koning uit Akkad (ca. 2350 v.Chr.), stichtte het eerste ‘wereldrijk’ in Mesopotamië.
derde dynastie van Ur
Sumerische dynastie in de stad Ur (ca. 2100 v.Chr.) die een groot deel van Mesopotamië onderwierp en een uitgebreide paleisadministratie heeft nagelaten.
Amorieten
West-Semitisch volk dat zich rond 2000 v.Chr. in Mesopotamië begon te vestigen, met name in Babylon, Assur en Mari.
Oude rijk (Egypte)
De eerste bloeiperiode van Egypte: 2600-2150 v.Chr., 4e dynastie. De hoofdstad was Memphis. Tijd van de piramiden bij Gizeh. Werd beeindigd door toenemende macht van gouwvorsten en hongersnoden (matige overstromingen).
Eerste tussenperiode
Periode zonder eenheid in Egypte, ca. 2150-2000 v.Chr. De gouwvorsten (provinciehoofden) waren zelfstandig.
Welke factoren droegen bij tot continuïteit in de geschiedenis van Mesopotamië en
welke tot discontinuïteit?
- Continuïteit: Landbouw, steden, irrigatie, schrift en religie bleven relatief continu.
- Discontinuïteit: klimaatveranderingen en invallen van buitenaf.
Wat is het verschil tussen henotheïsme en monotheïsme? Welke belangrijke
voorbeelden van deze vormen van religie vinden we in het Oude Nabije Oosten?
- Monotheïsme: het aanbidden van 1 God en ook geloven dat er maar 1 God bestaat. Zoals het Jodendom.
- Henotheïsme: er is 1 dominante God en de rest wordt als minder belangrijk gezien. Maar er wordt wel geloofd dat er meerdere goden zijn.
Knossos
“Knossos” verwijst naar een oude archeologische site op het eiland Kreta in Griekenland. Het is vooral bekend vanwege zijn associatie met de Minoïsche beschaving, een van de vroegste geavanceerde beschavingen in Europa. Knossos was de grootste paleiscomplex van de Minoïsche beschaving en staat bekend om zijn ingewikkelde architectuur, kleurrijke fresco’s
Schuldgebondene
Een slaaf als gevolg van veel schulden
Middenrijk
Tweede bloeiperiode van Egypte: ca. 2000-1800 v.Chr., 12e dynastie. De hoofdstad was Thebe. Tijd van bloei van de Egyptische literatuur en van de eerste expansie. Blijvende bezetting door veroveringen in voor-Azië.
tweede tussenperiode
Tweede periode van politieke versplintering in Egypte, ca. 1800-1550 v.Chr. Er vonden minder veroveringen plaats en er werd minder gebouwd.
Hyksos
Volk uit Azië dat zich in de tweede tussenperiode in de delta in Egypte vestigde en de macht kreeg in Egypte.
Oud-Assyrische periode
Eerste bloeiperiode van Assyrië, ca. 2000-1750 v.Chr. Assur was rond 1900 v.Chr. een belangrijke handelsstad. Later, rond 1800, heerste de Amoriet Šamši-Adad I over Assyrië.
Midden-Assyrische periode
Periode waarin Assyrië een redelijk belangrijke territoriale staat was, ca. 1600-1200 v.Chr.
Oud-Babylonische periode
Bloeitijd van Babylonië onder Hammurabi, bekend van zijn wetboek. Ca. 1800-1600 v.Chr. (middenbronstijd).
Midden-Babylonische periode
Periode waarin Babylonië een aanzienlijke territoriale staat was in zuidelijk Mesopotamië, overheerst door Kassieten. Ca. 1600-1200 v.Chr. (late bronstijd).
Hammurabi
Koning van Babylonië in het Oud-Babylonische rijk, 18e eeuw v.Chr. Bekend van zijn wetboek.
Concert der mogendheden
Evenwicht tussen een aantal grote mogendheden, ca. 1600-1200 v.Chr.: Egypte, het Hethitische rijk, Assyrië, Babylonië en Mitanni. Periode wordt ook Amarnatijd genoemd.
Nieuwe Rijk
Derde bloeiperiode van Egypte, 1550-1100 v.Chr. Hoofdstad was Thebe, later ook Memphis. 18e dynastie (Hatšepsut, Thutmosis III, Achnaton, Tut-anch-amon) en 19e dynastie (Ramses II). Sterke expansie richting het zuiden (Nubië) en Azië.
Beleid van Achnaton rondom religie
Hij wilde 1 God: Aton. Alle afbeeldingen en sporen van andere Goden werden zoveel mogelijk verwijdert waardoor de kunst veranderde. Hij verplaatste de hoofdstad.
strijdwagen
Snelle wagen met twee paarden, strijdmiddel dat opkwam in de late bronstijd (1600-1200). Werd gebruikt door de elite in alle grote mogendheden. Belangrijke militaire innovatie.
Tut-anch-amon
Farao uit de 18e dynastie, regeerde kort na Achnaton. Schafte de Aton-suprematie weer af; oude goden keerden op hun plaats terug. Bekend door zijn graf, dat in 1922 vrijwel intact werd gevonden.
Ramses II
Farao uit de 19e dynastie (1279-1213). Stuitte op de Hethieten bij Kadeš en sloot een vredesverdrag met hen (1259). Laatste periode van eenheid in Egypte.
Kassieten
Volk dat Babylonië overheerste in de late bronstijd.
Mycene
Belangrijke stad in Griekenland in de late bronstijd. Centrum van de paleiseconomie. In ca. 1450 v.Chr. veroverden de Myceners Kreta.
Zeevolken
Volken die rond 1200 v.Chr. vanaf de Middellandse Zee het Nabije Oosten aanvielen. Het hele gebied had te maken met onrust en verzwakking of verdwijning van grote rijken. Veel migratie.
ijzertijd
Periode dat ijzer gebruikt werd voor wapens en gebruiks-voorwerpen. In het Midden-Oosten vanaf ca. 1200 v.Chr.; in Europa later. Het eind van de ijzertijd is eigenlijk niet vast te stellen.
donkere eeuwen
Periode van ca. 1200 tot 900 v.Chr., waarin het hele oostelijke Middellandse Zeegebied het zwaar heeft. Grote mogendheden verdwenen, verloren gebied, waren zwak en hadden last van invallen.
Nieuw-Assyrische rijk
Periode waarin Assyrië zich ontwikkelde tot grote mogendheid (9e-7e eeuw). Organisator was Tiglath-Pileser III; Sanherib maakte Nineve hoofdstad, Esarhaddon veroverde Egypte. In 612 viel Nineve.
Assurbanipal
De laatste grote koning van Assyrië (ca. 669-631). Bekend om zijn bibliotheek.
derde tussenperiode
Derde periode van zwak en versplinterd bestuur in Egypte na de tijd van de Zeevolken (ca. 1100-715 v.Chr.). Libiërs vestigden zich in de delta; tussen 950 en 730 waren de farao’s Libisch.
late periode
Periode waarin Egypte geregeld te maken had met buitenlandse overheersers: het Nubische rijk van Napata, Assyrië en Perzië. Er was een relatieve bloeitijd onder de Saïtische 26e dynastie (664-525 v.Chr.).
redistributie-economie
Economisch model waarin de staat of de tempel alle grond bezit, de opbrengsten grotendeels inneemt en redistribueert onder ambtenaren, het leger en gunstelingen.
Gilgameš-epos
Babylonisch epos over Gilgameš, de koning van Uruk, die trachtte de onsterfelijkheid te bereiken. De standaardeditie staat op naam van Sin-leqi-unninni (ca. 1100 v.Chr.) en is gevonden in Assurbanipal.
Nieuw-Babylonische rijk
Overheerste West-Azië van ca. 612 tot 539. De bekendste koning was Nebukadnessar. Juda werd een Babylonische provincie.
Nebukadnessar II
Sterkste koning van het Nieuw-Babylonische rijk, regeerde van 605 tot 562. Herbouwde Babylon en voerde de Judeeërs weg in ballingschap (597 resp. 586).
Achaemenidische rijk
Oud-Perzische rijk, overheerste West-Azië en tijdelijk Egypte tussen 539 en 331 v.Chr. Hoofdsteden Susa en Persepolis in Zuidwest-Iran.
Cyrus de Grote
Stichter van het Perzische rijk. Beëindigde de Medische overheersing in Iran en veroverde Babylon in 539 v.Chr. Stond terugkeer van ballingen toe.
Cambyses
Perzische koning, veroverde Egypte in 525 v.Chr.
Darius I
Perzische koning, kwam in 522 na een staatsgreep aan de macht en verdedigde dat in de Bisotun-inscriptie. Organiseerde een veldtocht tegen Griekenland.
satrapie
Term voor ‘provincie’ in het Achaemenidische of Oud-Perzische rijk, ook gebruikt voor provincies in het Seleucidische rijk.
Xerxes
Koning van het Achaemenidische rijk. Versloeg de Grieken bij Thermopylae in 480 en veroverde Athene. Zijn vloot werd verslagen bij Salamis (480) en zijn leger bij Plataeae (479).