voorbenen Flashcards
voorbeen
membri thoracicum
schoudergordel
verbindt het voorbeen met de romp en omvat:
scapula, clavicula en coracoid
scalpula
schouderblad
clavicula
sleutelbeen
coracoid
ravenbekbeen
voorbeen omvat
humerus antebrachium(radius en ulna) carpus metacarpus digiti
arthrologie juncturae membri thoracici
- synsarcose, verbinding door spieren en facies
2. schouderblad beweegt langs romp om excentrische as gelegen bij midden aanhechting schouderkraakbeen
vorm scapula
groot, plat en driehoekig
bovenaan meestal kraakbeen, cartilago scapulae, zorgt voor schokbreking en is beter ontwikkeld bij ungulata
omtrek en gewrichtsplaats vd scapula
margo dorsalis, cranialis en caudalis
onderste hoek verbreed met aan de onderzijde cavitas glenoidalis
- vormt gewricht met caput humeri boven gewrichtsvlakte van tuber supraglenoidale, buitenkant knobbel draagt proc coracoideus
onderste uiteinde scapula met rest scapula verbonden door collum scapulae
buitenvlakte = facies lateralis
binnenkant= facies costalis
facies lateralis
beenkam = spina scapulae
deze verdeelt scapula in 2 ongelijke gebieden, fossa supraspinata en infra
iets boven het midden iets verdikt bij su en eq: tuber spinae scapulae
onderste deel loopt vlak uit, su en eq of heeft uitsteeksel, het acromion
bij car sppreken we van een proc hamatus in plaats van acromion en bij fe is er een proc suprahamatus bovenop
facies costalis
weinig uitgehold
centraal groeve, fossa subscapularis
bovenste deel van vlakte is de facies serrata
clavicula info
a) verbindt bij de mes de scapula met het sternum
b) verbinding scapula-romp is bij huisdieren niet benig vergroeid
- de meeste huisdieren alleen aanwezig als peesstreep, claviculairstreep, m. brachiocephalicus
- ca soms een plat onregelmatig gevormd beentje van 6-12mm
- fe staafvormig gebogen beentje, 2-5cm, thv 2 delen van m. brachiocephalicus
humerus vorm
lang pijpbeen
humerus proximale epifyse
caudaal grote ronde gewrichtsvlakte: caput humeri
omgeven door: tuber majus craniolateraal
tuber minos craniomediaal
uit beide tuberculli vertrekken beenlijsten naar distaal
mediale beenlijst: crista tuberculli minoris, enkel duidelijk ontwikkeld bij car en ho
tuberculum majus vd humerus omvat
pars cranialis, lateraal
pars caudalis, mediaal uitgezonderd bij fe
onder tuber majus zit een ruw aanhechtingsvlak voor m. infraspinatus, facies musculi infraspinati
tuberculum minus vd humerus
tussen beiden glijvlakte, sulcus intertubercularis, voor m. biceps
bij eq in 2 gedeeld door tuber intermedium
enkel bij eq en ru ook opgesplist in pars cranialis en caudalis
stompe crista tuberculli majoris
vertrekt lateraal vd craniolaterale rand van tuber majus naar lateraal naar tuberositas deltoidea
crista humeri
vertrekt onder tuberositas deltoidea en bakent m. brachialis proximomediaal af
linea m. tricipitis
een aflijning naar proximocaudaal tussen tuberositas deltoidea en caput humeri
tuberositas teres minor
ligt craniaal vd linea m. tricipitis
distale epifyse vd humerus
bij ho gekenmerkt door een mediale trochlea humeri en een meer lateraal capitulum humeri
- dit is nog steeds soms waar te nemen bij de car bij de andere huisdieren zijn beide versmolte tot condylus hum
fossa radialis en olecrani zijn met een dun beenplaatje van elkaar gescheiden
bij ca en cun soms scheidingswand kapot,onstaan for supratrochleare
bij fe spleetvormige supracondylare proximaal van mediale epicondyl
vide supra
condylus humeri wordt vooral bij ungulaten in 2 gedeeld door een saggitale groeve, het lateraal deel wordt door een saggitale kam nog is in 2 verdeeld
epicondylus lateralis
caudolateraal van condyl ontspringen distale strekspieren
crista epicondylus lateralis
beenkam
vertrekt vanuit epicondylus laterais -> proximaal naar achterzijde corpus humeri
begrenst sulcus m. brachialis laterodistaal
gewrichtskraakbeen vd humerus loopt
achterzijde hoger op, tot in een diepe groeve fossa olecrani
waarin proc anconeus past
proc anconeus
uitsteeksel van ulna
fossa radialis
groeve aan de voorzijde vd distale epifyse vd humerus
skeleton antebrachii
beenderige basis vd onderarm of antebrachium
radius volledig ontwikkeld
ulna onder ontwikkeld buiten proximaal
bij ru en eq
- radius, vooraan-mediaal en ulna achteraan-lateraal
- beide zijn benig met elkaar vergroeid
bij su ligt de ulna proximaal meer mediaal-caudaal
bij car is er zelfs een kruisng van beenderen zodat proximaal ulna mediaal ligt en distaal lateraal ligt
radius vorm + info
lang pijpbeen
zwaarste omgekeerd evenredig met ontwikkeling ulna
lateraal is bij ru einde vd ulna vergroeid met radius
bij car su en ho radius en ulna gescheiden door incisura ulnaris
proximale epifyse vd radius
verdikt tot caput radii, enkel bij car nog met een duidelijk collum radii
proximaal op kop ondiepe fovea capitis radii
bij unglata naar achter-boven voortloopt op ulna, infra incisura trochlearis van ulna
bij car mediaal wordt verdergezet op ulna, verschil opvang humerus
tuberositas humeri
dorso-mediaal-proximaal
tuberositas lateralis en medialis
aan beide zijde van caput zit een bandknobbel
tuberositas medialis vloeit samen met radii
achter caput radii plaats afgebakend voor gewrichtsverbinding met ulna, circumferentia articularis
corpus radii
margo medialis ligt direct onder de huid, planum cutaneum radii is palpabel
facies cranialis is helemaal glad, caudalis bevat ruw gedeelte waar de ulna contact maakt
distale epifyse vd radius
dwarse trochlea radii met facies articularis carpea, maakt gewricht met karpaalbeentjes
boven gewrichtskraakbeen, op achtervlakte zit een beenlijst: crista transversa
mediaal van trochlea steekt proc styloideus uit, bij eq proc styl medialis omdat laeraal radius het einde vd ulna heeft opgenomen als proc styl lateralis
proximale epifyse vd ulna
zwaar proximaal uiteinde steekt als olecranon boven radius uit, eindigd in knobbel, tuber olecrani
aan voorzijde olecranon is een puntig uitsteeksel: proc anconeus
in aansluiting met gewrichtsvlakte op caput radii is er ee, afgeronde insnijding: incisura trochlearis, bekleed met kraakbeen
distaal van gewrichtsvlak, proc coronoideus lateralis en medialis waarvan bij ung mediale vaak wat gerefresseerd is
tussen beide proc coronoidei ligt incisura radialis, articuleert met radiuskop
corpus ulnae
facies cranialis, medialis en lateralis
facies cran draagt bij car en ho een ruwe margo interosseus die naar radius toe gekeer is
fc is bij su zeer glad
fc is bij ru en eq grotendeels ingenoen door ruwe vlakte van synostose
distaal: caput ulnae
onbreekt bij eq, opgenomen in radius
circumferentia articularis voor radius
draagt proc styl ulnae
draagt groeve voor peespassage
spatium interosseum antbrachii
eq enkel proximale
ru proximale et distale
car en su een groot spatium
antebrachiale rij
3 beentjes en een hulpbeentje van med naar lat
oscarpi radiale
os carpi intermedium
os carpi ulnare: articuleert met ulna en os carpi accessorium
hulpbeentje : os carpi accessorium, haakbeentje
- wordt aanzien als sesambeen, gevormd in eindpees van ulnairespieren, m. extensor/flexor carpi ulnaris
intercarpale rij
1 tot 4 beentjes
alleen bij car ontwikkeld
de handwortel vd vorige hd omvat slechts 2 rijen
metacarpale rij
os carpale primum(verdwijnt met duim), secundum, tertium en quartum
carpus
3 rijen
voorvlakte carpus, onregelmatig en convex
achtervlakte carpus, nog meer onregelmatig
metacarpus
oorspronkelijk zijn er 5 pijpbeenderen, met allen een verdikt uiteinde
proximaal gewrichtsvlakte, facies articularis proximalis
distaal trochlea voor gewrichtsvorming met eerste vingerlid, facies articularis distalis
lengte vd metacarpaalbeenderen sv, reductie van aantal pijpbeenderen tijdens fylogenese van onze verschillende huiszoogdieren
vingerskelet
iedere vinger omvat 3 falangen of leden:
-phalanx proximalis, os compedale
-phalanx media, os cornale
-phalanc distalis, os ungulare
de eerste vinger heeft maar 2 falangen car
sesambeenderen, ossa sesamoidea van vingers zijn hulpbeenderen, ontstaan rond gewrichten van falangen op glijvlakte van pezen:
- proximaal zijn er 2 ossa sesamoidea proximalia, aan palmaire zijde van eerste vingergewricht
- distaal ligt os sesamoideum distale, straalbeen, aan palmaire zijde van laatste vingerbeen
sv cartilago scapulae
eq groot
sv acromion
eq geen
bo puntig
ca proc hamatus
sv verhouding infra/supraspinata
eq infra = 2x supra
bo infra = 3x supra
ca infra = supra
sv facies serrata
eq 2 driehoeken
bo ongeveer vierhoekig
caa onregelmatig en onduidelijk
sv tuber spina scapulae
eq duidelijk
sv tuber minus
eq en bo pars cran/caud
sv tuber intermedium
eq duidelijk
bo heel zwak
car geen
sv facies m. infraspinata
eq driehoekig
car ruw gebiedje, net distaal van linea m. tricipitis
sv tuberositas teres major
eq en bo aanwezig
car afwezig
sv crista epicondyl lateralis
eq hoog
bo minder duidelijk
sv fossa radialis
eq ondiep
bo diep
sv tuber majus
bo pars cran steekt boven caput uit/ pars caud
car door ondiepe groeve in 2 verdeeld
sv collum humeri
car duidelijk
sv tuberositas deltoidea
car enkel ruwer gebied, kleine dieren
lage richel samen met teres minor, groot
sv condylus humeri
car 2delen, trochlea humeri en capitulum humeri
sv foramen supratrochlearis
ca en fe ligt deze mediaal
sv fossa coronoidea
car mediaal van fossa radialis
sv radius en ulna eq
olecranon sterk ontwikkeld en mediaal uitgehold
corpus ulnae vormt syndesmose en later synotose met radius
caput ulnae versmolten met epicondylus lateralis radius
enkel spatium interosseum antebrachii proximale
sv radius en ulna bo
ulna: gans onwikkeld en deels vergroeid met radius
tuber olecrani in 2 gedeeld door proximale insnijding
prox styl ulnae vroeg verrgroeid met radius
spatium interosseum antebrachii proximale et distale
sv radius en ulna su
ulna sterker ontwikkeld dan radius
beide door zeer strak BW verbonden
ulna prox caudomediaal ipv lateraal
sv radius en ulna car
los van elkaar
verbinding aan einde dmv gewrichten
ulna langer dan radius
ulna ligt prox volledig med vd radius
sv carpus totaal aantal
eq 7
bo 6
su 8
car 7
sv antebrachiaal aantal
eq 4
bo 3
su 4
car 3
sv metacarpaal aantal
eq 3
bo 3
su 4
car 4
sv os accessorium
eq peessleuf voor MECU
bo geen duidelijk peessleuf
schouder gewricht
- kogelgewricht: beweeglijkheid beperkt tot scharniergewricht, m. subscapularis en infraspinatus vervullen respectievelijk de rol vd collateraalbanden
- car vooral fe lichte zijdelijngse beweeglijkheid
- tussen caput humeri en cavitas glenoidalis is een ruim gewrichtskapsel, bij ca en eq verdikt tot ligg glenohumeralia
- beginpees v m. biceps loop bij eq cap en bo buiten gewrichtskapsel, gescheiden door bursa intertubercularis
bij car ov en su dringt deze in gewrichtskapsel(schede) van fibrosa rond deze pees aanwezig, mesotendo
articulatio cubiti
ellebooggewricht
articulatio humeroradialis
humeroulnaris
radioulnaris prox (bij volledige ulna en radius)
articulatio carpi
karpaalgewricht
handgewricht
gewrichtskapsel heeft een serosadeel
membrana fibrosa
loopt van radius tot metacarpus
karpaal gewricht 3 groepen
ar antebrachiocarpea
- 80% beweeglijk
- bij ung katrolgewricht, car meer beweeglijk
ar mediocarpae
- duidelijk minder beweeglijk
ar carpometacarpeae
- bij ru en eq gewrichtsholte allen spleetvormig
- meer dan 1 gewricht bij dieren met gescheiden falangen
kleine deelgewrichten van karpaal
art ossis carpi accessorii
- verbindt haakbeen met antebrachiale rij en skeleton antebrachii
art intercarpales prox
- verbinding tussen verschillende beentjes van ant rij
art intercarpales distalis
- verbinding tussen verschillende beentjes van brach rij
articulatio metacarpophalangea algemeen
bij ung wordt dit gewricht vaak kogelgewricht genoemd
gevormd tussen metacarpaalbeen en 2 palmaire sesambeentje en basis eerste falanx
is en sharniergewricht, alleen buigen en strekken
bij sterk buigen nog licht zijdelings beweging mogelijk, maaien
articulatio metacarpophalangea gewrichtskapsel
prox gericht dorsale en een palmaire uitzakking
- dorsale uitzakking, recessus dorsalis, 1-2 cm hoog bij eq
dorsale wand van recessus sterk verdikt en beschermd door tussenpees, m ext dig xommunis en door bursa subtendinea
- palmaire uitzakking, recessus palmaris loopt 4-5 cm hoog bij eq
kan griffelbeenknopje bereiken bij een ontsteking zijdelings als gewrichtsgal tussen pijp en interosseus uitpuilen
MIM
m interosseus medius
belet doorzakken metacarpophalangeaal gewricht
is bij oudere dieren volledig pezig
ontspringt aan lig carpi palm et prox achtervlakte pijp
vormt samen met sesambanden elastiche ophanband acter kogelgewricht
vult ruimte op tussen griffelbeentjes achter pijp
handbreedte boven sesambeentjes
deelt diep deel in 2 eindschenkels die aan zijvlakte vaan sesambeentjes vasthechten
eindschenkels splitsen langs zijvlakte kootbeen, nog 2 dorsale schenksel af naar eigen strekpees, dorsaal
articulatio interphalangea prox manus algemeen
bij ung wordt dit gewrich ook wel kroongewricht genoemd, tussen trochlea en 1ste vingerlid en basis 2de kootje
articulatio interphalangea prox manus gewrichtskapsel
kleine dorsale uitzakking, recessus dorsalis en grotere palmaire uitzakking recessus palmaris
dorsale uitzakking word door brede strekpees bedekt
door de aanwezige banden kunnen uitzakkingen niet uitpuilen bij ontsteking, gewrichtsgal van kroongewricht komt niet voor
articulatio interphalangea distalis manus algemeen
bij eq heet het 3de vingergericht hoefgewricht bij andere klauwgewricht
naast buigen en strekken zijn lichte draai- en zijwaartse beweging mogelijk, zo wordt voet aan bodem aanpasbaar, de 3 beentjes zijn door collateraalanden aan elkaar bevestigd
articulatio interphalangea distalis manus hoefgewricht
gevromd tussen
trochlea kroonbeen
gewrichsvlakte hoefbeen
straalbeen
articulatio interphalangea distalis manus gewrichtskapsel
heeft een dorsale, palmaire en lat/mes uitzakking
prox palm uitzakking reikt tot BW schot dat diepe buiger afgeeft aan kroonbeen
distale palmaire uitzakking situeert zich tussen straalbeen en hoefbeen