de delende cel Flashcards
DNA replicatie
kopiëren van DNA tijdens de S-fase v/d celcyclus
-> 2 zusterschromatiden krijgen van chromosoom -> nodig voor celdeling
initiatie
-> dubbele helix van DNA, dus 2 nucleotidenstrengen uiteen halen
-> start bij replicatiestartpunt met veel A en T basen (minder waterstofbruggen dan G en C, dus makkelijker te breken)
-> Enzym helicase breekt waterstofbindingen als een rist open in beide richtingen
binding speciale eiwitten
-> speciale eiwitten binden aan strengen zodat vrijgekomen basen niet terug waterstofbruggen zouden vormen met andere streng
RNA-primer en DNA-primase
-> plaats waar strengen stukje uiteen zijn hecht RNA-primer zich op startpunt RNA-primer = gemaakt door enzym DNA-primase, omvat 5 tot 10 nucleotiden, vormt basis voor enzym DNA-polymerase die streng verder zal opbouwen -> aan RNA-primer hecht DNA-polymerase aan oude DNA-streng, stukje primer later omgezet naar DNA (zonder primer kan er geen nieuwe DNA-streng ontstaan)
synthese v/d leidende en volgende streng
- Ene streng: 3’ naar 5’ kant richting openritsen = leidende streng
- Andere streng: 5’ naar 3’ kant richting openritsen = volgende streng
- Synthese van leidende streng:
RNA-primer hecht zich aan eind van steng & vormt begin van DNA-replicatie
Enzym DNA-polymerase hecht zich aan RNA-primer en begint aan replicatie
DNA-polymerase hecht complementaire basen aan basen voor leidende streng in richt van 5’ (A&T en C&G zijn complementair) - Synthese van volgende streng
DNA-polymerase kan alleen lopen in richting van 3’ dus kan openritsen niet volgen -> ipv mooi te volgen vormt het in stukjes de streng (elk uit klein aantal nucleotiden) aan volgende streng. Stukjes = Okazaki-fragmentjes
DNA-ligase
-> Enzym DNA-ligase verbindt de Okazaki-fragmenten -> gehele streng gevormd
M-fase / mitotische fase (1u)
(celcyclus)
cel: 46 chromosomen met 2 chromatiden waaruit celdeling ontstaat (46 chromosomen per 1 chromatide
G1-fase (10-12 u tot jaren)
(celcyclus)
decondensatie v; chromosomen (structuur nt meer herkenbaar) = chromatine
In cel nu RNA- en eiwitsynthese, cel groeit en bereid S-fase
S-fase / synthese fase (6-8u)
(celcyclus)
replicatie van chromosomen -> op einde heeft chromosoom terug 2 zusterchromatide
G2-fase (2-4u)
(celcyclus)
RNA- en eiwitsynthese hervat ter voorbereiding van mitose
algemene fase: I-fase / interfase
periode dat cellen niet in celdeling zijn
de mitose
mitose gebeurt bij vorming van alle lichaamscellen behalve geslachtscellen
voorafgaand aan mitose
- interfase (periode tsn 2 mitosen):
chromosomen druk bezig met regelen van gebeurtenissen in cel, zijn heel lang en dun -> te zien als vlekjes/kernlichaampjes/nucleolussen -> niet direct herkenbaar -> chromatine - G2-fase:
Einde v interfase, voorbereiding op mitose -> chromosomen verdubbeld via DNA-replicatie: 2 chromatiden nog niet duidelijk zichtbaar
Profase
Tijdens profase is kernmembraan nog aanwezig,
chromosomen worden korter en dikker door spiralisering -> microscopisch zichtbaar,
centriolen buiten celkern gaan uiteen tot ze aan 2 tegenover elkaar liggende polen v. cel terechtkomen,
cel is diploid (2n) -> 46 chromosomen (elk uit 2 chromatiden
Metafase
Kernmembraan verdwijnt, draden lopen van centriolen naar centromeren van chromosomen en van centriolen naar elkaar = de spoel
-> Alle H-vormige chromosomen (erg kort & dik) rangschikken op 1 lange rij in equatorvlak midden van de cel tsn 2 polen, cel is diploïd
anafase
Trekdraden trekken elk aan 1 kant v/d centromeren -> chromatiden v. chromosoom v. elkaar gescheiden & schuiven naar tegenoverliggende polen omdat centromeren middendoor gedeeld worden ->xH-chromosomen gesplitst -> chromosomen van 1 chromatide ontstaan & cel is diploïd
Telofase
Om 2 groepjes chromosomen ontstaan nieuwe kernmembranen, ieder centriool heeft nieuw centriool gevormd, cytoplasma in 2 gedeeld (bij dierlijke cellen door insnoering = niet exact evenveel) chromosomen despiraliseren -> langer en dunner -> niet meer zichtbaar Op einde verschijnen nucleolussen weer -> nu hebben we 2 cellen -> cel gesplitst in 2 dochtercellen elke cel = diploïd (telkens 46 chromosomen aanwezig uit 1 chromatide)
de meiose
Meiose gebeurt bij vorming van gameten: voortplantings- of geslachtscellen
Voorafgaand aan meiose
G2-fase= microscopisch niet waarneembare voorbereiding: einde v/d interfase
Profase I
(aantal stadia)
1: chromosomen terug zichtbaar
2: homologe chromosomen tegen elkaar (23 v. moeder & 23 v. vader) -> 4 chromatiden naast elkaar, van elke chromosoom 2, centriolen gaan uiteen
3: naast elkaar liggende chromosomen worden korter & dikker, nucleolus verdwijnt
4: sommige plekken gaan chromosomen uiteen, andere plekken lijken aan elkaar vast,
Crossing-over vindt in dit stadium plaats = uitwisseling v. stukken chromatiden tsn 2 homologe chromosomen -> uitwisseling erfelijke aanleg v. beide ouders -> 2 chromatiden die in 1 centromeer aaneenzitten zijn niet meer identiek
5: chromosomen nog korter & dikker, centromeren lijken elkaar afstoten, homologe chromosomen blijven verbonden, op eind verdwijnt kernmembraan en ontstaat kernspoel, centriolen zijn naar polen gegaan
-> chromosomen microscopisch zichtbaar + crossing over, cel = diploïd (46 chromosomen elk 2 chromatiden)
metafase I
centromeren v/d homologe chromosomen liggen aan weerszijden v. equatorvlak
-> H-vormige chromosomen liggen per 2 op 1 rij in midden v/d cel, cel = diploïd
anafase I
homologe chromosomen naast elkaar -> uiteen getrokken
centromeren intact -> volledige chromosomen met beide chromatiden naar polen -> aantal chromosomen wordt gedeeld -> chromosoomaantal per cel is gereduceerd = reductiedeling
-> homologe chromosomen elk naar 1 kant, cel wordt haploïd (N) (46 gedeeld in 2 keer 23)
telofase I
2 groepen chromosomen worden omgeven door kernmembranen, celmembraan ontstaan, centriolen verdubbelen -> 2 haploïde cellen uit 23 chromosomen -> cel gesplits in 2 dochtercellen, beiden = haploïd
interkinese
geen DNA-replicatie -> niet nodig want elk chromosoom bestaat uit 2 chromatiden, vaak ontbreekt dit stadium