achterbeen Flashcards

1
Q

achterbeen

A

membri pelvinum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bekkengordel

A
cingulum membri pelvini
os coxar:
-darmbeen = os ilium
- schaambeen = os pubis
- zitbeen = os ischium
pelvis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

skeleton femoris

A
dijbeen = os femoris
knieschijf = patella, samen met d meniscussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

skeleton cruris

A
scheenbeen = tibia
kuitbeen = fibula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

skelet pedis

A

voetwortelbeenderen = ossa tarsi
middenvoetbeenderen = ossa metatarsalia 1-4
ossis digitorum pedis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ossa tarsi

A
crurale rij
- hielbeen: calcaneus
- katrolbeen: talus
intertarsale rij
metatarsale rij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ossis digitorum pedis

A
kootbeen
kroonbeen
hoef-, klauw-, nagelbeen
sesambeenderen
- proximale sesambeenderen
- distale sessambeenderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

heiligbeen

A

os sacrum
ontstaan uit vergroeiing sacraalwervels tot een been
driehoekige vorm -> bij car vierhoekig
facies pelvina, onderzijde met linea transversae, dwarse groeven
extremitas cranialis et caudalis
promontorium: cranioventrale rand eerst wervellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitsteeksels membri pelvini

A

spinaaluitsteeksels soms helemaal vergroeid
dwarsuitsteeksels vergroeid: pars lateralis
craniaal deel pars lateralis: sacraalvleugel, ala ossis sacri
- draagt aan boven vlakte gewrichtsvlakte, facies auricularis voor os ilium
for intervertebrelia door versmelting dwarsuitsteeksels
- verdeeld in for sacralia dorsalia en ventralia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cingulum

A

2 heupbeenderen of ossa coxae
bekkengordel
in jeugd nog aparte beenderen , voornamelijk thv acetabulum
L+R zit- en schaambeen vergroeien met elkaar in de mediaanlijn tot symphysis
- eerstte synchondrosis en later synostosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

os ilium

A
driehoeksvorm
- corpus ossis illi, de punt tot in acetabulum
- ala ossis illi, de basis
incisura ischiadica major
spina ischiadica
darmbeenzuil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ala ossis illi

A

voorrand vd darmbeenvleugel verbindt als crista iliaca
2 uitsteeksel
- laterale heupknobbel of tuber coxae
- mediale heupknobbel of tuber sacrale
buitenvlakte: facies glutea, aanhechting van bilspieren beenlijsten doen ontstaan: linea glutea
binnenvlakte: facies sacropelvina is lateraal glad, facies ilaca en draagt mediaal een ruwe tuberositas iliaca
- hierop bevindt zich de oorvormige vlakte of facies auricularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

incisura ischiadica major

A

vanaf het einde vd tuber sacrale loopt er een grote inzinking in de dorsomediale rand van darmbeenvleugel en darmbeenzuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spina ischiadica

A

vlak voor het acetabulum gaat het over in beenkam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

darmbeenzuil draagt bij ventraal zicht

A

mediaal een beenlijst, linea arcuata die loopt op het tuber m. psoas minoris
vlak voor het acetabulum liggen dan nog de area lateralis m. rectus femoris en de area medialis m. rectus femoris, dit zijn lichte groeven waarin deze spier zich vasthecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

os pubis

A

vormt craniale deel vd bekkenbodum en bestaat uit 3 delen
corpus ossis pubis
ramus cranialis ossis pubis
ramus caudalis ossis pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ramus cranialis ossis pubis

A

voorrand is het pecten ossi pubis, lateraal begrensd door de eminentia iliopubica
ventrale vlakte draagt eq een darse gleuf, sulcus lig accessorri femoris, die uitloopt in de incisura acetabulli en waarin het lig accessorium rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ramus caudalis ossis pubis

A

de caudale tak vormt aan de mediale zijde mee de symphysis pubica en loopt caudaal zonder duidelijk grens over in de ramus caudalis ossis ischii
takken vh schaambeen vormen voorste en mediale grens vh for obturatorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

os ischii

A

het grootste deel is het zitbeentafel, tabula ossis ischii die met zijn spiegelhelft de symphysis ischiadica vormt
caudaal deel vd symphysis pelvina
vd tafel vertrekken
- de ramus ossis ischii
- corpus ossis ischii
- caudolateraal op de tabula vinden we de zitbeenknobbel, tuber ischiadicum
caudomediaal op het os ischii is een insnoering te vinden, die vormt samen met de buur arcus ischiadicus
ventraal is er de crista sympysialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

acetabulum

A

plaat van samenkomst vd 3 beenderen
gewrichtskraakbeen vormt de facies lunata en is halvemaanvormige rond een centrale, ruwe vlakte: fossa acetabuli
labium acetabulare, kraakbeenrand, omzoomt de gewrichtskom is caudomediaal onderbroken en vormt aldus een incisura acetabulli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bekkenkanaal en bekkenafmetingen

A

de bekkengordel vormt samen met het heiligbeen een gesloten beenderig kanaal wat taken heeft:

  • stuwkracht vh achterbeen op de wervelkolom overbrengen
  • de last vd wervelkolom op de femur overdragen
  • aanhechting voor zware spiermassa’s voorzien
  • doorgang verlenen aan de vrucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bekkenkanaal bestaat uit

A
  • bekkeningang
  • bekkenholte
  • bekkenuitgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bekkeningang gevormd door

A

linea terminalis lopend vh craniaal einde vd symfyse over het pecten
eminentia iliopubica
linea arcuata
iliosacraalgewricht
langs de vleugel en de extremitas cranilis vh sacrum naar de andere zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bekken ingang

A

apertura pelvis cranialis
vrouw cirkelvormig, man eivormig met stomp uiteinde
1. de verticale doorsnede, diameter verticalis, is een loodrechte lijn vh craniaal einde vd symfyse naar het dak vd bekkenholte
2. met diameter conjugata, vera, afstand tussen het craniaal einde vd symfyse en het promontorium
3. d hoek tussen de conjugata en de verticale noemt men de inclinatio pelvis
4. de horizontale doorsnede, diameter transversa, wordt meestal genomen tussen de aanhechtingsknobbels vd m. psoas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

cavum pelvis

A

bekkenholte begint achter linea terminalis
dorsaal begrensd door facies pelvina en de ventrale vlakte vd staartwervels
lateraal door de darmbeenzuil met spina ischiadica
ventraal door rami vh schaambeen en het zitbeen
bekkenbodem: solum pelvis osseum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

apertura pelvis caudalis

A

bekkenuitgang
ventraal begrensd door arcus ischidiadicus
bij grote dieren zijdelings door de brede bekkenbanden
dorsaal door de staartwervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

os femoris

A

femur of dijbeen
breed cylindrisch pijpebeen
het sterkste been vh hele skelet
het voorste deel vd distale epifyse wordt trochlea femoris genoemd, wordt gevormd door 2 evenwijdige verticale beenkammen waarvan de medicale bij he bo en het eq de grootste is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

proximale epifyse v femur

A

breed
halfbolvormige gewrichtskop, caput femoris
lateral vinden we een zwaar uitsteeksel, trochanter major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

caput femoris

A

steekt sterk naar mediaal uit
vertoont onder mediaal een bandgroeve, fovea capitis femoris
is slechts bij car en su door een duidelijke insnoering, collum femoris vd femur gescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

trochanter major

A

bij eq door een insnijding, incisura trochanterica, gedeeld in een pras cranialis en caudalis gedeeld
zijn achtervlakte is mediaal uitgehold tot fossa trochanterica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

diafyse vd femur

A

recht
draagt mediaal en proximaal een kleine trochanter minor
ong op zelfde hoogte ligt lat de trochanter tertius, eq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

distale epifyse vd femur

A

zijdelings afgeplat
condylus lateralis
medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

condylus lateralis

A

vertoont zijdelings een bandgroeve en een epicondylus lat
boven deze condyl bevindt zich een caudolateraal de fossa supracondylaris, diep bij eq maar bij ca, su en ru vervangen door een tuberositeas supracondylaris, lat et med
distaal vd lat epicondyl bevinden zich de fossa extensoria en fossa m poplitei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

condylus medialis

A

zijdelings een bandgroeve en een epicondylus med

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de condylen vd femur

A

buigen caudodistaal om en vormen zo doende het femorotibiaal gewricht
zijn van elkaar gescheiden door fossa intercondylaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

patella

A

knieschijf
gewrichtsvlakte, facies auricularis articuleert met de trochlea femoris
de ruwe voorvlakte, facies cran ligt onder de huid
sesambeen in de eindpees van m quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

skelton cruris, ossa cruris

A

(onder)schenkelbeenderen
bevat 2 beenderen
med scheenbeen: tibia is het zwaarst
lat kuitbeen: fibula is zwak of rudimentair ontwikkeld
- verst gereduceerd bij bo en eq
- tussen beide beenderen ligt spatium interosseum cruris
- dit been vormt geen gewricht met de femur, maar kan distaal verder reiken dan de tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

tiba

A

scheenbeen
lang stevig pijpbeen
nagenoeg recht verloopt en vooral prox vormverandering
ondergaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

proximale epifyse vd tibia

A

condylus medialis et lateralis
facies articularis prox
tuberositas tibiae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

condylus medialis et lateralis

A

van elkaar gescheiden door incisura poplitea
med is duidelijk terwijl lat voor grootste deel gevormd wordt door het boveneinde vd fibula
lat condyl heeft facies articularis fibularis voor de fibula bij ru echter is de fibula benig vergroeid met tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

facies articularis prox

A

loopt naar het midden omhoog tegen de eminentia intercondylaris op
door area intercondylaris centralis, groeve, in 2 gescheiden, tuber intercondylaris med et lat
voor en achter eminentia ligt telkens een kuitje, area inter condylaris cran et caud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

tuberositas tibiae

A

kamvormig uitsteeksel vooraan, zet zich omlaag voort als crista tibiae die craniolateraal een sulcus extensorius vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

diafyse vd tibia

A

zwak uitgeholde laterale spiervlakte
mediale gewelfde spiervrije vlakte, planum cutaneum tibiae
vlakke achtervlakte, voorzien van beenlijsten
linea m
linea m politei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

distale epifyse vd tibia

A

cochlea tibiae, door 2 groeven gescheiden via een beenkam

epicondylen heten malleoli, enkels: ma med et lat, beide een groeve, sulcus ma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

fibula

A

kuitbeen
slechts bij car en su volledig
geen gewricht met femur
uiteinde verdikt, prox einde vormt het caput fibulae
corpus fibulae verbindt beide uiteinden bij car en su
distaal einde vormt de ma lat
steekt distaal vd cochlea tibiae uit, niet bij eq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

ossa tarsi

A

voetwortel of sprong
bestaat uit 3 rijen beentjes
krukale rij, omvat de dorsomediale talus, katrolbeen en de lateroplantaire calcaneus hielbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

talus

A

draagt 2 evenwijdige beenkammen, trochlea tali prox, deze articuleren met de cochlea tibiae
lopen sagittaal bij car su en ru, bij eq lopen ze schuin distolateraal
car en su ligt laterprox nog een gewrichtvlak voor fibula en bij ru voor os ma
distaal zit caput tali, bij bo wordt dit vervangen door een 2de trochlea tali ditalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

calcaneus

A

basis vd hiel
eindigt op proc calcanei waarop tuber calcanei staat
basis draagt med het sustentaculum tali dat achter de talus uitspreekt en wrm plantair een peesgleuf te vinden is, sulcus tendineus m felx hallucis longi
proc coracoideus situeert zich dorsolat, articuleert met talus
de gexrichtsvlakten met de calcaneus bevinden zich plantair en lat
zijdelings zijn er bandgroeven maar alleen bij eq is er med een epicondyl
de calcaneus articuleert distaal met het os tarsale 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

tussen talus en calcaneus is er

A

eq weinig beweeglijk, 4 facies ar calcaneae

bo goede beweeglijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

intertarsale rij vd calcaneus

A

bevat slechts een beentje het os tarsi centralis, dat med tussen de krurale en metatarsale rij is geschoven
vormt bij eq gricht met tarsale 3 en 1+2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

metatarsale rij vd calcaneus

A

4 beentjes
os tarsal 1-4
5 wordt niet meer afzonderlijk aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

sv verhouding zitbeen en darmbeen

A

eq darmbeen = 2x zitbeen

bo darmbeen = zitbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

sv symfyse

A

eq rechtlijnig en horizontaal

bo sterk gebogen me dik vooreinde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

vorm os coxae v kRu

A

bijna rechtlijnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

sv darmbeenvleugel

A

eq breed en loodrecht

bo minder breed dan horizontaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

sv tuber coxae

A

eq breed, lager dan tuber sacrale

bo driehoekig, hoger dan sacrale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

sv linea glutae

A

eq boogvormig, midden van vleugel

bo meer lateraal en sagittaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

sv crista iliaca

A

bo caudomediaal gericht

kRu convex

59
Q

sv darmbeenzuil

A

eq lang en driehoekige doorsnede

bo kort en ovale doorsnede

60
Q

spina ischiadica bij bo

A

hoog, scherp en loopt tot tube ishiadicum

61
Q

linea arcuata bij bo

A

onduidelijk

62
Q

tuber m psoas minoris bij bo

A

onduidelijk

63
Q

facies glutae bij kRu

A

dorsolat gericht

64
Q

sv ramus cranialis

A

eq horizontaal

bo ventroomediaal

65
Q

sv pecten

A

eq hengst: verheven knobbel med op rand, tuber pubucum dors et vent
eq merrie: scherpe rand, tuber vent
bo afgeronde rand en scherp punt med, stier doorsnede rond

66
Q

sv eminentia iliopubica

A

eq onduidelijk

bo kamvormig en staat dicht bij acetabulum

67
Q

ramus caud bij bo

A

caudoventraal

68
Q

for obturatorium bij bo

A

zeer groot

69
Q

sv zitbeenplaat

A

eq zwak en horizontaal
bo omvangrijk en schuin craniovent afhellend
kRu horizontaal

70
Q

sv ramus ossis ischii bij eq

A

horizontaal

71
Q

sv tubet ischiadicum

A

eq laterale en caudodorsale punt

bo dorsale, ventromed en ventrolat hoek

72
Q

sv arcus ischiadicus

A

eq breed en ondiep

bo smal en diep, vooral bij stie

73
Q

crista symphysialis bij bo

A

koe craniaal, stier caudaal op zitbeen

74
Q

spina ischiadica bij kRu

A

laag en langgerekt

75
Q

cingulum membri pelvini su

A

bekkengordel is lang en smal, vooral thv spina ischiadica
facies glutea is lateraal gericht
spina ischiadica scherp verheven en doorlopen op ischium

76
Q

cingulum membri pelvini car

A
darmvleugel
- facie glutae ligt lateraal
- linea glutae vent, dors et caud
tuber coxae is ingedeeld in een cran et caud punt
symfyse wordt laattijdig verbeend
77
Q

sv bekkeningang

A
eq is cirkelvormig, 20-25cm hoog en 11-13cm breed
bo is ovaal, 20cm hoog en 18cm breed
kRu ovaal 12cm hoog en 9cm breed
su ovaal 14cm hoog 9cm breed
ca cirkelvormig bij vrouw
78
Q

bekkenkanaal eq

A
bekken vooraan wijd en achteraan smaller
lichte inclinatie
merrie:
darmbeenzuilen parallel 
allentuber pubicum vent
arcus ischiadica
-snelle geboorte door smalle kop, die beweeglijke hals en smalle schouders vh veulen
hengst: divergeren de darmbeenzuilen caud en is er wel een tuber pubicum dors aanwezig
79
Q

bekkenkanaal bo

A

bekkenholte is bijna wijd cran als caud
bij koe is hoogte > breedte, maar bij het kalf breedte > hoogte
bekkenbodem is sterk in de 2 richtingen uitgehold
schuine stand vd zitbeenplaten krijgt de bekkenbodem ook lateraal een benige rand, ook de hoge en lange spina ischiadiaca helpt hierbij

80
Q

bekkenkanaal kRu

A

zeer sterke inclinatie

81
Q

bekkenkanaal su

A

hoge med gerichte spina ischiadicae met de parallel staande darmbeenzuilen, buisvormig uitzicht aangepast aan de cilindervormige vorm vd biggen, maar de geboortehulp wordt hierdoor bemoeilijkt

82
Q

bekkenkanaal ca

A

bekken vertoon een zeer sterke inclinatie
bekkenholte is dorsovent afgeplat en nauwst bij de spina ischiadica
bekkenuitgang is wijder dan de bekkeningang

83
Q

sv caput femoris

A

eq weinig uitstekend

bo sterk afgerond en ver uitstekend

84
Q

sv collum femoris

A

eq onduidelijk

bo duidelijker

85
Q

sv trochanter major

A

eq pars cran, niet hoger dan caput en caud ver uitstekent

bo ongedeeld, zwaar en hoog uitstekend

86
Q

crista intertrochanterica bij eq

A

tussen trochanter major naar trochanter terius

87
Q

sv trochanter tertius

A

eq bovenste 1/3 haakvormig naar voor gericht

bo niet afwezig

88
Q

sv supracondylaris

A

eq diep

bo ondiep, omgebouwd tot tuber

89
Q

trochlea femoris bij eq

A

mediale beenkam, tuber trochleae ossis femoris

90
Q

patella vorm

A

eq omgekeerde piramide
bo smaller
car craniaal gebogen, 2x zo lang als breed

91
Q

sv basis patella

A

eq aanhechting voor spieren

car spitser dan de de distale apex

92
Q

sv patella punt

A

bo scherper

su breder

93
Q

patella eq

A

apex patellae naar onder gericht
mediaal vezelkraakbeen, proc cartilagineus
gewrichtsvlakte gedeeld door sagittaalkam

94
Q

patella bo

A

gewrichtsvlakte gedeeld door stompe sagittaalkam

ruwe bovenvlakte geeft mediaal aanhechting aan een zwaker vezelkraakbeen

95
Q

patella su

A

voorvlakte door een kam in 2 gedeeld

bovenvlakte is knobbeliger

96
Q

patella car

A

meestal een fibrocartilago suprapatellaris en fibrocartilago parapatellaris lat et med

97
Q

sv gewrichtsvlakte fibula

A

enkel aanwezig bij eq

98
Q

tuberositas tibiae bij eq

A

2 gedeeld, door sulcus tuberositas tibiae voor middenste rechte patellaband

99
Q

diafyse v tibia bij eq

A

prox, driehoekig, distaal, dwarsovaal

100
Q

sv cochlea

A

eq craniolateraal gerichte groeven

bo sagittaal gerichte groeven

101
Q

proximale epicondylus lateralis bij bo

A

vergroeid met fibula

102
Q

ma lat bij bo

A

2 gewrichtsvlakten voor os ma en een peessleuf

103
Q

ma med bij bo

A

steekt dorsaal ver distaalwaarts uit

104
Q

fibula eq

A

lang styletvormig beentje
distaal einde versmelt halfweg met de tibia
dsitale epifyse vergroeit tijdens het eerste levensjaar met de tibia, waarvan het de ma lat vormt

105
Q

fibula bo

A

caput fibulae vergroeid met lateralis condylus van tibia
middenstuk is vervangen door lig fibulare
distaal einde vormt een afgeplat los been, os ma articuleert met
- tibia
- talus
- calcaneus
prox rand draagt in het midden een scherp uitsteeksel
lat vlakte draagt sulcus ma voor de pees vd m. ext digitorum lat

106
Q

fibula su

A

fibula is betrekkelijk sterk ontwikkeld

caput fibulae ligt latero-caudaal

107
Q

fibula ca

A

betrekkelijk plat been
distaal einde
- vormt verdikt ma lat, verder reikt dan tibia
-ook gewrichtvlak met talus en calcaneus
- laterale vlakte draagt 2 peesgleuven
*voor m peroneus longus
* voor m ext digitorum la met de m peroneus brevis

108
Q

sv ossa tarsi aantal

A

eq 6
bo 5
su 7
ca 7

109
Q

sv ossa tarsi cruraal

A

eq en bo talus en calcaneus

110
Q

ossa tarsi eq

A

intertarsaal: os tarsi centrale
metatarsaal:
- 1+2 os cuneiforme mediotermedium
- 3 draagt os tarsi centrale
- 4 neemt 2 rijen hoog in
tallus:
- 2 beenkammen lopen distolateraal
- mediaal een epicondyl, tuber tali
- weinig beweeglijkheid
calcaneus
- tuber calcaneus is zwaar en draagt een dwarsgroeve bovenop
samenkomst van tarsi centrale, tarsale 3 en 4 een ronde opening, canalis tarsi, hierdoor loopt arterie a tarsea perforans in de sprong

111
Q

ossa tarsi bo

A

os tarsi centrale is met het os tarsi 4 vergroeid to os centroquartale, neemt de gehele breedt vd sprong in
os tarsi 2+3 zijn vergroeid : os cuneiforme intermediolat
intertarsaal-metatarsaal:
os centroquartale
os tars 1, 2+3
tallus
- beenkammen lopen sagittaal
- lateroprox op de talus is er nog een gewrichtsvlakte voor het os ma
- caput tali wordt vervangen door 2de trochlea tali
- goede beweeglijkheid tussen talus en calcaneus
clacaneus
-lang en eerder slank
- tuber calcanei draagt een dwarse kam die plantair uitloopt in een holle vlakte
ingang vh canalis tarsi ligt dicht bij de metatarsus tussen het os centroquartale en het os tarsale 2+3

112
Q

ossa tarsi su

A

tallus heeft grote beweeglijkheid dankzij de trochlea tali prox et dist
- het sustentaculum ali is smal, zwak ontwikkeld en draagt een gleuf
calcaneus is zeer lang en draagt weinig uitspringend tuber calcanei die een sagitale gleuf omvat 4 beentjes

113
Q

ossa tarsi ca

A

tallus
- trochlea tali loopt gewrichtsvlakte ver distaalwaarts
- grote beweeglijk ondanks slechts 1 trochlea
calcaneus: zeer lang en tuber calcanei draagt brede gleuf
metaarsale rij 4 beentjes -> grootste is meest lat

114
Q

ossa metatarsalia car

A

alleen heeft nog 5 stralen, andere gereduceerd aantal
os metatarsalis 1 is bij de kat zeer rudimentair en draagt geen teen
bij ca kan dit been goed ontwikkeld zijn of zeer rudimentair, meestal versmolten met os tarsale 1

115
Q

ossa metatarsalia eq

A

lijkt heel erg op metacarpus, maat achterpijp is langer en is eerder rond dan dwarsovaal in doorsnede
tuberositas ossis metatarsalis 3 ligt meer dorsaal dan tuberositas o metacarpalis 3
griffeleentjes zijn langer en zwaarder, laterale draagt gedeeltelijk os tarsale 4, med draagt bijna uitsluitend os tarsale 1+2, spatbeentje

116
Q

ossa metatarsalia bo

A

lijkt heel erg op metacarpus, maar is langer en de doorsnede is bijna vierhoekig in plaats van dwarsovaal
sulcus longitudinalis dors is zzer diep maar canalis metatarsi prox ontbreekt
op de facies plantaris komt een sulcus longitudinales plantaris
os sesamoideum metatarsale,ligt in de vorm van een klein plat e, rond beentje medioplantair van prox epifyse

117
Q

ossa digitorum pedis car

A

bij fe ontbreekt de 1ste teen
bij ca kan de 1ste teen onreken, maar bij veel aanwezig vaak als hubertusklauw (kan zelfs dubbel= avatisme)
de 1ste teen omvat bij ca slechts 2 falangen(1+3)

118
Q

ossa digitorum pedis eq

A

kootbeen korter, met een breder prox en een smaller dist epifyse
kroonbeen is zijdeling meer plat gedrukt en draagt een torus plantaris
hoefbeen is platgedrukt en u vormig
- wandvlakte staat steiler
- zoolvlakte is meer uitgehold en heeft en langovale vorm
- sesambeentjes en straalbeentje zijn kleiner

119
Q

ossa digitorum pedis bo

A

zoals aan voorvoet, allen de falangen 1 e 2 zijn korter

120
Q

ossa sesamoidea car

A

ligt beiderzijds een sesambeen in de beginpees vd m gasstrocnemius, deze vertonen een gewrichtsvlakje met de condylen vd femur
in de beginpees vd m popliteus dicht bij de lat meniscus vh kniegewricht komt er nog een sesambeentje voor
overige sesambeenderen hetzelfde als van voor

121
Q

syndesmologie bekkenstreek

A

straffe verbinding met voldoende elasiciteit, rond de partusperiode is de beweeglijkheid toegenomen door hormonale invloed van relaxine
enkele belangrijke BW structuren die niet rechtsreeks aansluiten bij het iliosacraalgewricht of brede bekkenband
- membrana obturia: BW plaat sluit for obturatorium af op canalis obturatorius na, doorgang voor bloedvat, zenuw, …
-lig pubicum craniale: stevig lig dat zich uistrekt voor het pecten tusen beiderzijdse eminentiae iliopubicae
- lig arcuatum ischiadicum boordt de arcus ischiadicus af

122
Q

articulatio sacroiliaca

A

gevormd door facies articularis van respectievelijk het os ilium en os sacrum
gewrichtskapsel
- zeer eng, hechte karakter van dit gewricht en de korte gewrichtbanden
bekkenband

123
Q

sv bekkenband qua lig

A

fe geen
ca zeer smal lig, loopt proc articularis laatste S en co 1 nar tuber ischiadicum
ung veel breder en duidelijk opgesplitst in 2 delen
spinadeel: lig sacro-iliacum
zitbeendeel: lig sacro-ischiadicum

124
Q

verschil bo en andere ung bij opsplitsing brede bekkenband

A

bo
spinadeel: van pars lat sacralis naar spina ischiadica
zitbeen: van pars lat sacralis naar tuber ischiadicum
andere
spina: zelfde
zitbeen: naar proc transversus begin co

125
Q

articulatio coxae

A

tussen caput femoris en facies lunata vh acetabulum
- het a heeft een versterkt vezel-kraakbeenachtige rand, labium a, bovenop de margo- a
- hierdoor wordt meer dan helft vd femurkop in uiteindelijk gewricht
gewrichtskapsel
- zeer ruim en ingestulpt door lig capitis ossis femoris
- geen collateraalbanden
- sterk bedekt door spieren, intraarticulaire injectie moeilijk uitvoerbaar

126
Q

articulatio coxae

beweeglijkheid bij ung

A

vooral buigen en strekken
weinig abductie, banden en adductorspieren
zware broekspieren

127
Q

articulatio coxae

beweeglikheid bij car

A

grote zijwaartse beweeglijkheid, vb bij plashouding reu

128
Q

articulatio genus

A

omvat 2 gewrichten
-knieholte gewricht: articulatio femoro-tibialis
knieschijf gewricht: articulatio femoro-patellaris

129
Q

articulatio femoro-tibialis

A

bevat menisci articularis

  • fibreus kraakbeen
  • voor schokbreken en congruentie verzekeren
  • vorm van manderijnpaartjes
    • abaxiale rand is convex en dikker
    • axiale rand is concaaf en dunner
130
Q

articulatio femoro-tibialis

gewrichtskapsel

A

zeer wijd
fibrosa hecht aan de femur, tibia en de zijranden vd menisci
synovia bouwt 2 synoviaalzakken uit:
-med
-lat gekenmerkt door 2 uitbochtingen
* een naar distaal omhult pees vd MEDPeldLo
* een naar lat omgeeft pees v m popliteus
- beide synoviaalzakken zijn bij
* ca bijna altijd
* bo meestal
* eq nooit verbonden
- elke zak wordtt door een meniscus in een prox en een distaal deel verdeeld
- ca strekken deze zakken zich ook uit rond de gewrichtjes vd vesaliusbeentjes

131
Q

articulatio femoro-patellaris

A

gewrichtskapsel
prox onder de m quadriceps femoris tussen trochlea femoris en patella
- geeft blindzakken naar lat en med die distaal tot aan het femoro-tibiaal gewrichtskapsel reiken
corpus adiposum infrapatellare rond het gewrichtskapsel

132
Q

sv tibio -patellaire banden

A

bo en eq
lig patellae lat, intermed et med
andere
lig patellae

133
Q

corpus adiposus genus

A

tussen gewrichtskapsel en rechte band

bij bo: med en middenste rechte band

134
Q

bursa infrapatellare

A

tussen kapsel en de middenste rechte band, prox van diens insertie op de tibia

135
Q

speciaal voor eq

A

corpus adiposus genus, algemeen
bursa infrapatellare omvat:
- prox slijmbeurs vd middenste rechte knieschijfband
* tussen het gewrichtskapsel en het middenste rechte band vlak onder de oorsprong daaran, tegen de patella aan
- distale slijmbeurs vd middenste rechte knieschijf
* tussen kapsel en middenste rechte band, prox van diens insertie op de tibia

136
Q

sv articulatio tibio-fibularis prox

A

ru synostose
andere dieren:
- zeer zwak gewrichtje, waarvan het gewrichtskapsel verbonden is met de lat gewrichtzak vd articulatio femorotibiale
- capitulum fibulae is met 2 lig verbonden met de tibia namelijk ligg capitis fibular cran et caud

137
Q

sv articulatio tibio-fibularis distalis

A

eq: komt nier voor -> opgenomen in de distale epifyse vd tibia
car su en ru:
- zeer zwak gewricht, kapsel gevormd wordt door een uitbochting vh talocruraal gewricht
- naast de sterke verbinding met calcaneus, os tarsale 5 en de lat metatarsus door lat zijdelingse banden is er lat een lig tibio-fibulare cran et caud

138
Q

gewrichtskapsel v articulatio tarsi

A

fibrosa strekt zich over de ganse tarsus uit, zowel plantair als dorsaal is de fibrosa verdikt
plantair is er een longitudinale uitholling, canalis tarsi
-verlopen de pees vd m flexor hallucis longis, de plantaire takken vd a en v saphena en de med en lat plantaire digitaalzenuwen
serosa hecht vast op de uiteinden vd gewrichtkraakbeenvlakken en vormt enkele afgesloten synoviaalzakken
- talocruraal, meest wijd meest prox
- prox intertarsaal
- dist intertarsaal
- tarsometatarsaal

139
Q

katrolgewricht

A

verend scharniergewricht, gecormd door d trochlea tali prox, de cochlea tibiae en het distale einde vd fibula of van os malleolare, deze laatste structuur articuleert, behalve bij het eq ook met het hielbeen

140
Q

gewrichtskapsel katrolgewricht

A

zeer ruim en heeft bij eq een dorsale en 2 plantaire uitbochtingen

  • dorsale uitbochting ligt prox vd spatpees med eindpees m tibialis anterior
  • plantaire uitzakkingen zijn proximoplantair vd beide malleoli te voelen
141
Q

articulatio intertarsea proximalia

A

verbindt het katrolgewricht en het hielbeen met het os tarsi centrale en met het os tarsale quartum
bij su en ru rolgewricht gevormd tussen talus en intertarsaalrij
car beweeglijk verbinding tussen talus en calcaneus
eq juist strakke intertarsaalgewrichten

142
Q

articulatio centrodistalis

A

bestaat niet de ganse breedte vd tarsus vermits het os tarsale quartale vanaf de metaarsale rij tot aan de calcaneus reikt
zitten de distale verbindingen tussen os tarsi cenrale en de metatarsale rij
het kapsel omsluit deze verbindingen in dit zeer strakke gewricht

143
Q

articulatio tarsi-metatarsea

A

zeer zwak gewricht

vormt de verbinding tussen de distale zijde vd metatarsale rij en de metatarsus

144
Q

aticulariones intra- et interordinarii

A

tussen naburige beentjes vean een bepaalde rij of tussen 2 beentjes van 2 opeenvolgende rijen
hebben geen eigen gewrichtskapsel
ze hebben wel aparte bandjes, kore sprongbanden