banden Flashcards

1
Q

ligamentum atlanto-axialis dorsalis

A

lig interspinale

verbint tuberculum dorsalis atlasmet voorzijde crista axis, is voortzetting van lig supraspinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

membrana atlanto-axialis dorsalis

A

verbindt caudale rand arcus dorsalis atlas en craniale rand arcus axis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

membrana tectoria

A

verbindt bovenzijde corpus axis met onderzijde foramen magnum, verbonden met lig longitudinale dorsale en ligg transversa atlantis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dorsale ligamenten

A

lig atlanto-axialis dorsalis
membrana atlanto-axialis dorsalis
membrana tectoria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

banden van tand

A

bij ru en eq 2 banden
lig dento atlanticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lig apicis dentis

A

overblijfsel notochorda, verbindt apex dentis met pars basiliaris van os occipitale, enkel sterk bij car, su en ho

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ligg alaria

A

zijranden verbinden zijrand tand met occipitaalcondylen (car) of met onderrand foramen magnum(su)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ligg transversa atlantis

A

van dens axis naar laterale zijde van atlas enkel bij car en su

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lig atlanto-axiale ventrale

A

verbindt bij ru en eq tuberculum ventrale , atlas met crista ventralis axis -> zwak bij car en su

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ligamentum longitudinale ventrale

A

onderzijde wervellichaam en tussenwervellichaam

van achterste rugwervel tot sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ligamentum longitudinale dorsale

A

bodem van wervelkanaal

van axis naar sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ligamentum supraspinale

A

onpare band, voortzetting va nekstreng over spinaaluitsteeksels van schoft tot sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ligamentum nuchae

A

pare nekstreng

pare nekplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

funiculus nuchae

A

pare nekstreng
niet bij fe en su
van occiput (car axis) naar 2de spinaaluitsteeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lamina nuchae

A

pare nekplaat
niet bij car en su
craniaal: ontspringt aan spinaaluitsteeksel
caudaal: ontspringt thv C6-C7
eindigd aan spinaal uitsteeksel T1
bij hals wervels verenigd zij zich met de nekwervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ligg interarcuale

A

overbruggen spatia interarcualia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ligg interspinalia

A

fibreuze band tussen spinaaluitsteeksels van 2 opeenvolgende wervels in rug en lendestreek
bij car vervangen door spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ligg intertransversaria

A

tussen dwarsuitsteeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lig radiatum

A

vanuit caput costea

ventraal collom costae breed uitstralend naar ondervlakte 2 opeenvolgende wervellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lig intra articulare

A

vanuit caput costea
ontspringt in sulcus capitis costae en bestaat uit 2 schenkeltjes,
craniale deel hecht vast aan dorsale vlakte vorige wervellichaam
caudaal deel aan corpus zelfde nummer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

lig intercapitalis

A

vanuit caput costea
verbindt als dwarslopend plat bandje linker en rechter ribbenhoofden van hetzelfde lichaamsegment, onder lig longitudinale dorsale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lig costotransversarium

A

vanuit tuberculum costea

van dorsaal collom costea via fovea costalis cranialis naar dwarsuitsteeksel of naar basis van wervelboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

lig tuberculi costea

A

van tuberculum costea naar processus transversum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ligg sternocostalia radiata

A

zowel dorsaal als ventraal, bovenop elk gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

membrani sterni

A

bindweefselmembraan ventraal van sternum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

lig costo-xiphoideum

A

tussen laatste ware rib en cartilago xiphoidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

lig radioulnare

A

verbindt distale delen van radius en ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

lig collaterale cubiti laterale

A

verbindt bandgroeve op strekknobbels, epicondylus lateralis van humerus met laterale tuberositas op radius, radiale schenkel en met ulna via ulnaire schenkel
niet bij eq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

lig collaterale cubiti mediale

A

verbindt bandgroeve op buigknobbel, epicondylus medialis van humerus met mediale epicondylus radius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

lig collaerale cubiti mediale pars longum

A

naar rudiment pronator teres en pars brevis,normale zijdelingse band
enkel ru en eq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

membrana interossea antebrachii

A

bindweefselplaat, voor het afsluiten van het spatium interosseum, bij alle diersoorten aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

car heeft 3 extra structuren bij ellenboog gewricht

A

lig anulare radii
lig interosseum antbrachii
lig radioulnare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

lig anulare radii

A

buigvlakte van cubitus tussen laterale en mediale processus coronoideus loopt, loopt onder collateraalbanden door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

lig interosseum antbrachii

A

lateraal naast membrana interossea antebrachii ligt, verbindt radius en ulna net boven midden van de onderarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

lig radioulnare

A

ligt helemaal distaal en verbindt radius en ulna craniaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

ligg collateralia

A

collateraalbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

lig collaterale carpi laterale

of lig collaterale ulnare

A

loopt van proc. styloideus lateralis naar carpus en meest lateraal gelegen os metacarpale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

lig collaterale carpi mediale

of lig collaterale radiale

A

loopt bij teen gangers van proc styloideus medialis naar carpus en meest mediaal gelegen os metacarpale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

ligg antebrachiocarpea

A

onderarm-polsbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

lig carpi palmare profundum

A

vrije dikke, plaatvormige band op buigvlakte van pols

van crista transversua, radius naar proximaal aan metacarpus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

de 3 banden gaat holle knieen tegen

A

lig radiocarpale palmare
lig ulnocarpeum palmare
lig carpi radiatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

lig radiocarpale dorsale

A

vormt versterking op dorsale vlakte van carpus van membrana fibrosa
loopt van craniodistaal op radius naar dorsaal op os carpi ulnare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

ligg intercarpea

A

intercarpaalbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

ligg intercarpalia dorsalia

A

elastische verbindingen vormen tussen buurbeentjes binnen of tussen rijen over gewrichten heen, niet bij eq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

ligg intercarpalia palmaria

A

moeilijk te onderscheiden van ander ligamenteneuze structuren in buurt, zoals oorsprongspees v mm interossei

46
Q

ligg intercarpalia interossea

A

in de ruimte tussen de karpaalbeenderen

47
Q

ligg carpometacarpea

A

pols-middenhandbanden

48
Q

ligg carpometacarpea dorsalia et palmaria

A

palmaire banden zijn moeilijkst terug te vinden

49
Q

ligg ossis carpi accesorii

A

haakbeenbanden

50
Q

geef de 4 haakbeenbanden

A

lig accessorioulnare
lig accessoriocarpoulnare
lig accessoriometacarpeum
lig accessorioquartale Ru en Eq

51
Q

collateraalbanden bij het kogelgewricht

A

verbinden mediaal en lateraal bandgroeve van trochlea v pijp met bandknobbel v eerste falanx

52
Q

lig metacarpo-intersesamoïdeum

A

sesambeentjes zijn aan hun bovenrand door een diepe band met palmaire vlakte pijp verbonden, typisch eq

53
Q

lig sesamoideum collaterale mediale et laterale

A

verbinden sesambeentjes zijdelings met kootbeen

deze collateraalbanden stralen uit in colateraalbanden v kogel

54
Q

ligg sesaoidea cruciata

A

2 gekruiste bandjes

v basis sesambeentje naar tegenovergestelde epicondylus van kootbeen

55
Q

lig sesamoideum rectum

A

verbindt basis sesamsbeentjes met leuning kroonbeen

enkele diepere vezels eindige op trigonom kootbeen

56
Q

ligg sesamoidea obliqua

A

verbinden elk afzonderlijke basis sesambeentje met beenlijst op achtervlakte kootbeen, trigonum

57
Q

ligg sesamoidea brevia

A

intersesamoidea
massa korte bandjes
verbinden sesambeentjes onderling
vormt kraakbeenachtige glijvlakte voor buigpezen

58
Q

ligg palmaria

A

lopen van achtervlakte kootbeen naar leunig kroonbeen
2 axiale, palmaire
2 abaxiale, lateraal en mediaal

59
Q

2 axiale palmaria

A

omvatten aanhechting lig sesamoideum rectum

60
Q

2 abaxiale palmaria

A

verbindenbeenknobbels aan zijvlakten kootbeen met uiteinden van leuning van kroonbeen

61
Q

ligg collateralia

A

zijn zeer kort maar sterk

lopen schuin omdat bandgroeve van trochlea v kootbeen meer dorsaal en epicondylen v kroonbeen meet palmair gelegen zijn

62
Q

lig chondro-coronale

A

bandgroeven v kroonbeen verbonden met voorrand hoefkraakbeen

63
Q

lig sesamoideum distale collaterale

A

verbindt bovenrand straalbeentjes beiderzijds in bandgroeve trochlea kootbeen

64
Q

lig sesamoideum distale impar

A

verbindt onderrand straalbeentjes naar palmaire rand gewrichtsvlakte hoefbeen

65
Q

lig chondro-sesamoidea

A

z-band

verbindt uiteinden straalbeentje met proximale, axiale rand hoefkraakbeen en met proc palmaris v hoefbeen

66
Q

ligg chondrocompedalia

A

verbinden proximo-palmaire hoek hoefkraakbeen met trochlea kootbeen

67
Q

ligg vhondrocoronalia

A

verbinden proximo-dorsale hoek hoefkraakbeen met trochlea kroonbeen

68
Q

lig chondroungularia collateralia

A

verbinden onderrand hoefkraakbeen met proc palmaris hoefbeen

69
Q

ligg chondro ungularia cruciata

A

verbinden axiale vlakte hoefkraakbeen met uiteinde proc palmaris andere zijde

70
Q

lig intersesamoideum interdigitale

A

tussen axiale sesambeentjes

71
Q

lig interdigitale proximale

A

kort, dik, proximaal en tussen kootbeenderen

72
Q

lig interdigitale distalia

A

paar en gekruist

73
Q

lig sacroiliaca ventralia et interossea

A

vezels die het gewrichtskapsel versterken aan ventrale zijde

74
Q

lig sacroiliacum

A

dorsale breve et logum

75
Q

dorsale breve

A

v tuber sacrale nar proc mammaliaris (ca en su)

spinosus (ru begin, eq midden sacrum)

76
Q

lig sacratuberale

A

brede bekkenband

77
Q

brede bekkenband

A
fe geen
ca smal lig, v proc articularis s en co 1 nar tuber ischiadicum
ung in 2 opgesplitst
spinadeel: lig sacro-iliacum
zitbeendeel: lig sacro- ischiadicum
78
Q

lig capitis ossis femoris

A

v fossa acetabuli via de incisura acetabuli naar fovea capitis femoris

79
Q

lig acceorium ossis femoris

A

enkel bij eq
lateraalwaartse afsplitsing vd pees v m rectus abdominis die nar lig pubicum craniale gaat
versmolten met lig capitis ossis femoris in de fovea capitis femoris

80
Q

lig transversum acetabuli

A

overspant de incisura acetabuli

houdt daardoor lig capitis ossis femoris en lig accessorium ossis femoris op de goede plek

81
Q

lig tibiale craniale menisci lateralis

A

vd cran hoek vd lat meniscus nar fossula intercondylaris cranialis lateralis

82
Q

lig tibia craniale menisci mediales

A

v cran hoek vd med meniscus nar fossula intercondylaris cranialis mediales

83
Q

lig tibiale caudale menisci lateralis

A

vd caud hoek vd meniscus nar incisura mi poplitei

84
Q

lig tibiale caudale menisci medialis

A

vd caud hoek vd mediale meniscus nar fossula intercondylaris caudalis

85
Q

lig meniscofemoralis

A

v caudaal op laterale meniscus nar fossula femurcondyl

86
Q

lig transversum genu

A

enkel bij ca en bo

van cran hoek mediale meniscus nar cran hoek laterale meniscus

87
Q

femore-tibiaalbanden

A

lig collaterale laterale
lig collaterale mediale
lig cruciatum craniale
lig cruciatum caudale

88
Q

lig collaterale laterale

A

v epicondylus lateralis femoris nar laterale epicondylus tibia en caput fibulae

89
Q

lig collaterale mediale

A

v epicondylus medialis femoris nar epicondylus medialis tibia zendt vezels nar mediale meniscus

90
Q

lig cruciatum craniale

A

vd axiale zijde vd laterale femurcondyl nar fossula intercondylaris centralis tibae

91
Q

lig cruciatum caudale

A

v axiale zijde mediale femurcondyl nar fossula intercondylaris caud tibiae en incisura poplitea tibiae

92
Q

femoro- patellaire banden (2)

A

lig femoro-patellare laterale

lig femoro-patellare mediale

93
Q

lig femoropatellare mediale

A

v epicondylus medialis femoris nar mediale zijkant patellabasis
ca band zeer zwak -> versterkt vh mediale vesaliusbeentje

94
Q

lig patellae (intermedium)

A

bo en eq -> 1 vd 3 recht patellabanden

bij andere de enige tibio-patellare band

95
Q

lig patellae mediale

A

bo en eq

v fibrocartilago patellae nar med op de tuberositas tibiae

96
Q

lig patellae loopt van

A

apex patella nar
mediaal v crista tibiae in bandgroeve (eq)
proximaal op crista tibiae (bo)
tuberositas tibiae bij andere dieren

97
Q

lig femoropatellare laterale

A

loopt v epicondylus lateralis femoris naar lateraal patellabasis
ca zeer zwak en vertrekt vanaf laterale vesaliusbeentjes

98
Q

lig patellae laterale

A

enkel bij bo en eq
van laterale zijwand vd patella naar
proximaal op crista tibiae (eq)
lateraal op de tuberositas tibiae (bo)

99
Q

membrana interossea cruris

A

pezige membraanstructuur is tussen de tibia en de fibula aanwezig bij niet-herkauwers

100
Q

lig collaterale tarsi laterale longum

A

loopt v malleolus lateralis naar proximolateraal op de metatarsus
geeft onderweg schenkels af naar de tarsaalbeentjes
insertie vd hoofdschenkel versmelt bij car met de insertie vh pars calcaneometatarsea niet versterkt vd laterale enkel maar vh hielbeen

101
Q

lig collaterale tarsi laterale breve

A

van malleolus lateralis nar de calcaneus, 2 strengen bij car en 1 streng bij ru, of nar calcaneus en talus bij eq 2 strengen

102
Q

lig calcaneometatarsea (lateralis)

A

ru

tussen calcaneus en metatarsus 4

103
Q

lig collaterale tarsi mediale longum

A

v malleolus mediale nar proximediaal op metatarsus

geeft onderweg schenkels af nar de mediale tarsaalbeenderen

104
Q

lig collaerale tarsi mediale breve

A

v malleolus mediale nar talus en calcaneus

105
Q

LCTMB bij car

A

splitst vd hielbeenschenkel ene tak af, lctmb distale die vermeldt met de lange mediale collateraalbanden

106
Q

LCTMB bij bo

A

bestaat deze verbindingsschenkel ook mar hij straalt distaal breed uit, zodat hij ook contact maakt met de mediale tarsaalbeenderen

107
Q

lig tarsi dorsale obliquum

A

v med talus nar med en axial beentjes tarsus/metatarsus
vooral bij eq breed uitwaaierend
ontbreekt bij car

108
Q

lig planare longum

A

plantair vd calcaneus, bij car enkel vanaf distaal nar lat beentjes v tarsus en metatarsus
sterkste ligament
als dit lig zwak is -> knik in sprong -> hazenhak

109
Q

longitudinale banden

A

ligg interirdinarii

110
Q

dwarsbanden

A

ligg intraordinarii