schedel Flashcards

1
Q

a Os zygomaticum

A

jukbeen
Bevat een processus temporalis die samen met de processus zygomaticus van het os temporale de jukboog vormt. Bij Ru heeft het os zygomaticum een processus frontalis die samen met de processus zygomaticus de margo supraorbitalis of achterrand van de oogkas vormt. Bij Eq wordt deze rand gevormd door het os temporale en os frontale. Bij Carn. en Su zijn de processus frontalis van het os zygomaticum en de processus zygomaticus van het os frontale verbonden door een lig. orbitale.
Bij Eq begint ventraal van de orbita een laterale kam of crista facialis die verloopt als gelijknamige kam op de maxilla.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

a Os nasale

A

neusbeen
In de neusholte bevinden zich grote beenlamellen, de zogenaamde neusschelpen. De concha nasalis dorsalis zit met een longitudinale beenkam (crista ethmoidalis) vast op het os nasale.
Beide neusholten zijn gescheiden door een septum nasi.
Rostraal loopt het os nasale uit in een processus rostralis die bij Ru en Eq van het os incisivum is gescheiden door een incisura nasoincisiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

a Os lacrimalis

A

traanbeen
Bestaat uit een facies facialis (vormt de craniale orbitarand) en facies orbitalis.
Craniaal op de facies orbitalis vertrekt het beenderige traankanaal of het canalis lacrimalis.
Ru hebben thv de facies orbitalis een bulla lacrimalis deze bevat een uitpuiling van de sinus maxillaris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

a Maxilla

A
bovenkaakbeen
kan opgedeeld worden in verschillende onderdelen:
corpus
fossa pterygopalatina
processus alveolaris
processus palatinus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

a corpus

A

Vormt de zijwand van het aangezicht en bevat het grootste deel van de sinus maxillaris.
Hierin bevindt zich een groot foramen infraorbitale waardoor de n. infraorbitalis (tak van de vijfde kopzenuw) loopt.
Bij het paard komt ventro-caudaal van dit foramen een beenkam of crista facialis voor. Bij het rund spreekt men van een tuber faciale. Bij de Carn. is deze afwezig.
Langs de binnenzijde bevindt zich over de ganse lengte de basis van de concha nasalis ventralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

a fossa pterygopalatina

A

Hierin bevindt zich het foramen maxillare dat toegang geeft tot het canalis infraorbitalis waardoor de n. infraorbitalis loopt. Deze zenuw (sensiebel) geeft takken af aan de tanden van de bovenkaak, alvorens door het foramen infraorbitale naar buiten te treden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

a processus alveolaris

A

Deze draagt de tanden. Tussen de snijtanden en de kiezen bevindt zich een tandenloze zone: het diastema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

a processus palatinus

A

Bestaat uit een beenplaat die begint op de processus alveolaris en in de mediaanlijn versmelt met de processus palatinus van de andere zijde. Deze
vormt samen met de ossa palatina het harde gehemelte.
Bevat een sulcus palatinus major (vnl. duidelijk bij Eq) die uitloopt in een foramen palatinus majus (hierin bevindt zich een bloedvat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

a Os incisivum

A

snijtandsbeen
Rostraal bevindt zich de processus alveolaris waarin de alveoli dentalis zitten die snijtanden bevatten (afwezig bij Ru).
Bij het paard komt een canalis interincisivus voor die het corpus van het os incisivum doorboort.
Caudaal komt beiderzijds een opening of fissura palatina voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

a Os platinum

A

gehemeltebeen
bestaat uit een horizontaal en een verticaal blad:
lamina horizontalis
lamina perpendicularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lamina horizontalis

A

Vormt het caudale deel van het harde gehemelte. Het horizontale deel van het os palatinum, het os incisivum en het os maxillare vormen samen het harde
gehemelte.
Tussen de schedelbasis en de lamina horizontalis bevinden zich de caudale neusopeningen of choanae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

a lamina perpendicularis

A

De opening tussen deze twee verticale platen is de meatus nasopharyngeus.
Dit is de verbinding tussen neus en keel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

a Os rostrale

A

snuitbeen

Bevindt zich enkel in de neus van het varken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

a

A

Splanchnocranium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

b

A

Het neurocranium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

b Ossa pterygoideum

A

vleugelbeen
Ligt caudaal van het verticale deel van het os palatinum. Het is ventraal zichtbaar. Op de ventrale rand komt een uitstekende punt voor, de hamulus pterygoideus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

b Os vomer

A

ploegschaarbeen
Is een dun, langwerpig bot dat tussen het harde gehemelte en de schedelbasis ligt. Het is ventraal het duidelijkst zichtbaar bij Eq.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

b Os occipitale

A

achterhoofdsbeen
basis
dorsale deel
ventrale deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

b basis v oo

A

Dit bevat de opening waardoor de hersenen in verbinding staan met het ruggemerg, het foramen magnum genoemd. Beiderzijds van dit foramen magnum bevinden zich de achterhoofdsknobbels. Lateraal hiervan bevindt zich aan beide kanten een processus paracondylaris (ook processus jugularis genoemd). Mediaal van de processus paracondylaris bevindt zich een fossa condylaris ventralis die een foramen n hypoglossi bevat waarlangs de n.
hypoglossus (n. XII) naar buiten treedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

b dorsale deel v oo

A

Het dorsale deel wordt de nekvlakte genoemd. Beiderzijds loopt er een crista nuchae die de nekvlakte van het os parietale scheidt. Bij Ru is deze crista
gereduceerd tot een linea nuchae. Dorso-mediaal kan je de protuberantia occipitalis externa (jachtknobbel) voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

b ventrale deel v oo

A

Op de ventrale zijde bevinden zich beiderzijds een tuberculum muscularum waarop de buigers van het hoofd en de nek eindigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

b Os parietale

A

wandbeen
Deze regio wordt ook slaapstreek genoemd. Hier ligt een kauwspier (m. temporalis).
Vanuit de jachtknobbel vertrekt een crista sagittalis externa die in twee splitst en verder uitloopt via de linea temporalis in de processus zygomaticus van het os
frontale.
Inwendig is in de lengterichting een crista sagittalis interna zichtbaar die vastzit op de vergroeiing tussen beide ossa parietalia. Hierop zit een bindweefselplaat
vast die beide hersenhemisferen in twee deelt: falx cerebri. In de dwarse richting bevindt zich een processus tentorius waarop het tentorium membranaceum vastzit, een bindweefselplaat die de grote en kleine hersenen
scheidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

b Os interparietale

A

Is een klein, onpaar beentje dat je soms kan terug vinden tussen de twee ossa parietales. Meestal is het op oudere leeftijd vergroeid met de ossa parietalia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

b Ossa frontalia

A

voorhoofdsbeenderen
Bevat vlak boven de orbitarand 1 à 2 foramina supraorbitalia. Bij de hond is dit foramen afwezig.
De processus zygomaticus vormt de dorso-caudale rand van de orbita. De processus zygomaticus vormt een beenderige verbinding met het os temporale (Eq) en het os zygomaticum (Ru). Bij de hond is de orbita niet volledig gesloten en is er caudaal een lig. orbitale aanwezig.
De processus zygomaticus zet zich naar caudaal verder als linea temporalis die overgaat in de crista sagittalis externa.
Caudo-lateraal vormt het os frontale beiderzijds een processus cornualis die de benige basis is van de hoorn.

25
Q

b Os temporale

A
slaapbeen
bestaat uit drie vergroeide beenderen:
Pars squamosa
Pars tympanica
Pars petrosa
26
Q

b Pars squamosa

A

Vormt samen met het os parietale de laterale vlakte van de schedelholte.
Neemt deel aan de vorming van de jukboog. De processus zygomaticus
vormt het caudale deel van de jukboog. Het caudale deel van de processus
zygomaticus is dorso-ventraal afgeplat en loopt uit op de pars squamosa.
Het ventrale deel van deze uitloper gaat articuleren met de mandibula en vormt zo het kaakgewricht.

27
Q

b Pars tympanica

A

Buitenoor is zichtbaar als porus acusticus externus en geeft toegang tot hetbenig e deel van de uitwendige gehoorgang. Dit kent itt het niet-benige deel
een horizontaal verloop en is kort bij de hond.
Middenoor wordt van het buitenoor gescheiden door het trommelvlies. Het middenoor bestaat uit een cavum tympani dat de 3 gehoorsbeentjes bevat.
De bulla tympanica is een ventrale uitstulping van de trommelholte.

28
Q

b Pars petrosa

A

rotsbeen
Binnenoor: bevat het gehoor en evenwichtsorgaan.
Lateraal van de bulla tympanica komt bij het paard een processus styloideus voor die een synchondrotisch gewricht vormt met het tongbeen.
Caudaal van de uitwendige gehooropening ligt de processus mastoideus.
Caudaal van de porus acusticus externus ligt het foramen stylomastoideum
waarlangs de n. facialis (VII) de schedelholte verlaat.

29
Q

b Ossa sphenoidalia

A

of wiggebeenderen
Vormt het rostrale deel van de schedelbasis en bestaat uit een os basisphenoidale en craniaal hiervan een os presphenoidale. Beide beenderen zijn onpaar en bestaan uit een corpus en twee vleugels

30
Q

b os presphenoidale

A

Het corpus is hol en omsluit twee sphenoidale sinussen die gescheiden zijn door een septum.
De vleugels bevatten een foramen opticum dat leidt naar een canalis opticus waarlangs de n. opticus (n. II) de schedelholte verlaat.

31
Q

b os basisphenoidale

A

Inwendig is in het corpus een uitholling zichtbaar waar de hypofyse op rust, de sella turcica.
De vleugels vertonen meerdere openingen waarlangs kopzenuwen naar buiten treden:
Uit de fissura orbitalis (Ca, Ru)treden de n. ophtalmicus (n. V1), de n. oculomatorius (n. III), de n. trochlearis (n. IV) en de n. abduscens (n. VI) naar het oog. Lateraal hiervan ligt het het foramen rotundum (Ca, Eq) waaruit de n. maxillaris (n. V2) de schedelholte verlaat. Bij Ru zijn deze
twee foramina versmolten tot een foramen orbitorotundum.
Caudaal hiervan ligt het canalis alaris waardoor de a. maxillaris passeert.
Thv de caudale grens van het basisphenoid zijn drie openingen te zien. Het meest dorsaal bevindt zich de fossa (Ca), of incisura (Eq, Ru) carotica waarlangs de a. carotis interna de hersenholte binnentreedt. Via het
foramen ovale (Ca, Ru) of incisura ovale (Eq) treedt de n. mandibularis (n. V3) naar buiten. Door het foramen (Ca) of incisura (Ru, Eq) spinosum lopen hersenvliesbloedvaten.

32
Q

b os ethmoidale

A
Vormt de craniale wand van de schedelholte. De lamina cribrosa scheidt de schedelholte van de neusholte en bevat kleine foramina ethmoidalia waardoor
de reukzenuwen (nn. olfactorii I) van het reukslijmvlies naar de reukhersenen lopen.
Op het os ethmoidale ontspringen de zeefbeenschelpen of ethmoturbinalia, die kunnen opgedeeld worden in kleine, korte ectoturbinalia die verscholen liggen
tussen grote endoturbinalia. Endoturbinale I is het grootst en gaat rostraal over in de dorsale neusschelp of concha nasalis dorsalis. Endoturbinale II ligt tussen de dorsale en de ventrale neusschelp en vormt het benige deel van de
middenste neusschelp of concha nasalis media. De ventrale neusschelp begint op de maxilla.
33
Q

c

A

Mandibula of onderkaak

34
Q

c onderkaak

A

De onderkaak bestaat uit twee helften die vergroeid zijn. De ruimte tussen de snijtanden en de kiezen wordt diastema genoemd en is groot bij Ru. en Eq.
Aan de onderrand van de mandibula kan je een incisura vasorum facialum voelen. Hier loopt de arteria facialis en kan je de pols voelen bij het paard en het rund.
Aan de mediale zijde van de onderkaak bevindt zich het foramen mandibulare, dit geeft toegang tot het canalis mandibularis wat lateraal (ventraal van het diastema) uitmondt in een foramen mentale. Hierin lopen bloedvaten en zenuwen voor de tanden en de onderlip.
Caudaal heeft de onderkaak een uitstekende processus coronoideus met daarachter een afgeronde processus condylaris die articuleert met het os temporale.

35
Q

d

A

Os Hyoideum of tongbeen

36
Q

d Os Hyoideum

A

Bevindt zich mediaal van de onderkaak en geeft ondersteuning aan de tong, de farynx en de larynx. Het bestaat uit verschillende beenstukken.

37
Q

d Basihyoid

A

Is een dwars onpaar bot dat zich aan de basis van de tong bevindt. Craniaal vertoont het een processus lingualis, deze is lang bij Eq, kort bij Ru en afwezig bij
Carn.

38
Q

d Thyrohyoid

A

Is parig aangelegd en loopt van het basihyoid naar de larynx.

39
Q

d Ceratohyoid

A

Zijn twee naar dorsaal gerichte botjes die een verbinding vormen tussen het caudale uiteinde van het basihyoid en het epihyoid.

40
Q

d Epihyoid

A

Verbindt het ceratohyoid met het stylohyoid. Bij Eq is dit een klein beentje

41
Q

d Stylohyoid

A

Is het langste beenstuk van het tongbeen, het is duidelijk lateraal afgeplat bij Eq en Ru.

42
Q

d Tympanohyoid

A

Is bij Eq en Ru een korte en kraakbenige verbinding met de processus styloideus van het os temporale. Bij Carn. is het een bindweefselstrook die aanhecht op de
processus mastoideus van het os temporale.

43
Q

e

A

Paranasale sinussen

44
Q

e Paranasale sinussen

A

Verschillende beenderen van de schedel bevatten luchthoudende holtes die in verbinding staan met de neusholte.

45
Q

e Sinus maxillaris eq

A

De sinus maxillaris is door een septum sinuum maxillarum verdeeld in een sinus maxillaris rostralis en sinus maxillaris caudalis. Deze sinus reikt rostraal tot
tegen het foramen infraorbitale, caudaal tot aan de mediale ooghoek en ventraal tot een tweetal cm onder de crista facialis.
De sinus maxillaris rostralis staat over de infraorbitaalplaat (waarin het canalis infraorbitalis ligt) in verbinding met de sinus conchae ventralis.
De sinus maxillaris caudalis staat via een dorsorostrale ovale opening in verbinding met de sinus conchofrontalis en via een ventrale opening in verbinding met de sinus sphenopalatinus.

46
Q

e Sinus maxillaris ru

A

De sinus maxillaris bevindt zich boven de laatste premolaren en de molaren. De mediale wand wordt gevormd door de infrarbitaalplaat. Boven deze plaat is de
sinus verbonden met de sinus palatinus

47
Q

e Sinus maxillaris car

A

Hebben geen echte sinus maxillaris maar een recessus maxillaris. Deze ligt dorsaal van de scheurkies en de voorlaatste kies. De mediale wand wordt gevormd door de infraorbitaalplaat. De recessus maxillaris reikt van het
foramen infraorbitale tot aan de mediale ooghoek.

48
Q

e Sinus frontalis eq

A

Sinus frontalis

49
Q

e Sinus frontalis ru

A

Kan men opdelen in 4 compartimenten:
sinus frontalis caudalis: loopt uit tot in de processus cornualis en bestaat uit 3 met elkaar verbonden compartimenten.
sinus frontalis rostralis: deze bestaat uit 3 afzonderlijke compartimenten, een sinus frontalis rostralis medialis, intermedialis en lateralis. Deze hebben verbinding met de neusholte.

50
Q

e Sinus frontalis car

A

Kan men opdelen in 3 aparte delen die elk in met de neusholte in verbinding staan: sinus frontalis rostralis, medialis en lateralis. Een Pekinees heeft geen sinus frontalis

51
Q

e Sinus conchae dorsalis en ventralis

A

Holtes gevormd door het caudale deel van resp. de concha nasalis dorsalis en ventralis. Komen voor bij hoefdieren.

52
Q

e Sinus conchae dorsalis en ventralis

A

Holtes gevormd door het caudale deel van resp. de concha nasalis dorsalis en ventralis. Komen voor bij hoefdieren.

53
Q

e Sinus conchae dorsalis en ventralis

A

Bevindt zich bij Eq, Ru, en de kat in het os sphenoidale en staat in verbinding met de sinus palatinus

54
Q

e Sinus conchae dorsalis en ventralis

A

Komt voor bij herkauwers. Staat bij geit en schaap in verbinding met de neusholte en de sinus frontalis lateralis. Bij rund staat hij in verbinding met de sinus
maxillaris.

55
Q

f

A

Tandformules definitief gebit

56
Q

f Hond

A

3I 1C 4P 2M
3I 1C 4P 3M
totaal: 42 tanden
wisselen: 4-6m
scheurkiezen: P4 in de bovenkaak en M1 in de onderkaak
bovenkaak: P4 en M1 hebben 3 wortels; P2, P3, M2 hebben 2 wortels
onderkaak: P2 tot M3 hebben 2 wortels

57
Q

f Kat

A

3I 1C 3P 1M
3I 1C 2P 1M
totaal: 30 tanden
wisselen 4-6m
scheurkiezen: P3 in de bovenkaak, P2 in de onderkaak
bovenkaak: P3 heeft drie wortels; P2 heeft twee wortels; P1 en M1 hebben 1 wortel
onderkaak: P1,2 en M1 hebben twee wortels

58
Q

f paard

A
merrie: 3I 0C 3P 3M totaal: 36 tanden
 3I 0C 3P 3M
hengst: 3I 1C 3P 3M totaal: 40 tanden
 3I 1C 3P 3M
wisselen: I1 op 2,5à3 jaar
 I2 op 3,5à4 jaar
 I3 op 4,5à5 jaar
in de bovenkaak kan een wolfskiesje (P1) voorkomen (zelden in de onderkaak).
59
Q

f rund

A
0I 0C 3P 3M
3I 1C 3P 3M
totaal: 32 tanden
wisselen: rasgebonden
 vroegrijpe rassen: I1 op 2j, I2 op 2,5j, I3 op 3j en C op 4j.
 laatrijperassen half jaar later.