stoffen in de cel Flashcards
triglyceriden
vetten (vast bij kamerT) & oliën (vloeibaar bij kamerT)
vet/triglyceride
combinatie 3 vetzuren & 1 molecuul glycerol
glycerol/ 1,2,3-propaantriol
3 koolstofatomen & 3 alcohologroepen (OH) -> kapstok vr vetzuren
vetzuur
lange keten v verbonden koolstofatomen met aan einde zuurstofgroep
Verzadigde vetzuren
enkelvoudige bindingen tsn C-atomen
Onverzadigde vetzuren
1/meerdere meervoudige bindingen tsn C-atomen
verzadigde vetten
enkel en alleen maar verzadigde vetzuren = dierlijk (volle melk, boter) = slecht
Onverzadigde vetten
/meerdere verzadigde vetzuren = plantaardig (vis, pinda’s, olijfolie)= beter
Eigenschappen v. vetten
- Niet mengbaar met water: water = polair, vet: glycerol = polair maar vetzuren = apolair
- Wel mengbaar door gebruik v. zeep = emulgator -> micellen (buiten water, binnen vet ingesloten)
Betekenis voor functioneren v/d cel: (lipiden)
- Fosfolipide voor celmembraan gemaakt door vetzuren
- Verbranding v lipiden -> energie voor cel
- Vetten = beschermend voor cel, signaalfunctie voor transport
aminozuren
- eiwitten = grote moleculen bestaand uit kleinere moleculen oftwel aminozuren
- 20 verschillende soorten: 12 lichaam zelf maken, 8 uit voedsel opnemen = essentiële aminozuren
- Structuurformule: aminogroep (NH2) & zuurgroep (COOH), aan tussenliggend C-atoom nog een H- atoom en andere groep (= R restgroep)
Eiwitten
- Koppeling van aminozuren: N-atoom met C-atoom verbinden -> water komt vrij
- Peptidebinding: dipeptide = 2 aaneengekoppelde aminozuren (in omlijnde rechthoek)
- Polypeptiden = veel aminozuren met elkaar verbonden
- 1 bepaald eiwit is altijd uit zelfde aantal aminozuren
Eiwitstructuren
- Primaire structuur = streng met aan elkaar gekoppelde aminozuren in bepaalde volgorde (karakteristiek) (elk 3letterwoord = aminozuur)
- Secundaire structuur = omvat primaire structuur in bepaalde ruimtelijke vorm (Bv. ∝-helix/spiraal of β-sheet/glooiend vlak) -> gevormd door waterstofbruggen
- tertiaire structuur = omvat secundaire structuur in bepaalde ruimtelijke kluwende vorm (vezel- of kluwenstructuur) -> gevormd door waterstofbruggen en zwavelbruggen ( tsn cysteinefragmenten)
- Quaternaire structuur: verschillende structuren samen 1 geheel -> specifieke functie uitvoeren
Denaturatie
= het verliezen van de ruimtelijke structuur van eiwit -> verliest ook functie
(T boven 42°C is dodelijk omdat groot deel v. mens uit eiwitten bestaat -> die regelen T normaal)
Betekenis voor functioneren v/d cel: (eiwitten)
- Enzymen: makkelijker maken v. biochemische reacties
- In celmembraan voor transport erdoorheen
- Hormonen: communicatie tsn verschillende cellen
- Binnen cel afgebroken tot aminozuren -> daarmee nieuwe eiwitten aangemaakt
suikers, sachariden of koolhydraten
- de naam -> vroeger: dacht men = verbinding van koolstof en water -> want bij verhitting suiker: waterdamp komt vrij, koolstof blijft achter
- nu: weet men = zuurstof en water nooit in echte vorm van water, MAAR naam wordt nog steeds gebruikt
monosachariden
- druivensuiker/glucose
- vruchtensuiker/fructose
disachariden: (opgebouwd uit 2 monosachariden)
- kristalsuiker/sacharose = glucose + fructose
- moutsuiker/maltose = glucose + glucose
- melksuiker/lactose = glucose + galactose (spiegelbeeld v glucose)
polysachariden: (uit meerdere monosachariden)
- zetmeel = >5000 bouwstenen -> zit in wortels, knollen, zaden => reservevoedsel voor de plant
= amylose (= onvertakt) + amylopectine (=sterk vertakt) (aaneengekoppelde glucosemoleculen) - cellulose = nog meer bouwstenen -> stevigheid celwand v. plantaardige cellen
(belangrijk = gaat om “aantal” en niet om “aantal soort”)
betekenis voor functioneren v/d cel: (sachariden)
- afgebroken tot glucose -> verbrandt door celademhaling om energie (ATP) te krijgen
- gebruikt om vetzuren produceren
- gehecht aan eiwitten -> signaalfunctie voor eiwitten
water (lichaam)
lichaam vooral uit water: 83% van bloed, 75% van spieren, 74% van hersenstof, 22% van botten
betekenis voor functioneren v/d cel (water)
- oplosmiddel voor bepaalde moleculen
- cytoplasma is ermee gevuld -> vorm van cel
- temperatuurbuffer -> T constant voor werking celorganellen en enzymen
- Belangrijk voor biochemische reacties
mineralen
grote groep anorganische stoffen in kleine hoeveelheden in lichaam voorkomen
2 grote groepen:
- macronutriënten (veel nodig) = Ca, F, Mg, Na, K, Cl, S
- micronutriënten (weinig nodig) = Fe, Cu, Zn, Mn, I…
betekenis voor functioneren v/d cel (mineralen)
- beïnvloeding werking v enzymen en celademhaling
- zuur-base evenwicht in cel
- handhaven osmotische druk