sv bij metacarpus en ossis digitorum manus Flashcards
metacarpus eq algemeen
3 beentjes
os metacarpale 2,3 en 4
alleen 3 is volledig uitgegroeid en wordt pijp genoemd
metacarpus eq proximale epifyse
facies articularis carpae, maakt gewrichtsvlakte met metacarpale rij
er zijn prox epicondylen maar worden vervangen door de griffelhoofdjes
tuberositas ossis metacarpalis 3, ligt op voorvlakte med en prox onder facies aricularis carpae
aan de palmaire zijwanden zijn er gewrichtsvlakten voor de griffelbeentjes
metacarpus eq diafyse
vorm is dwarsovaal
compacta is zeer dik
metacarpus eq distale epifyse
caput
een trochlea gevormd door 2 condylen
aan beide zijden nogal vlakke epicondylus
- onder epicondylen vindt je ruwe bandgroeven voor aanhechten van collateraalbanden
- door aanwezigheid van prox sesamsbeenderen loopt kraakbeen aan palmaire vlakte hoger op dan dorsaal
metacarpus eq griffelbeentjes
2 en 4 zijn rudimentair
griffelhoofdjes of capitulus
- dienen als epicondylus voor pijp
- 2 draagt bijna uitsluitend os carpale 2 en is daarom wat beweeglijker -> gevaar voor exostosen, schiefels
corpus eerst driehoekig en later staafvormig
vormen eerst syndesmose met 3 en later synostose
kleine verdikking distaal , griffelbeenknopje of caput
metacarpus ru algemeen
bestaat uit 3 en 4 deze zijn met elkaar vergroeid
er is ook 5 maar deze is rudimentair
5 lijkt op een kegeltje met punt naar beneden, bij cap evt afwezig
metacarpus ru 3 en 4
niet volledig met elkaar vergroeid, distale einden zij met een trochlea zelfstandig gebleven
- elke trochlea heeft een gewrichtsvlakte met sagitaalkam en articuleert met een digitus
-tussen beide trochlea situeert zich een incisura intercapitalis
tuberositas ossi metacarpus 3 is goed gevormd
facies dors heeft in het midden een verticale ondiepe gleuf, sulcus longitudinalis dorsalis
- meestal prox en altijd distaal een periforerend kanaal naar palmair, canalis metacarpi prox et dist
ook aan de palmaire vlakte zit een lichte vaatgleuf, sulcus long palm
metacarpus su
4 pijpbeenderen
- 2 middenste zijn axiale pijpbeenderen, 3 en 4
- staan dicht tegen elkaar en draen 2 steunvingers
- distale faciei articularis draen axiaal grotere gewrichtenvlakken
- 2 buitenste of abixiale pijpbeenderen, 2 en 5
- zijn veel zwakker en korter
- dragen bijklauwen die de grond normaal gesproken niet raken
metacarpus car
5 pijpbeenderen, waarvan de duim apart staat en klein is
- 1, duim, is veel korter en raakt de grond ook niet meer
vd 4 meest lat zij 2 middenste, axiale pijpbeenderen
terwijl de 2 buitenste zijn de abaxiale pijpbeenderen en zijn korter
de 4 pijpbeenderen dragen 4 steunvingers
ossis digitorium manus been 1
kootbeen, phalanx prox of os compedale
ossis digitorium manus been 2
kroonbeen, phalanx media of os coronal
ossis digitorium manus been 3
hoefbeen, phalanx distalis of os ungulare
ossis digitorium manus eq algemeen
enige vinger bestaat ui 3 falangen, deze vormen een rechte lijn die schuin staat met de pijp
ossis digitorium manus eq been 1 algemeen
dorsopalmair afgeplat, kort been, da schijn naar voren gericht is
ossis digitorium manus eq been 1 proximale epifyse
basis phalangis prox, draagt fovea articularis wat het neg is vd trochlea vd pijp
ossis digitorium manus eq been 1 diafyse
draagt 2 beenlijsten vertrekkend van epicondylen
- komen samen in v vorm, aldus een driehoekige verhevenheid: trigonum phalangis prox
ossis digitorium manus eq been 1 distale epifyse
caput phalangis mediae
vertoon een gewrichtsvlakte met in midden een ondiepe gleuf