voortplanting Flashcards

1
Q

bouw en functie v/d geslachtsorganen (vrouw)

A
  • organen om zygote laten innestelen, embryo tot kind (9 maanden) laten ontwikkelen en later geboren
  • elke maand: rijpen eicellen in 2 eierstokken die via eileider kunnen bevrucht worden, is er een groeiende baarmoederslijmvlieslaag = voor innesteling en ontwikkeling van kind

(schema/foto bekijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bouw en functie v/d geslachtsorganen (man)

A
  • organen om sperma, uit vocht v. prostaat, zaadblaasjes & zaadcellen uit teelballen in vagina te brengen
  • ontwikkeling v. zaadcellen in teelballen v. balzak -> hangt buiten lichaam voor iets lagere temperatuur
  • Cowper klier = slijmklier -> urine uit urineleider verwijderen & dienen als glijmiddel (geproduceerd als geil)
  • Voorvocht v. die klier -> ook groot deel zaadcellen (minder dan 200 milj bij zaadlozing), kans op zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spermatogenese

A

vorming v. mannelijke gameten: spermacellen

  • Productie v. geslachtscellen begint in tubuli, in testikels -> daarin onrijpe kiemcellen/spermatogonia die continu delen door mitose (zodat groot aantal blijft bestaan)
  • Sommige spermatogonia stoppen met produceren = primaire spermatocyten -> proces van meiose beginnen om een paar secundaire spermatocyten te produceren met volledige chromosoomlading
  • De laatsten vervolgen 2e fase v. meiose -> 4 spermatiden met helft van chromosomen (haploïde)
  • Later: morfologische (uiterlijke) veranderingen -> sperma in bijbal
    -> in dit kanaal rijping v. klare gameten om genen v. persoon over te brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Proces v. spermatogenese hangt af van hormonale & genetische regulatie

A
  • Hypothalamus maak hormoon GnRH -> zetten hyposfyse aan om hormonen FSH en LH te laten vrijkomen
  • LH stimuleert cellen van Leydig in tubuli om Testosteron aan te maken
  • FSH stimuleert cellen van Sertoli tot inhibine voor zaadproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oögenese

A

= vorming & rijping van vrouwelijke gameten: eicellen

  • al voor geboorte vormen stamcellen door mitotische delingen oöcyten -> 2 milj primaire oöcyten/eicellen
  • na mitose start meiose I -> blijft in profase (75% v. eicellen gaat verloren, half milj blijft vlak voor puberteit over)
  • in puberteit -> meiose I voltooid -> secundaire oöcyt
  • tussen puberteit en menopauze maandelijks in eierstok secundaire oöcyt gevormd

oögenese levert 1 secundaire eicel vanuit 1 primaire (i.p.v. 4 bij sperma), eicel is nog niet volledig rijp bij ovulatie -> zit nog maar in metafase van meiose II -> tweede meiotische deling v. eicel is pas na bevruchting met zaadcel afgerond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hormonen tijdens de geneses

A

schema bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de menstruatiecyclus

A

functie = verwijderen v/d slijmlaag in baarmoeder als er geen bevruchting was

in het kort:

  • duurt gem. 28 dagen (dikte van baarmoederslijmvlies verandert continu)
  • begint bij menstruatie, dikte v. slijmvlies neemt in 5tal dagen sterk af (daarna wordt het terug opgebouwd)
  • gem. 14 dagen na begin van menstruatie -> ovulatie (geen bevruchting -> cyclus eindigt na totaal ca. 28 dagen)

via hormonen:

  • FSH: begin menstruatie -> hypofyse geeft meer FSH af -> concentratie stijgt in 1e week van cyclus tot max
  • komt bij eierstokken terecht -> zet rijping v. aantal follikels in gang -> zorgt ook dat rijpende follikels meer oestrogeen produceren

oestrogeen: stijgt gedurende 1e helft van cyclus zodat baarmoederslijmvlies terug wordt opgebouwd, piek in oestrogeenconcentratie zorgt dat hypofyse meer LH aanmaakt, daalt sterk vlak voor ovulatie

LH: piekt rond 14e dag -> meest gerijpte follikel neemt vocht op -> zwelt op en barst = eisprong, daalt na ovulatie weer helemaal
Zorgt ook dat restant v/h follikel in eierstok zicht ontwikkelt tot gele lichaam
-> dat produceert oestrogeen & progesteron -> die hormonen bouwen baarmoederslijmvlies verder op, progesteron zorgt ook dat slijmvlies in stand gehouden wordt en remt productie v. LH en FSH door hypofyse
Wat daarna gebeurt = afhankelijk: bevrucht / niet wel….
-> zygote klievingsdelingen (aantal cellen neemt toe, volume niet) & trofoblast (stadium v. zygote) produceert HCG

HCG en progesteron:
HCG stijgt enorm -> van levensbelang voor zygote want houdt gele lichaam in stand -> progesteron blijft geproduceerd worden -> baarmoederslijmvlies wordt dan niet afgebroken
(2 weken na bevruchting -> HCG zo hoog -> detecteerbaar in urine met zwangerschapstest)
Na 3 maanden neemt moederkoek/placenta functie van gele lichaam over

Geen bevruchting -> na 24 u zal eicel afsterven, HCG wordt via nieren verwijdert -> gele lichaam verschrompelt -> slijmvlies zal worden uitgedreven -> cyclus begint weer van voor af aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De bevruchting:

A

mogelijk paar dagen rond ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wedstrijd v/d zaadcellen

A
  • zaadcellen zwemmen met flagel in vagina door baarmoeder (slijm v. baarmoederhals vergemakkelijkt dit)
  • 1% dringt baarmoederholte binnen en zwemmen tot aan eileiders
  • 1 zaadcel kan buitenste membraan breken en dringt binnen, daarna wordt doorgang volledig gesloten
  • Bevruchting vindt plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kans op jongen/meisje

A
  • Y-dragende zaadcellen = man -> zwemmen sneller -> meer kans op jongen op dag van ovulatie
  • X-dragende zaadcellen = vrouw -> leven langer -> meer kans op meisje 1-3 dagen voor ovulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afdalen v/d eicel

A
  • paar uur na bevruchting -> samensmelting chromosomen v/d 2 voortplantingscellen = de zygote genoemd
  • afdaling begint via eileider waar die wordt gevoed = 3 a 4 dagen -> klievingsdelingen -> lijkt op moerbei; de morula genoemd = 16 tot 32 diploide identieke cellen omgeven door beschermvlies = de glashuid, binnenste cellen = blastomeren, buitenste= trofoblast
  • 5 dagen na bevruchting -> aankomst in baarmoeder -> holte in morula ontstaat = de blastcoel
    -> de blastula genoemd: bestaande uit 3 soorten cellen:
    blastocyst, embryoblast en eromheen trofoblast (wordt later de placenta)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de innesteling

A
  • hormonale evenwicht is na bevruchting verandert -> in eierstok blijft gele lichaam, vroeger ovariële follikel, progesteron afscheiden -> verrijkt o.a. baarmoederslijmvlies
  • na 5 dagen zal blastula zicht innestelen in baarmoederslijmwand -> de embryo zal eerst kleine opening in glashuid maken & erdoor heen gaan = hatching -> gehatchte blastocyst = klaar voor innesteling
  • bevruchte eicel zal HCG produceren om gele lichaam werkend te houden tijdens 1e maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de organogenese

A
  • laatste stadium = gastrula -> gastrulatie gebeurt (later organen gevormd hieruit) = 2 niet gelijke kiemlagen: ecto- en endoderm met 3e kiemlaag ertussen: mendoderm
  • ectoderm: hersenen, zenuwstelsel, zintuigen + opperhuid
  • mesoderm: wervelkolom, bloedvatenstelsel, spierstelsel, skelet & voortplantingsstelsel…
  • endoderm: spijsverteringsstelsel & ademhalingsstelsel
  • na 5 weken verschijnen er kieuwspleten ter hoogte v. hals (sommige dieren -> kieuwen, bij mensen verdwijnen ze want zuurstof via placenta)
  • embryonale holte = amnionholte -> zal hele embryo omgeven & vruchtwaterzak vormen ter bescherming
  • placenta/moederkoek = versmelting v.. baarmoederslijmwand & embryo -> zorgt voor voeding v. embryo
  • navelstreng = 1 aanvoerende, 2 afvoerende bloedvaten -> voeding & zuurstof v. bloedsomloop v. moeder van placenta via navelstreng naar embryo en omgekeerd bij afval & CO2 (bloedvaten v. moeder & foetus nooit rechstreeks in contact -> maar uitwisseling via diffusie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

structuuraanpassingen v/h vrouwelijk voortplantingsorgaan voor de bevruchting

A
  • franjes aan rand v/d eileidertrechter -> eicel opvangen bij eisprong
  • kliercellen aan binnenkant v/d eileider -> vochtproductie -> vloeistofstroom richting de baarmoeder -> eicel kan makkelijker verplaatsen
  • vaginale flora met veel melkzuurbacteriën -> bescherming tegen infecties
  • rijkelijk doorbloed baarmoederslijmvlies -> aanvoeren v. hormonen & voedingsstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tweelingen (eeneiige / monozygote)

A

bevruchting van 1 eicel door 1 zaadcel, waarna eicel zich in 2 identieke delen

splitst -> genetisch identiek, zelfde biologische geslacht
splitsing kan op verschillende momenten gebeuren:
1 – 3 dagen na bevruchting -> ontwikkeling gebeurt dan in 2 aparte vruchtzakken
4 – 8 dagen of heel soms na 8e dag -> ontwikkeling in 1 vruchtzak met gemeenschappelijke buitenste vlies maar ook 2 aparte vliezen
Eeneiige lopen meer risico’s -> wisselen elkaars bloed uit via vaatverbindingen -> normaal in balans, soms niet (1 kind heel rood, ander heel bleek) -> kans op sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tweeling (Twee-eiige / dizygote)

A

bevruchting v. 2 eicellen door 2 zaadcellen (verschillen genetisch evenveel als normale broers/zussen)

17
Q

Risico’s na bevruchting

A

Miskraam = spontane zwangerschapsonderbreking (tijdens eerste 6 maanden, daarna foetus = levensvatbaar -> naam is dan foetale sterfte)
Meestal te wijten aan chromosoomafwijking, zeldzamer = afwijking v. baarmoeder / infectieziekte

Risicofactoren: leeftijd, gebruik v. medicatie, blootstelling aan chemische producten/straling, tabaksrook, zware emotionele schok, langdurige stress, alcoholgebruik, in-vitrofertilisatie, bepaalde onderzoeken (Bv. vruchtwaterpunctie/ biopsie v/d placenta)….

Risico’s voor kind:
- Ondervoeding -> te laag geboortegewicht v/d baby
- Geslachtsziekte syfilis -> kind kan blind geboren worden
- Alcohol/roken -> grotere kans op kanker & aandachtstoornissen
- Moeder + 35 jaar -> grotere kans syndroom v. Down

18
Q

IVF (in-vitrofertilisatie)

A

kunstmatige voortplanting -> bevruchting buiten baarmoeder
-> eicel en spermacel in proefbuisje samengebracht -> gevormde embryo wordt in baarmoeder geplaatst

19
Q

Intra uterine inseminatie

A

begeleide voortplanting -> vooraf staal spermacellen (van partner/ van spermabank) geselecteerd en in baarmoeder gebracht

20
Q

IVM (In-vitromaturatie)

A

kunstmatige voortplanting -> punctie van kleine follikels in de eierstokken (‘’onrijpe eicellen oogsten”) -> 1 a 2 dagen uitrijpen in labo -> eicellen bevrucht worden met sperma (van partner/donor)

21
Q

De hormonale pil

A

elke dag op vast tijdstip pil nemen gedurende 21 dagen, dan stopweek met menstruatie (7 dagen) -> meeste pillen zijn één-fasepillen met dezelfde samenstelling, 2- en 3-fasepillen hebben 2/3 verschillende samenstellingen

22
Q

Anticonceptiepleister

A

constante hoeveelheid hormonen, 1 pleister per week & na 3 weken stopweek

23
Q

Hormonaal implantaat

A

staafje onder huid dat constante hoeveelheid progesteron afgeeft, mag 3 jaar blijven zitten

24
Q

De vaginale anticonceptiering

A

ring die gemakkelijk inbrengbaar & verwijderbaar is in schede, geeft constante hoeveelheid hormonen af, seks mag met/zonder ring (ring mag max 3 u uit schede)

25
Hormoonhoudend spiraaltje
kan 5 jaar blijven zitten, progesteron werkt vooral op slijmvlies in baarmoeder, 2 soorten: - Koperspiraal: maakt zaadcellen inactief, een toch bevruchte eicel kan niet innestelen door verandering in baarmoederslijmvlies - Hormoonspiraal: beïnvloedt slijm van baarmoedermond -> zaadcellen kunnen zich er niet goed door worstelen, slijm wordt minder opgebouwd -> innestelen komt weinig voor
26
Morning-afterpil
(=noodpil) tot max 5 dagen na onbeschermde seks (nemen wanneer: pil vergeten, condoom gescheurd, anticonceptie niet gebruikt..)
27
Sterilisatie
bij man & vrouw -> onvruchtbaar maken - Man: vasectomie = zaadleiders onderbreken -> geen zaad meer in sperma - Vrouw: eileiders onderbreken -> zaadcellen geraken niet bij rijpe eicel, bevruchte eicellen kunnen niet afdalen tot in baarmoeder Voordelen: betrouwbaar, geen anticonceptie nodig, geen invloed op libido/seksleven, geen invloed op cyclus/eisprong/menstruatie Nadelen: geen bescherming tegen SOA, mannen pas na 3 maand onvruchtbaar, is zo goed als definitief (ongedaan maken is mogelijk maar moeilijk)
28
fase 1: de ontsluiting (geboorte)
- weeën = samentrekken v/d baarmoederhalsspieren, net voor bevalling -> baarmoederhals langzaam opent - breken v/d vliezen = vruchtwater (ervoor verlies je nog slijmprop die baarmoedermond afsluit)
29
fase 2: de uitdrijving/arbeid (geboorte)
= langste & pijnlijkste fase (gem. 12,5 u bij 1e kind) arbeid zorgt dat baarmoederhals maximaal ontsluit (10 cm) zodat foetus erdoor kan - kan kunstmatig met synthetische oxytocine in gang worden gezet - Pijn doorstaan kan natuurlijk (relax, bad, massage…) of d.m.v. verdoving ruggenprik/epidurale Als baarmoederhals voldoende geopend is -> uitdrijvingsfase begint = onbedwingbare drang om te persen - Na paar keer persen trekt baarmoederhals deels over hoofd en verschijnt hoofdje v. baby - Daarna schouder en rest v/h lichaam m.b.v. persweeën - Daarna navelstring doorgeknipt & baby slaakt eerste schreeuw Soms medische handelingen nodig: episiotomie = perineum doorgeknipt -> opening vagina vergrote
30
Fase 3: de nageboorte
Placenta komt los & wordt met vruchtvliezen uit baarmoeder gedreven (vrouw verliest vaak wat bloed)
31
de keizersnede
- soms nodig als natuurlijke weg moeilijk is (dwarsligger, tweeling, te zware baby…) - met spoed als moeder in gevaar is…
32
hormonale regeling geboorte
bijnier v. foetus -> cortisol -> afgifte v. progesteron in placenta remmen -> progesteron remt normaal weeën placenta -> oestrogeen -> positief effect op oxytocineproductie in hypofyse -> contracties versterkt -> helpen om baarmoederhals te openen
33
lactatie/ melkproductie
placenta vormt lactogenen -> melkliertjes komen in ontwikkeling -> colostrum (melk) geproduceerd -> melkproductie na geboorte op gang onder invloed v. oxytocine & prolactine verandering 1e helft zwangerschap: klierweefsel groeit, kanaaltjes in melkklieren ontwikkelen, klieren worden groter, tepelhof wordt groter & donkerder, borst wordt groter & bloedvaten duidelijker te zien
34
lactogene fase 1: begin lactatie
na bevalling dalen hPL, oestrogeen & progesteron zeer snel, prolactine begint ook te dalen (aanwezige prolactine stuurt melkaanmaak, concentratie hiervan verdubbelt tijdens zuigen)
35
lactogene fase 2
- grote toename v. productie - progesteron & oestrogeen gezakt naar normale waarden - overgang v. colostrum naar rijpe moedermelk - doorbloeding v. borsten verhoogd -> borsten vol en warm - overgang v. endocrien naar autocrien (niet meer bepaald door hormonen maar door vraag v. baby)
36
lactogene fase 3
- melkproductie volledig bepaald door tepelsimulatie & afname v. melk - basiswaarde prolactine blijft gedurende lactatie afnemen -> remt ovulatie - oxytocineconcentratie neemt toe tijdens het voeden
37
involutie: ophouden borstvoeding
gem. 40 dagen na laatste borstvoeding (aanwezige melk geabsorbeerd door lichaam, klieren verschrompelen, meer vetweefsel vormt zich)
38
lactogene fase 1: 2e helft zwangerschap (vanaf 16 weken)
- concentratie prolactine neemt langzaam toe - prolactine, cortisol & insuline zorgen dat ingrediënten voor melkproductie worden aangemaakt, mogelijks al beetje afscheiding
39