sv bij metacarpus en ossis digitorum manus Flashcards

1
Q

metacarpus eq algemeen

A

3 beentjes
os metacarpale 2,3 en 4
alleen 3 is volledig uitgegroeid en wordt pijp genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

metacarpus eq proximale epifyse

A

facies articularis carpae, maakt gewrichtsvlakte met metacarpale rij
er zijn prox epicondylen maar worden vervangen door de griffelhoofdjes
tuberositas ossis metacarpalis 3, ligt op voorvlakte med en prox onder facies aricularis carpae
aan de palmaire zijwanden zijn er gewrichtsvlakten voor de griffelbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

metacarpus eq diafyse

A

vorm is dwarsovaal

compacta is zeer dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

metacarpus eq distale epifyse

A

caput
een trochlea gevormd door 2 condylen
aan beide zijden nogal vlakke epicondylus
- onder epicondylen vindt je ruwe bandgroeven voor aanhechten van collateraalbanden
- door aanwezigheid van prox sesamsbeenderen loopt kraakbeen aan palmaire vlakte hoger op dan dorsaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metacarpus eq griffelbeentjes

A

2 en 4 zijn rudimentair
griffelhoofdjes of capitulus
- dienen als epicondylus voor pijp
- 2 draagt bijna uitsluitend os carpale 2 en is daarom wat beweeglijker -> gevaar voor exostosen, schiefels
corpus eerst driehoekig en later staafvormig
vormen eerst syndesmose met 3 en later synostose
kleine verdikking distaal , griffelbeenknopje of caput

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

metacarpus ru algemeen

A

bestaat uit 3 en 4 deze zijn met elkaar vergroeid
er is ook 5 maar deze is rudimentair
5 lijkt op een kegeltje met punt naar beneden, bij cap evt afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

metacarpus ru 3 en 4

A

niet volledig met elkaar vergroeid, distale einden zij met een trochlea zelfstandig gebleven
- elke trochlea heeft een gewrichtsvlakte met sagitaalkam en articuleert met een digitus
-tussen beide trochlea situeert zich een incisura intercapitalis
tuberositas ossi metacarpus 3 is goed gevormd
facies dors heeft in het midden een verticale ondiepe gleuf, sulcus longitudinalis dorsalis
- meestal prox en altijd distaal een periforerend kanaal naar palmair, canalis metacarpi prox et dist
ook aan de palmaire vlakte zit een lichte vaatgleuf, sulcus long palm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metacarpus su

A

4 pijpbeenderen

  • 2 middenste zijn axiale pijpbeenderen, 3 en 4
    • staan dicht tegen elkaar en draen 2 steunvingers
    • distale faciei articularis draen axiaal grotere gewrichtenvlakken
  • 2 buitenste of abixiale pijpbeenderen, 2 en 5
    • zijn veel zwakker en korter
    • dragen bijklauwen die de grond normaal gesproken niet raken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

metacarpus car

A

5 pijpbeenderen, waarvan de duim apart staat en klein is
- 1, duim, is veel korter en raakt de grond ook niet meer
vd 4 meest lat zij 2 middenste, axiale pijpbeenderen
terwijl de 2 buitenste zijn de abaxiale pijpbeenderen en zijn korter
de 4 pijpbeenderen dragen 4 steunvingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ossis digitorium manus been 1

A

kootbeen, phalanx prox of os compedale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ossis digitorium manus been 2

A

kroonbeen, phalanx media of os coronal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ossis digitorium manus been 3

A

hoefbeen, phalanx distalis of os ungulare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ossis digitorium manus eq algemeen

A

enige vinger bestaat ui 3 falangen, deze vormen een rechte lijn die schuin staat met de pijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ossis digitorium manus eq been 1 algemeen

A

dorsopalmair afgeplat, kort been, da schijn naar voren gericht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ossis digitorium manus eq been 1 proximale epifyse

A

basis phalangis prox, draagt fovea articularis wat het neg is vd trochlea vd pijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ossis digitorium manus eq been 1 diafyse

A

draagt 2 beenlijsten vertrekkend van epicondylen

- komen samen in v vorm, aldus een driehoekige verhevenheid: trigonum phalangis prox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ossis digitorium manus eq been 1 distale epifyse

A

caput phalangis mediae

vertoon een gewrichtsvlakte met in midden een ondiepe gleuf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ossis digitorium manus eq been 2 algemeen

A

is half de lengte van kootbeen

19
Q

ossis digitorium manus eq been 2 prox epifyse

A

basis phalangis mediae
heeft een zadelvormige fovea articularis
dors et prox staat een uitsteeksel, proc extensorius
achteraan uitstekende beenlijsten, torus palmaris of tuberositas flexoria
-draagt glijvlakte voor pees vd diepe buiger

20
Q

ossis digitorium manus eq been 2 distale epifyse

A

caput phalangis mediae

bezit een trochlea waarvan kraakbeen palmair hoger oploopt dan dorsaal

21
Q

ossis digitorium manus eq been 3 algemeen

A

wijkt in vorm af van andere vingerleden, vorm ve hoef
corpus met zijdelings 2 achterwaarts gerichte hoefbeentakken, proc palmaris lateralis et medialis
- hierop staat een groot verlengstuk van kraakbeen, hoefkraakbeen of cartilago ungularis lat et med, verbeent op latere leeftijd

22
Q

ossis digitorium manus eq been 3 vlakken hoefbeen

A

gewrichtsvlakte
wandvlakte
zoolvlakte

23
Q

ossis digitorium manus eq been 3 gewrichtsvlakte

A

facies articularis ligt bovenaan en lijkt op fovea articularis van kroonbeen met palm een klein randje kraakeen, facies articularis sesamoidea voor straalbeen

24
Q

ossis digitorium manus eq been 3 wandvlakte

A

facies parietalis, vormt rug en zijvlakte vn hoefbeen
ruw voor aanhechting van hoefvormend weefsel
2 grote groeve, sulcus parietalis la et med voor dorsalen hoefbeenarteries
tussen gewrichtsvlakte en wandvlakte ligt kroonrand, margo coronalis in midden hoog uitlopend op proc extensorius

25
Q

ossis digitorium manus eq been 3 zoolvlakte

A

facies solaris
ligt onderaan
linea semilunaris verdeeld het in dorsale planum utaneum en in het palmaire facies flexoria
op buigvlakte 2 vaatgroeven, sulcus solearis lat et med, die langs for doleare lat et med in canalis solearis eindigen
margo solearis, voorrand met daarin eq typisch een kleine holle uitsparing: crena marginis solearis

26
Q

ossis digitorium manus eq sesambeenderen

A

ossis sesamoidea phalangis proximalis

os sesamoideum phalangis distalis

27
Q

ossis digitorium manus eq ossis sesamoidea phalangis prox

A

achter distale epifuse van pijp, bij kogelgewricht, 2 sesambeenderen
distale basis verbindt aan kootbrrn en kroonbeen, door lig

28
Q

ossis digitorium manus eq os sesamoideum phalangis dist

A

straalbeen
dwarsliggend, spoelvormig hulpbentje op achtervlakte hoefgewricht tussen kroonbeen en hoefbeen, tussen hoefbeentakken
facies articularis bedekt met kraakeen voor gewrichtsvorming met kroonbeen en hoefbeen
margo prox, insertie voor peesstrook van diepe buiger
margo disalis, ontspringt een band te verbinding met hoefbeen

29
Q

ossis digitorium manus bo algemeen

A

2 volkomen ontwikkelde vingerrs, steunvingers

2 rudimentaire bijklauwen zijn niet mer benig verbonden aan skelet

30
Q

ossis digitorium manus bo been 1 proximale epifyse

A

basis phalangis prox
heeft een holle geewrichtsvlakte, fovea aricularis door saggitaalgroeve verdeeld in een grote abiaxiale vlakte en een smallere axiale, distaler liggende vlakte

31
Q

ossis digitorium manus bo been 1 diafyse

A

corpus phalangis prox
palmair, in het midden beiderzijds een knobbel waarvan een bevestigingsband van buigpezen vasthangt
geen trigonum

32
Q

ossis digitorium manus bo been 1 distale epifyse

A

is smaller dan prox
een schuinlopende groeve verdeeld in 2 condylen, wwaarvan axiale kleiner meer distaal gelegen is
tgv schuinlopen der gewrichtsvllakten wijken vingers weinig uit elkaar

33
Q

ossis digitorium manus bo been 2 basis phalangis mediae

A

vormt gewrichtsvlakte, fovea articularis en vertoont een schuinlopende beenkam
axiale vlakte is kleiner dan abaxiale
dorsale rand gewrichtsvlakte vorm proc extendorius
palmaire rand wordt begrensd door een uitstekende beenlijst, torus palmaris waarvan de hoeken palmair uitsteken als proximale bandknobbels

34
Q

ossis digitorium manus bo been 2 diafyse

A

corpus phalangis mediae dorsaal ingesnoerd voor dorsale kroonbeenarterie

35
Q

ossis digitorium manus bo distale epifyse

A

omvat een trochlea, phalangis mediae, door een schuinlopende groeve verdeeld in 2 condylen
gewrichtsvlakken lopen spits naar dorsale zijde toe
alleen axiaal is er een bandgroeve met bandknobbel voor gekruiste tussenkauwbanden

36
Q

ossis digitorium manus bo been 3 algemeen

A

vorm van klauwen samengenome zelfde als hoefbeen
gewrichtsvlakte: facies articularis, bevat ook een palmaire kleine gewrichtsvlakte, facies articularis sesamoidea voor straalbeentje, axiale deel dieper dan abaxiale
wandvlakte en zoolvlakte komen samen in een scherpe draagrand, margo solaearis
geen hoefkraakbeenderen

37
Q

ossis digitorium manus bo been 3 wandvlakte

A

facies parentalis, licht uitgehold axiaal en gewelfd abaxiaal
abaxiale vlakte zit een vaatgleuf, sulcus parientalis die leid naar parietaal foramen
axiale vlakte draagt soms ook een gleuf
prox einde van axiale zijde klauwbeenderen situeert zich for axiale waarin axiale digitaalarteries verdwijnen

38
Q

ossis digitorium manus bo been 3 kroonrand

A

margo coronalis tussen gewrichtsvlakte en wandvlakte beva dorsoaxiaal een uitsteeksel: proc extensorius, palmair op zoolvlakte is ruwe tuber flexorium

39
Q

ossis digitorium manus bo sesambeenderen

A

prox sesambeenderen

straalbeentje

40
Q

ossis digitorium manus bo prox sesambeenderen

A

aan ieder kogelgewricht liggen palmair 2 sesambeenderen

41
Q

ossis digitorium manus bo straalbeentje

A

1 straalbeentje aan elk klauwgewricht
facies articularis voor contact met kroonbeen µfacies flexoria, gladde vlakte glijdt diepe buigpees
margo prox, peesstrook van diepebuiger vast
margo dist, zit met een band vast aan een klauwbeen

42
Q

ossis digitorium manus bo bijklauwen

A

2 rudimentaire vingers, overeenkomend met stralen 2 en 5
verbonden met BW
raken de grond niet en bestaan uit 2 falangen, phalanx media en phalanx distalis, maar vaak alleen phalanx distalis

43
Q

ossis digitorium manus car

A

5 vingers, waarvan 4 seunvingers
2 axiale lijne langer dan de 2 abaxiale
duim is de kortste, want bezit geen 2de lid, bij de duim slechts 1 klein sesambeen
straalbeentje is meestal kraakbenig
bij ca komen dorsaal van 1ste 2 vingergewrichten dorsale sesambeentjes voor, ossa sesamoidea dorsalia die meestal kraakbenig blijven