week 1 ecg Flashcards

1
Q

Wat meet een ECG?

A

Het ECG meet de kleine extracellulaire stroomsignalen die geproduceerd worden door de beweging van de actiepotentialen door de myocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel elektrodes heb je nodig voor een ecg en waar plaats je ze

A

10 voor 12 afleidingen
Twee elektrodes op de bovenste ledematen (linkerarm en rechterarm).
Twee elektroden op de onderste ledematen (rechterbeen en linkerbeen).
Zes elektroden op de borstkas (precordiale afleidingen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel afleidingen worden er verkregen uit de elektroden van de ledematen?

A

De elektroden van de ledematen vormen zes afleidingen, niet vier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel afleidingen kan je verkrijgen met 10 elektroden?

A

Met 10 elektroden kun je 12 afleidingen van het ECG verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt een afleiding van het hart gemeten?

A

1 positieve elektrode nodig en 1 negatieve
De afleiding geeft de schommelingen in het spanningsverschil tussen de positieve en negatieve elektrodes weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de verschillende elektroden in een ECG?

A

Verschillende elektroden kijken naar het hart vanuit verschillende hoeken, waardoor je een driedimensionaal beeld van de elektrische activiteit van het hart krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de p golf

A

geeft de depolarisatie van de atria links en rechts weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het QRS complex

A

geeft de depolarisatie van de ventrikels weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de T golf

A

geeft de repolarisatie van de ventrikels weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de U golf

A

geeft de repolarisatie van de papillairspieren (m. papillaris) weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat voorkom je met het repolariseren van de papillairspieren

A

dat de av kleppen terugslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de S golf

A

weergeeft het moment waarop de depolarisatie van apex
richting de myocyten van de basis (bovenkant) van het hart gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe bereken je de duur van de diastole

A

verschil tussen het RR-interval en QT-interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt de systole van de ventrikels weergegeven

A

QT interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurd er bij een toenemend RR interval

A

hartslag wordt kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zegt het PR interval

A

zegt hoelang het
duurt voordat het actiepotentiaal de AV-knoop bereikt vanuit de SA-knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het ST segment

A

interval tussen depolarisatie en repolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is het RR interval

A

duur 1 hartcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het QT interval

A

Deze index zegt ons iets over de duur/lengte van het ventriculaire actiepotentiaal (depolarisatie) en is dus afhankelijk van de hartfrequentie. Hoe hoger de hartfrequentie, des te korter de ventriculaire depolarisatie en QT-interval

verlengt QT interval kan wijzen op elektrolytstoornissen of andere hardprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoelang duurt het qrs interval

A

minder dan 0.12 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoelang duurt het PR interval

A

tussen 0.12 en 0.2 sec 3-5 hokjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe kan je op een ecg myocardinale ischemie of andere hartafwijkingen zien

A

verandering ST segment

23
Q

Welk vlak meten de zes afleidingen van de ledematen?

A

frontale/coronale vlak

24
Q

Welk vlak meten de zes precordiale afleidingen?

A

transversale vlak

25
Q

wat is afleiding l en graden

A

een positieve elektrode aan het linkerarm
en een negatieve elektrode aan het rechterarm.

Deze afleiding vormt een as in het frontale vlak van 0 graden.

26
Q

wat is afleiding ll en graden

A

positieve elektrode op het linkerbeen
en negatieve elektrode op het rechterarm.

Deze afleiding vormt een as in het frontale vlak van 60 graden.

27
Q

wat is afleiding lll en graden

A

positieve elektrode op het linkerbeen
en negatieve elektrode op het linkerarm.

Deze afleiding vormt een as in het frontale vlak van 120 graden.

28
Q

waarom zie je een positief spanningsverschil op afleiding l

A

Aangezien het rechteratrium eerder depolariseert dan het linkeratrium, wordt er een positieve spanningsverschil gemeten in afleiding I, waarbij zijn as precies
in het frontale vlak loopt van rechteratrium naar linkeratrium (op 0 graden).

29
Q

welke afleidingen kun je het best bekijken bij een hartinfarct van het pars diafragmatica (inferieure deel van het hart

A

afleidingen II, III en aVF

30
Q

wat is aVR en graden

A

positieve elektrode op het rechterarm negatief is midden eindhoven

De as van deze afleiding loopt in het
frontale vlak in een hoek van -150 graden

31
Q

wat is aVL en graden

A

positieve elektrode op het linkerarm negatief midden eindhoven

De as van deze afleiding loopt in het
frontale vlak in een hoek van -30 graden

32
Q

wat is aVF en graden

A

positieve elektrode op het linkerbeen negatief midden eindhoven

De as van deze afleiding
loopt in het frontale vlak in een hoek van +90 graden.

33
Q

Welke unipolaire afleidingen ‘kijken’ naar het septum en rechterventrikel?

A

V1, V2 en V3

34
Q

welke afleidingen bekijken het hart vanuit het transversale vlak

A

precordiale afleidingen

35
Q

waar plaats je V1

A

vierde intercostale ruimte rechts van het
sternum

36
Q

waar plaats je V2

A

vierde intercostale ruimte links van het
sternum

37
Q

waar plaats je V3

A

midden van V2 en V4 geplakt

38
Q

waar plaats je V4

A

vijfde intercostale ruimte in de
midclaviculaire lijn, onder tepel

39
Q

waar plaats je V5

A

de positieve elektrode wordt geplakt in het midden van V4 en V6

40
Q

waar plaats je V6

A

vijfde intercostaal ruimte in de midaxillaire
lijn, onder oksel

41
Q

welk interval verkort tijdens tachcardy

A

PR interval

42
Q

wanneer zie je een positieve deflectie op ecg

A

Dus als de depolariserende stroom richting de positieve elektrode van de afleiding loopt

43
Q

wanneer zie je een isoelektrische deflectie op ecg

A

Dus wanneer een afleiding loodrecht staat
op depolariserende ‘golf’

44
Q

wat zijn de einthoven afleidingen

45
Q

wat zijn bipolaire afleidingen

A

eindhoven, 1 2 3

46
Q

wat zijn de goldbergerafleidingen

A

aVR a VF aV

47
Q

welke afleidingen zijn unipolair

A

goldberger, avf avr avl en precordiale

48
Q

welke goldberger afleiding is voornamelijk positief

A

aVF

de andere negatief

49
Q

welke precordiale afleidingen kijken naar het LV

50
Q

wat is de route van een prikkel door het hart

A

SA knoop
internodale route
AV knoop
Bundel van His
Bundeltakken
Purkinjevezels

51
Q

wat kan de pacemaker activiteit van het de SA knoop overnemen

A

AV knoop
Purkinjevezels

52
Q

hoeveel sec is een klein hokje op ecg

53
Q

hoeveel sec is een groot hokje op ecg

54
Q

hoeveel hokjes zijn 1 sec